“Kahina, Kahina, schrijf de vrijheid; jij kent geen begrenzingen; jij overwint obstakels,…”
…zong DjurDjura. De Algerijnse ‘meidengroep’ eerde hiermee hun Berberse voormoeder, de mythische vorstin en legerleidster Kahina (zevende eeuw van onze tijdrekening). Toch genieten Berbervrouwen bijzonder weinig vrijheid. Maar ze drukken zich al eeuwenlang op een sluikse manier uit: in hun ‘typische’ vrouwenvlijt: textiel en juwelen. Maar wat een rijke expressie!
Kahina (ook wel Kahena) de Berberstrijdster en koningin van het Auresgebergte, wie was ze? In 703 zou ze omgekomen zijn in de strijd tegen de Arabische indringers. Als een furie zou ze die Omajjaden eerder in het zand doen bijten…
“Te paard aan het hoofd van haar legertroepen, haar honingkleurige haren reikten tot haar nieren, gekleed met een rode tuniek was ze een enorme schoonheid […] Waarzegster en passionaria. Vijf jaar lang bood ze weerstand aan de Arabische invallers.”
Zo omschrijft Gisèle Halimi, de Tunesisch-Frans-Joodse advocate en feministe in haar romantische fictie La Kahima deze legendarische vrouw. Haar grootvader en vader vertelden flarden van deze mondelinge traditie waarbij Halimi ging denken dat de heroïsche vrouw haar ‘voor-moeder’ was. Halimi zelf met Joodse wortels, voedt daarmee de eeuwenoude verbeelding van Joden in de Maghreb. Dat Kahena Joods zou geweest zijn, is onder andere gebaseerd op haar naam zelf, weet Paul Vandenbroeck, doctor in de kunstgeschiedenis (KULeuven) en eminent kenner van de Berberculturen:
“Kahema is de vrouwelijke versie van Kohen, Cohen, Cohn, Kahn,… Deze Joodse familienamen betekenen ‘profeet, ziener’.”
Of was Kahina een christelijke koningin, zoals sommigen beweren? Legendes en historische interpretaties tieren welig. Voor strijders van vrouwenrechten is La Kahina het boegbeeld, een vrouw met een politiek-militair parcours. Voor Berberbewegingen is zij het icoon van de amazighité, de Berberse ‘identiteit’ (Imazighen is immers het Berberse woord voor… Berber). Ook ‘Kahina’ heeft verschillende ‘schrijfwijzen’: Dihya, Dahia, Daya, Dehiya, Dahya Damya… Door moslims wordt ze soms ook de ‘profetes’ genoemd voor haar vaardigheid om in de toekomst te lezen.
Hoe weelderig de legenden en opgeklopte verhalen ook tieren, over sommige elementen zijn historici en onderzoekers het eens. De slag met de kamelen (rond 688) heeft wel degelijk plaatsgevonden. In de zevende eeuw trokken de legers van de Omajjaden wel degelijk op veroveringstocht door Noord-Afrika, ook in het Auresgebergte waar de troepen van La Kahina zich verscholen hadden. De Berbers hadden zich verstopt tussen kuddes van kamelen en schoten hun pijlen af tussen de benen van de viervoeters. De belegerde Arabieren waren compleet van de hand Gods geslagen en dolven het onderspit. Overwonnen door een vrouw!
Verbrande aarde
Summum van superioriteit: aan het groot aantal gevangen Arabieren schonk de vrouwelijke legerleidster opnieuw de vrijheid. Behalve aan Khalid Ibn Yazid, neef van de Arabische legerleider Hassan. Meer nog, ze adopteerde hem als haar (derde) zoon. Maar mogelijks nam ze hem tot minnaar. Was ze verliefd of was het een oorlogstactiek? Want La Kahina was geen doetje; ze nam ook haar toevlucht tot de eeuwenoude tactiek van de ‘verbrande aarde’. Dat platbranden van dorpen en van de voedselvoorraad was een (gebruikelijk) middel om de vreemde invallers te stremmen maar riep ook gemor op bij haar eigen sedentaire bevolking in de oasen. Ook omdat ze bij het beheer van haar grondgebied geen represailles tegen moslims nam. Het droeg bij tot haar uiteindelijke nederlaag. Of misschien werd ze verklikt door haar mooie Arabier?
De bronnen zijn verdeeld: stierf Kahina met het zwaard in de hand tijdens een gevecht? Pleegde ze zelfmoord door het innemen van gif? Of werd ze gevangengenomen en onthoofd door de bezetters? Vreemde indringers die zich voor eeuwen nestelen in ‘andermans’ gebied.
