Het Boston Athenaeum, een negentiende-eeuws neoclassicistisch pand net voorbij de eerste bocht van Beacon Street in Massachusetts’ hoofdstad, huisvest een wel zeer opmerkelijke museumcollectie. Naast een uitgebreid archief, dat de stadsgeschiedenis van de late achttiende eeuw tot vandaag documenteert, vindt men er een cartotheek met originele incunabelen en authentieke historische wereldkaarten. Wie daar interesse voor heeft kan er de ‘Kroniek van Neurenberg’ inkijken, een wiegedruk van Anton Koberger uit de late vijftiende eeuw met meer dan duizend handgekleurde illustraties. Het museum heeft een aanzienlijke afdeling met zeldzame etsen, lithografieën, tekeningen en foto’s en een ruime verzameling beeldhouwwerken. Vooral één collectiestuk uit het fonds ‘zeldzame boeken en handschriften’ zorgt nu en dan voor wat maatschappelijke deining. Het gaat om een werkje uit 1837 van 32 pagina’s, 22 centimeter hoog, ingebonden in grijsbruin leder, met als titel Narrative of the life of James Allen (…), the highwayman: being his death-bed confession, to the warden of the Massachusetts State Prison.1
“Ik werd geboren op 16 november 1809 in de stad Lancaster, Worcester district in de staat Massachusetts. Mijn ouders waren behoeftig en tot mijn ongeluk stierf mijn moeder toen ik drie jaar oud was.”
Met die woorden opende James Allen, de auteur van het boekje in het Boston Athenaeum, midden 1837 de memoires van een kort maar weinig benijdenswaardig leven. Hij lag op dat ogenblik op een brits in een gevangeniscel en was stervende. Officieel leed hij aan de griep, maar wellicht waren zijn longen aangetast door tuberculose, toen hij zijn levensverhaal liet optekenen door gevangenisdirecteur Charles Lincoln. Allen groeide op bij zijn grootouders en leerde al op zeer jonge leeftijd dat kleine misdaad, diefstal, valsemunterij en oplichting op korte termijn kunnen lonen. Hij was niet meer dan een kind toen hij op vijftienjarige leeftijd voor het eerst in de gevangenis terecht kwam – maar zijn tijd in de cel staalde hem enkel in zijn criminele voornemens.
Na zijn vrijlating volgde een lange carrière van overvallen, arrestaties, ontsnappingen en nieuwe geweldplegingen. Toen hij in 1832 de koets van John Fenno staande hield, met de bedoeling om de goed gevulde beurs van de man wat lichter te maken, liep het fout. Bij de schermutseling ging zijn vuurwapen naar eigen zeggen te vroeg af (“ik nam mij voor mijn pistool dicht bij zijn oor af te vuren, maar niet met de intentie om hem te doden, hoewel het mij koud liet of ik een stuk van zijn oor afschoot of niet”)2, waarbij zijn slachtoffer een kogel in de borst kreeg en zwaar, zij het niet dodelijk gewond raakte. Allen werd enkele dagen later in zijn woning opgepakt, terwijl hij inderhaast zijn hebben en houden bij elkaar scharrelde voor een voorgenomen vlucht. Tot zijn onfortuinlijk overlijden in 1837 werd hij in de staatsgevangenis van Massachussets opgesloten.
Twee bijzondere boeken
Toch was het niet het droeve lot van de gevangene uit Boston dat zijn boek controversieel maakt, wel de uitvoering van een wens die hij naar verluidt op zijn sterfbed tot uitdrukking zou hebben gebracht. Allen verzocht om na zijn dood een voldoende groot stuk huid van zijn rug te laten wegnemen, en de flap te gebruiken om er twee exemplaren van zijn memoires mee in te binden – één voor zijn slachtoffer, John Fenno, en één voor zijn behandelende arts, Henry I. Bowditch. Zo deden zijn neergeschreven herinneringen hun intrede in de ‘antropodermische bibliopegie’ (de kunst van het inbinden van boeken in mensenhuid). Het door Peter Low ingenaaide exemplaar dat zich in het Boston Athenaeum bevindt is wellicht Fenno’s kopie. Het is van een metalen plaatje voorzien waarop de tekst ‘Hic Liber Waltonis Cute Compactus Est’ staat vermeld (zowel te vertalen als ‘Dit boek van Walton is met huid samengebonden’ of als ‘Dit boek is met de huid van Walton samengebonden’) en werd in 1862 of 1863 aan het museum geschonken door Fenno’s dochter, mevrouw H.M. Chapin. Peptide Mass Fingerprinting (PFM, een scheikundig procedé waarmee de herkomst van huiden kan worden achterhaald) heeft aangetoond dat de omstreden boekwikkel hoogstwaarschijnlijk van menselijke origine is. Het exemplaar dat aan Bodwitch zou zijn geschonken is nooit opgedoken.
Het verhaal van James Allen is één van de vele die door de bibliothecaresse van UCLA (Los Angeles) Megan Rosenbloom in haar jongste boek Dark archives werd opgetekend.3 Als hoofd van het ‘Antropodermische Boeken Project’ specialiseert zij zich in de geschiedenis en wetenschappelijke analyse van boeken die in mensenhuid werden ingenaaid, een modeverschijnsel dat vooral in de volle negentiende eeuw een zekere populariteit kende. Ondanks de talloze signalementen van antropodermische teksten, zijn er op dit ogenblik niet meer dan een vijftigtal gevallen gedocumenteerd (waarvan er nog geen twee dozijn getest en authentiek bevonden zijn).
