Iedereen die wel eens vanaf station Amsterdam Centraal via het Damrak naar de Dam (of de Bijenkorf) heeft gewandeld, moet langs de grootse bakstenen Beurs van Berlage zijn gelopen. Natuurliefhebbers zijn wellicht weleens het Jachthuis Sint Hubertus gepasseerd op de Veluwe. Volgens de officiële website van de Hoge Veluwe: ‘één van de meest iconische gebouwen van Nederland’. Tenslotte lopen bezoekers van het Gemeentemuseum in Den Haag door het laatste werk van Berlage, voltooid na zijn overlijden.
De sporen van architect Hendrik Petrus Berlage (1856-1934) – ook wel de ‘vader’ van de moderne Nederlandse architectuur genoemd – zijn door heel het land te vinden. De theorieën en architectonische stijl van Berlage dienden als inspiratie voor latere toonaangevende stromingen en groeperingen in Nederland, zoals de Amsterdamse School, De Stijl en het Functionalisme. Die sporen reiken echter verder dan onze landsgrenzen en strekken zich helemaal uit tot Jakarta en Soerabaja in Indonesië.
Het ‘Gedung [gebouw] De Nederlanden van 1845’ uit 1913, een voormalig Nederlands verzekeringskantoor, bevindt zich in Jakarta. Het andere gebouw – wellicht bekender – is het ‘Gedung Singa’ uit 1900-1901 (soms vertaald als ‘het huis met de leeuwen’ en ook een verzekeringskantoor) in Soerabaja. Hoewel dit bijzondere gebouw door langdurige leegstand in een vervallen staat verkeert, is er tegenwoordig gelukkig een stroming in Indonesië die pleit voor een steviger en efficiënter behoud van Nederlandse koloniale gebouwen. Zo is de gevel van het ‘Gedung Singa’ onlangs opgeknapt. Het is volgens de Indonesiërs immers – met recht – ook hún erfgoed.
Toch zou Berlage zijn eigen ontwerpen pas jaren later aanschouwen. In 1923 werd het eindelijk voor hem mogelijk om een lang gekoesterde wens in vervulling te laten gaan: een reis naar Nederlands-Indië. Op 28 februari 1923 stapte Berlage in Genua aan boord van het stoomschip SS Grotius. Vanuit de Italiaanse havenplaats begon zijn drie weken durende reis naar Batavia, de hoofdstad van het Nederlandse imperium in Azië. Na aankomst reisde hij drie maanden door Sumatra, Java en Bali. Zijn reis door de tropen maakte een onvergetelijke indruk op hem, zowel in esthetisch en architectonisch aspect als in filosofisch en spiritueel opzicht.
Berlage noteerde zijn observaties en bevindingen in een uitgebreid reisverslag. Na zorgvuldige bewerking van dit reisverslag tot een boekwerk verscheen in 1931 Berlages Mijn Indische Reis. In dit tijdsgewricht waren dergelijke reisverslagen erg populair in Nederland, maar het boek van Berlage herbergt een ongebruikelijk subtiel politiek traktaat. Hoewel men kan stellen dat de (toenmalige) progressieve ideeën van Berlage anno 2024 enigszins gedateerd zijn, is het onbetwistbaar dat Berlages gedachten over Indonesië en zijn bevolking verrassend vooruitstrevend waren en soms zelfs als antikoloniaal aangeduid zouden kunnen worden.
Drie talen
Het dit jaar verschenen boek Berlages Indische reis gebruikt het reisverslag van Berlage als uitgangspunt, maar is meer dan een ‘reisverslag 2.0’ met her en der een nieuwe invalshoek. Het boek past bij de moderne ‘dekoloniale’ invalshoek in de geschiedschrijving. Onderwerpen als culturele identiteit en diversiteit worden besproken op een prettige en goed onderbouwde manier. Een mooi inclusief uitgangspunt is dat het boekwerk in drie talen is gepubliceerd: het Indonesisch, het Nederlands en het Engels. Zo wordt dit boek voor veel mensen toegankelijk, met als belangrijkste inclusieve component het Indonesisch.