Is het verwonderlijk dat deze overrompelde, oorspronkelijke bewoners van Noord-Afrika een zekere vrijheidsdrang koesteren? En dat de expressie naar vrijheid verdoken is? ‘Vrij en nobel’, dat is een vertaling van Imashaghen, zoals de Toearegs zich ook wel eens noemen. De blauwe mannen – wegens hun blauw hoofddeksel want ook mannen zijn gesluierd – zijn eveneens Berbers, nomadische veetelers in de Sahara.
Het woord Berber zou volgens sommigen een verbastering zijn van het Latijnse woord voor… Barbaren (al is dat omstreden). Berbers, mogelijks de oorspronkelijke bewoners van Noord-Afrika, zijn een caleidoscoop van stammen, van culturen en van talen. De verscheiden volkeren woonden in een strook ten noorden van de Sahara over een lengte van ruim 6.000 kilometer, van Egypte tot (zelfs) de Canarische eilanden. Daar kregen ze een veelheid van vreemde bezetters over zich heen: van Fenicische handelaren tot Grieken, Romeinen, Vandalen, Byzantijnen en Arabieren. Die ‘kolonisaties’ bewerkstelligden dat Berbers hun eeuwenoude rijke tradities verweefden met ‘allochtone’ culturele elementen.
Juwelen als identiteit
Al die ‘uitheemse’ invloeden sijpelden – min of meer – binnen in hun culturen. Zo werd de filigraan-techniek in de Berberjuwelen overgenomen van de Feniciërs. Dat staat te lezen in het pronkboek Berber Memories – Women and Jewellery in Morocco. Het is meer dan zilver dat blinkt.
Het zilversmeden zelf zou via Joodse edelsmeden in Noord-Afrika zijn aangeleerd. Die vruchtbare wisselwerking tussen Joden en Berbers wordt eveneens geïllustreerd door de khamsas, de ‘handjes’ in de vorm van hangertjes die nog vaak terug te vinden zijn. Deze talismanjuwelen beschermen tegen het boze oog en hun getal vijf (van evenzoveel vingers) zou geluk brengen. Die geluksbrengers werden voordien al gemaakt door Joodse ambachtslui. Deze symbolische juwelen verspreidden zich nadien over heel Noord-Afrika en daar spreekt Michel Draguet, de auteur van de tekst van het boek, zich tegen: hij beweert dat ze nooit écht geadopteerd werden door de Berbers maar toch staan talloze foto’s van Khamsas – ook gedragen op het lichaam van Berbervrouwen – in het boek.
Ook met Toearegjuwelen, dus eigenlijk ook Berberjuwelen, ziet de auteur een gelijkenis.
“Ook deze opsmuk vertoont vaak de driehoekige vorm van de kop van een ram. Deze driehoek zou – onbewust – de vorm van de Sahara, eenmaal een eenheid, symboliseren [….] Juwelen ontlenen vormen die getuigen van eeuwenoude rituelen. Van muurschilderingen tot zilveren juwelen, bestaat er een zekere continuïteit. […] Deze ramfiguren werden lang overgeërfd maar verloren beetje bij beetje hun betekenis.”
En hij citeert Wilhelm Worringer, theoreticus van abstracte vormen uit het begin van de twintigste eeuw die meende dat deze geometrische vormen hun betekenis vinden in het feit dat ze ontspruiten uit de menselijke natuur. Jack Lang, de voormalige minister van cultuur van Frankrijk en huidig voorzitter van L’Institut du Monde arabe poneert in de inleiding van dit kijkboek:
“De juwelen die vrouwen van hoofd tot tenen bedekken, zijn werkelijk een schild. Deze opschik, die ook voorhoofd en slaapbeen bedekt, oorringen, halskettingen, hangers en fibulae, armbanden en enkelbanden zijn enkel de transformatie van een soort taal. Dergelijke symbolische en profylactische versieringen beschermen de drager tegen alles en iedereen. Als element van identificatie, verkondigen ze ook tot welke specifieke regio, dorp, stam of familie een vrouw behoort.
Ze vormen dus een symbolische link tussen de mensheid en de omgevende natuur. In de beangstigende context van opkomende woestijnvorming, Mensen zouden dus hun toevlucht hebben gezocht tot verfijnde figuratie die natuurlijke bescherming bood. Daarom zou hij/zij die zuivere geometrische vormen (zoals de driehoek) voorgesteld hebben als het bewijs van zijn/haar begrip – en dus kennis – van de wereld.”
Maar er zijn nog andere invloeden die doorsijpelen in Berberjuwelen: op zilveren oorringen figureren vogeltjes. Het is mogelijk een overlevering van ‘christianisering’, aldus de auteur Michel Draguet:
“Vogels die leven tussen hemel en aarde getuigen van de kwetsbaarheid van het menselijk lot en dat zelfs voordat vogels in de moslimverbeelding werden geadopteerd als engelen. De cirkel waarin de vogels verkeren, zou het natuurlijke proces van de kosmos voorstellen. En dat in tegenstelling tot het vierkant dat de menselijke – of zelfs mannelijke – visie belichaamt.”
Ook de emailtechnieken die de juwelen ‘kleuren’, vinden hun grond in interculturele contacten. Groene en gele email ontstaat door het verpulveren van glasparels uit Murano (Venetië) en Bohemen.
Vrouwen zonder vrijheid
Michel Draguet citeert eveneens de Noord-Afrikaanse spreuk:
“Hij die de tong/taal beheerst, beheerst de mens.”
Daarmee stelt hij dat vrouwen die de mannelijke dominantie in de Maghreb torsen, evenwel via taalgebruik, mondelinge overlevering maar ook artisanale en artistieke expressie het machtsinstrument hebben omgebogen.
“Juwelen én tapijten voor dagelijks gebruik zitten boordevol betekenissen en sub symbolische associaties. Ze zijn heel, heel complex. Zelfs ter plekke zijn ze nooit in woorden gevat of beschreven.”
Dat stelt kunsthistoricus Paul Vandenbroeck, senior researcher aan het onderzoekscentrum Illuminare (KU Leuven) en specialist van Berberculturen en hun vrouwelijke kunstzinnige expressies. In 2000 maakte hij een fel gesmaakte tentoonstelling ‘Borderline’ en de bijhorende catalogus ‘Azetta, Berbervrouwen en hun kunst’.
Berbervrouwen hebben het niet onder de markt want in hun eigen cultuur worden ze nog meer miskend dan onder islamitische dominantie. De Berbercultuur is immers een strakke patriarchale samenleving. Vrouwen kunnen niet erven. Meer zelfs, soms zijn ze zelf een deel van de erfenis. Zonder inspraak, wel te verstaan.
Dit patriarchaat leeft zelfs verder wanneer een Berberfamilie de heimat verlaat en naar het buitenland migreert. Die mannelijke archaïsche overheersing leidt soms tot dramatische gebeurtenissen. Getuige daarvan nog een liedje van Djurdjura. Het vertelt het verhaal van Nura (Norah), een meisje van zestien jaar, vermoord door haar eigen familie omdat ze een Frans vriendje uitkoos. Om dezelfde reden werd de oprichtster van de zanggroep in 1987 – ei zo na – zelf het slachtoffer van een eremoord omdat ze een kind kreeg met haar Franse gezel.
Maar ondanks dat strakke juk in de Berbergemeenschap slagen vrouwen erin een vrijheid te scheppen in hun ‘artisanaat’, zoals Paul Vandenbroeck bewijst:
“Er lijkt een onoplosbare tegenspraak te bestaan tussen de vrijheid en de durf van deze kunst enerzijds en de onderdanigheid van vrouwen in de Maghrebijnse cultuur anderzijds. Aan de ene kant leefden de kunstenaressen in – voor hedendaagse westerse normen – een moeilijk voorstelbare horigheid. Bovendien waren ze slechts met zeer archaïsche hulpmiddelen uitgerust. Hun aardewerk werd met oeroude technieken vervaardigd, zonder draaischijf en zonder bakovens. Hun kleding was tot in de vorige eeuw te vergelijken met de mediterrane kleding uit – bijvoorbeeld – de Griekse Oudheid. Hun werktuigen waren rudimentair en vergden een zware fysieke inzet. De dagelijkse taken (vooral de voedselbereiding en de kinderzorg) namen enorm veel tijd in beslag. Alleen al de techniek van het weven vereist een andersoortige beheersing van de creativiteit.”
Weven in vrijheid
De sociale, politieke, militaire, religieuze ‘buitenwereld’ is in de Maghreb – nog altijd grotendeels – een mannenzaak. In de bekrompenheid van de eigen gemeenschap en in hun afgesloten wereld toefden vrouwen onder elkaar maar gaven van moeder op dochter wel hun cultuur door. Een belangrijke ‘vrouwencultuur’ was de weefkunst die in de beslotenheid van hun vrouwenvertrekken of hun plekje in de tent beoefend werd:
“Deze (traditionele rurale) culturen besteedden hun schaars economisch overschot niet aan nutteloze objecten maar richtten hun zin voor schoonheid en beeldende uitdrukking op gebruiksvoorwerpen. Dit ‘utilitaire’ karakter maakte dat het Westen dit werk niet als ‘kunst’ beschouwde. De traditionele kunst van vrouwen behelst vaak ook meer dan de textielkunst.” (Paul Vandenbroeck)
En in bijna elke tent of elk huis waren weefsters bedrijvig:
“De weefkunst van de Berbervrouwen was bijna uitsluitend abstract. Ze streeft niet naar natuurnabootsing of herkenbare wezens of vormen. […] In de textielkunst van de Berbervrouwen bestaan twee stijlen van abstractie: een spontaan aandoende stijl, die een enorme verscheidenheid van vormen en composities schept en een strikt beregelde stijl van streng-geometrische motieven.