Door meer nadruk te leggen op taalinclusiviteit met betrekking tot kennisoverdracht wordt het verhaal van Berlage hopelijk bekender overzees en wordt het mogelijk om als Nederlanders niet meer slechts ‘tegen’, maar juist ‘mét’ de Indonesische lezer te praten. Doordat de tekst telkens in drie talen moet worden vertaald gaat het boekwerk – aangezien de omvang anders zou verdriedubbelen – soms wellicht iets minder de diepte in dan sommige lezers zouden wensen, maar dat is dan ook niet de doelstelling van de auteurs. Het werk als een soort ‘kapstok’ van het verhaal van Berlage en alle personen, plaatsen en ideeën die bij zijn reis door voormalig Nederlands-Indië kwamen kijken. Het stimuleert de lezer om verder onderzoek te doen naar de besproken ideeën.
Wat meteen opvalt zijn de prachtige illustraties in het boek. De lezer wordt niet alleen door het woord, maar ook door het beeld mee ‘op reis’ genomen. Mooi zijn de toegevoegde schetsen van Berlage zelf. Deze tekeningen vormen een goede sfeerimpressie en geven ook de esthetische voorkeur van Berlage weer. De architect tekende – hoe kon het ook anders – vooral Indonesische vergezichten en bouwwerken na. Zo zijn er bijvoorbeeld veel schetsen van de kraton (Javaans paleizencomplex) in Jogjakarta op Java en van Balinese tempels. De Indonesische illustrator Fithry Dyoniputri vult deze tekeningen van Berlage aan met originele stripachtige tekeningen van Berlage op zijn reis door Nederlands-Indië.
Daar waar fotografisch materiaal van hem ontbreekt (er is helaas nagenoeg geen fotografisch materiaal van zijn reis door Nederlands-Indië bewaard gebleven) vult Dyoniputri dit aan met tekeningen van een overpeinzende, wandelende en observerende Berlage. Tenslotte wordt gebruik gemaakt van algemeen fotografisch archiefmateriaal, hetgeen een ‘realistisch’ tijdsbeeld oplevert. Deze drie soorten afbeeldingen – de originele schetsen van Berlage (het geestelijke), de striptekeningen van Dyoniputri (het moderne) en het archiefmateriaal (het historische) vormen een complementair en weloverwogen geheel.
Buiten kijf staat dat de samenstellers van het boekwerk veel tijd en aandacht hebben gestoken in de esthetische vormgeving van het boek met uitvoerig aandacht voor de architectuur van Berlage en die van zijn tijdsgenoten. En met reden: er wordt immers een beroemd architect besproken. Des te interessanter is daarom de andere belangrijke rode draad door het boek – die van Berlages intellectuele en culturele observaties en ideeën. De architect was overdonderd door de natuurlijke schoonheid van Java en prijst de waringin (een tropische boomsoort die kan uitgroeien tot indrukwekkende proporties met een grote hoeveelheid luchtwortels), de lotusvijver in ’s Lands Plantentuin in Buitenzorg (Kebun Raya Bogor) en de vulkaan de Merapi.
Anti-koloniaal?
Wat daarnaast meteen opvalt is Berlages kritiek op zijn mede Europeanen in de kolonie. In vergelijking met de schoonheid van de natuur en de autochtone bevolkingsgroepen is de Europeaan volgens hem meer een barbaarse karikatuur, een lomp wezen dat zich daar niet weet te gedragen. Zo hekelt hij westerse jazzmuziek in een Nederlandse sociëteit nadat hij – op uitnodiging van sultan Hamengkubuwono VIII – een koninklijke Serimpi dans heeft gezien in de kraton van Jogjakarta. Berlage verliest zich in de schoonheid van het ‘pure’ Java en Bali en slaat er zelfs van aan het dichten.
Wat opvalt is dat in haast alle observaties van Berlage het ‘westen’ en het ‘oosten’ diametraal tegenover elkaar staan. Het doet denken aan de (over)bekende zinsnede uit een gedicht van de Brit Rudyard Kipling (1865-1936):
Oh, East is East, and West is West, and never the twain shall meet.
Ook zullen de theorieën van Edward Said over ‘Oriëntalisme’ misschien door het hoofd van de lezer schieten. Het ‘oosten’ wordt continue geprezen om zijn ‘zuiverheid’ en ‘ongereptheid’ en het ‘westen’ maakt alles wat het aanraakt vulgair, banaal en commercieel. De uitspraken van Berlage vormen voor deze tijd gewaagde ̶ wankelend op het transgressieve ̶ ideeën. Maar waar komt deze gedachtestroming vandaan? En dan wordt de lezer duidelijk: Berlage was diep geïnspireerd door de Duitse filosoof en cultuurcriticus Oswald Spengler (1880-1936), bekend om zijn werk De Ondergang van het Avondland (1918-1922), een cultuurpessimistisch werk over het cyclische verval van meerdere wereldbeschavingen (tevens een taai en langdradig boekwerk van meer dan duizend bladzijden). In dit boek wordt het gedachtegoed van Spengler overzichtelijk uit de doeken gedaan en wordt beschreven welke invloed de Duitse filosoof op Berlage had.