De weefkunst is niet enkel een vormenkunst. Ze is ook draagster van ontelbare boodschappen. De motieven op de weefsels, abstract of figuratief, waren niet zozeer versiering maar dragers van een inhoud. Vooral de textielen met een abstract motievenrepertorium laten zich niet zomaar ontcijferen.”
Body Art
Maar de ‘opsmuk’ van Berbervrouwen gaat verder dan ‘schuilen’ onder prachtig textiel en zich versieren met geraffineerde juwelen. Paul Vandenbroeck ziet de vrouwen ook als ‘lichaamskunstenaressen’:
“Deze traditionele ‘body art’ vertegenwoordigt vele symbolische betekenissen. Weinige zijn tot dusver ontsluierd. In de traditionele Berbercultuur speelden de tatoeage, de tijdelijke beschildering van gezicht, handen en voeten, het overvloedig gebruik van juwelen en de inkleding van het lichaam een zeer belangrijke rol. In de omvorming van het vrouwenlichaam tot een meestal hiëratische verschijning, draagster van een veelzijdig maar onuitgesproken zelfbeeld. Frivoliteit, luchtigheid en behaagzucht komen hier zelden aan bod. Het gaat veeleer om een gedragen ernst, een strengheid vaak. Meermaals hebben westerse waarnemers uit de late 19e of vroeg 20e eeuw, toen het traditionele uiterlijk nog niet zozeer door ‘modernisering’ was aangetast, de Berbervrouwen vergeleken met de ‘matronen’ uit de mediterrane Oudheid. Deze opmaak van het vrouwelijk lichaam is zeer rijk aan betekenis. Hij onthult het zelfbeeld en ook de sociaal-culturele eisen die aan vrouwen gesteld worden, of de dwang die hen wordt opgelegd. In de Berbercultuur bepaalden vrouwen zelf echter – of beter bepaalde een vrouwentraditie – welke hun opsmuk was. Het verhaal achter deze zeer rijke traditie van juwelen, tatoeage, kleding, enzovoort zou een bijkomende dimensie verlenen aan wat de textielkunst ons leert over de beschaving.”
Hoe een eeuwenoud strak maatschappelijk, cultureel en mentaal patroon aanvaarden en toch subtiel doorbreken, het is iets dat stemt tot nadenken, zoals Paul Vandenbroeck besluit:
“De weefkunstenaressen lieten de aardse werkelijkheid ongemoeid. Hun houding schommelde tussen aanvaarding en moed in onvrijheid: om eindeloos te herbeginnen, zoals de duizenden knopen van een tapijt.”
~ Eliane van den Ende
Historicus en cultuurjournaliste. Vrouwenverhalen fascineren haar.
Berber Memories – Women and jewellery in Morocco, het boek rond een Brusselse privé-collectie, met bijdragen van Michel Draguet en Nathalie de Mérode, in samenwerking met het Institut du Monde arabe in Parijs is een uitgave (in het Frans en in het Engels) van het Mercatorfonds.
Halimi, Gisèle, La Kahinan, uitg. Plon, 2006
Paul Vandenbroeck maakte diverse tentoonstellingen rond Berbertextiel en schreef het boeiende boek (catalogus bij de Brusselse tentoonstelling ‘Borderline’) Azetta, Berbervrouwen en hun kunst, uitg. Paleis voor Schone Kunsten, Brussel en Ludion, 2000.
Prachtig bloedrood vrouwentextiel uit de Berberwereld is verweven in het totaalconcept Ademrood naar het idee van choreografe Pé Vermeersch en Paul Vandenbroeck, met gedichten van Paul Demets, kunstwerken van Linda Vinck (mixed media), Christophe Denys (schilderkunst), Pé Vermeersch (video, installatie), Saskja Snauwaert (kantkloswerk/mondmasker), de soundscape van Peter Clasen en de kostuums van Anita Evenepoel. Vanaf mei zou de performance-installatie hernomen worden. Maar gezien de huidige Covid-pandemie is alles voorwaardelijke wijs. Informatie (en ook voorsmaakje via video) via de website van Pé Vermeersch: www.pevermeersch.com.