Behalve Berlages gedachten omtrent beschaving en cultuur zette hij grote vraagtekens bij het Nederlandse koloniaal project. Hij ergerde zich continu aan het Nederlandse superioriteitsgevoel en het idee dat de aarde van Indonesië aan Nederland toebehoorde gaf hem een unheimisch en bevreemdend gevoel. De volgende uitspraak van Berlage over Nederland als koloniserende macht zou men kunnen opvatten als ‘antikoloniaal’. In ieder geval is het een prikkelende gedachtegang, die hij opdeed na het Oranjefeest op 30 april, de verjaardag van prinses Juliana. Wellicht dat het Nederlandse vlaggenvertoon te midden van de tropen wat absurd op hem overkwam. Hij uitte zijn gegronde twijfel – iets wat velen met hem zich al sinds het begin van het ontstaan van Nederlands-Indië hadden afgevraagd – over de houdbaarheid van de Nederlandse aanwezigheid in Indonesië:
Zijn woorden bleken profetisch toen Japan negentien jaar later Nederlands-Indië binnenviel en het Indonesische dekolonisatieproces in een stroomversnelling raakte. Vervolgens riep Indonesië drie jaar later – en slechts tweeëntwintig jaar na de reis van de architect – de onafhankelijkheid uit.
Toch wordt deze stellige uitspraak door de auteurs genuanceerd en in een bredere politieke context van die tijd geplaatst, zoals Berlages socialistische ideeën en de geschiedenis van het Indonesisch nationalisme. Berlage blijft voorzichtig met zijn kritiek op het kolonialisme en hield er wat betreft het Javaanse culturele erfgoed koloniale ideeën op na. Het blijft ambivalent. De auteurs leggen de vraag ook wijselijk bij de lezers zelf: ‘Zijn zulke denkbeelden nu, met de kennis van vandaag, paternalistisch, ‘koloniaal’ of ‘racistisch’ te noemen?’ Naar mijn mening verwoordde Berlage zelf het beste zijn denkhouding: ‘En is de eeuwige twijfel niet de diepste wijsheid?’
Ontmoetingen
Berlage ontmoette tijdens zijn reis verschillende interessante figuren. De auteurs hebben twintig kleine biografieën van bekende en minder bekende personen uit de Nederlands-Indische en Aziatische geschiedenis opgetekend. Zo wordt een duidelijk ‘netwerk’ geschetst van personen waarmee de architect in de kolonie in aanmerking kwam. Uiteenlopend van theeplanter K.A.R. Bosscha (1865-1928), profiterend van het koloniale systeem, maar met een groot hart voor de Indonesische bevolking, tot de eerste president van de Republiek Indonesië, Soekarno (1901-1970). Ook figuren die Berlage inspireerden passeren de revue, zoals de socialiste Henriette Roland Holst-Van der Schalk (1869-1952).
Wat uitermate geslaagd is dat dit biografisch portaal wordt overgeheveld naar het hier en nu van 2024. Zo wordt Berlage voorgesteld als een influencer avant la lettre. Getoond wordt bijvoorbeeld hoe hij Indonesische en Nederlandse architecten, studenten, ambassadeurs, kunstenaars, ontwerpers, onderzoekers en professoren beïnvloedt. De Indonesische journalist en erfgoedactivist Nanang Purwono beschrijft bijvoorbeeld met overgave zijn strijd voor het behoud van het ‘Gedung Singa’ van Berlage in Soerabaja.
Ter gelegenheid van de verschijning van dit boek zijn twee podcasts uitgebracht over Berlage, in zowel het Indonesisch als het Nederlands, met veel achtergrondinformatie over de architect en geschiedenis van de Indonesische archipel. Het boek vormt zo een aanknopingspunt voor verder onderzoek. Zo doet medeauteur en hoofdredacteur van Berlages Indische Reis, dr. Petra Timmer, als gastonderzoeker aan de Universiteit Utrecht verder onderzoek naar belangrijke vragen rond Mijn Indische Reis en het Gedung Singa. Ook is er een website gelanceerd: www.berlagedinusantara.com