Dat dit soort boeken net in de negentiende eeuw hun intrede deden, hoeft niet te verbazen. Door de industrialisering en de plattelandsvlucht (omstreeks 1850 stak de stedelijke bevolking in Groot-Brittannië voor het eerst de bevolking op het platteland in omvang voorbij) dwaalden in de stedelijke kernen omvangrijke mensenmassa’s rond – zonder naam, schijnbaar zonder achtergrond en veelal zonder sociaal netwerk. Universiteiten groeiden in omvang, en voor de opleiding van hun studenten hadden de medische faculteiten continu verse lichamen nodig. Geen wonder dus dat bodysnatchers pas gedolven graven openden of de straten afschuimden, op zoek naar jonge slachtoffers die voor grof geld aan de meestbiedende artsen verkocht konden worden.4 Gesterkt door de opkomst van de anesthesie gingen die laatsten de patiënten en hun eventuele stoffelijke overschotten steeds vaker beschouwen als observatie- en werkmateriaal, vergelijkbaar met vulkanisch gesteente, schelpen, microben en dierlijke kadavers. Van die houding en die sociale context, tot het gebruiken van mensenhuid door bibliofiele artsen, was nog maar een kleine stap.
De auteurs van de in mensenhuid ingebonden teksten hebben een zeer diverse achtergrond en het is moeilijk om in de geselecteerde werken een dominant thema te herkennen. Twee exemplaren van Hans Holbeins Totentanz (de oorspronkelijke uitgave dateert van 1538, maar hier gaat het over twee edities uit 1816 en 1898) werden in mensenhuid ingebonden, net als de in 1635 postuum gepubliceerde memoires van Marie de Medici’s vroedvrouw, Louise Bourgeois-Boursier (‘Receuil des secrets de Louyse Bourgeois’). Twee dichtbundels van het zwarte slavenmeisje Phillis Wheatley uit 1772, een elogie van de Franse schrijver Arsène Houssaye voor zijn overleden echtgenote (‘Des destinées de l’âme’, 1879) en een resem geneeskundige traktaten uit de negentiende eeuw zijn in een kaft van menselijk leder gewikkeld, en zelfs een anoniem BDSM-werk uit de zeventiende eeuw werd twee eeuwen na publicatie door leerlooiers en boekbinders aan het werelderfgoed van de antropodermische werken toegevoegd.
Slangenhuid en ottervel
De aanname dat papier de enige drager is van historische informatie komt niet helemaal overeen met de historische werkelijkheid. In ‘The madman’s library’ vermeldt de Britse bibliofiel Edward Brooke-Hitching tientallen materialen waarop teksten werden overgeleverd – een vijftiende-eeuwse ronde, op slangenhuid gekalligrafeerde koran uit Noordwest-Afrika, een Hebreeuws lexicon uit 1645 (in indianenkleuren) ingebonden in ottervel, een exemplaar van Marx’ ‘Das Kapital’ in boa constrictor en één van ‘Mein Kampf’ in stinkdier. Naar verluidt liet de Italiaanse schrijver Gabriele d’Annunzio boeken drukken op rubber, zodat hij ze in zijn bad kon lezen, en de paranoïde Agnes Richter borduurde autobiografische teksten op een jas tijdens haar gedwongen opname in een mentale instelling in Heidelberg.5 Verder terug in de tijd werden bot, steen, bamboe, hout, zijde en potscherven als schriftdragers gebruikt.6
Een soortgelijke diversiteit in herkomst reflecteert zich in de mensenhuiden die zouden zijn gebruikt om boeken in te binden. De Amerikaanse parasitoloog en hoogleraar geneeskunde Joseph Leidy verloor drie broers tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog, die hij met enige minachting de ‘great southern rebellion’ noemde. Na de oorlog liet hij zijn medisch handboek (800 pagina’s dik en van 400 illustraties voorzien) inbinden in de huid van een gesneuvelde unionistische soldaat. Arsène Houssaye gebruikte vrouwenhuid, James Allen schonk die van zichzelf. Voor het exemplaar van de Franse Grondwet dat zich in het Musée du Carnavalet bevindt, zou huid zijn afgestroopt van slachtoffers van de Terreur (hoewel nog geen test op het materiaal werd uitgevoerd en de authenticiteit van niet één ‘skin book’ uit die tijd kon worden bevestigd). Drie boeken werden ingebonden in de huid van Mary Lynch, een aan lagerwal geraakte Ierse migrant die in 1869 in een armenziekenhuis in Philadelphia bezweek aan een rondworminfectie. Dat het boek dat door kardinaal Cisneros aan Christoffel Columbus zou zijn geschonken in de huid van een Moorse hoofdman werd ingebonden, wordt betwist (Daniel Kirby van het ‘Anthropodermic Books Project’ meent dat het om varkenshuid gaat); maar van het vel van de geëxecuteerde meervoudige moordenaar William Burke werd in 1829 hoogstwaarschijnlijk een zakboekje vervaardigd, waarin artsen aantekeningen over patiënten konden maken (er is een klein lederen ringetje voorzien om een bijbehorend potlood aan te bevestigen). Het notaboekje bevindt zich nu in het Surgeon’s Hall Museum in Edinburgh.
Nazi-tijd
Onwillekeurig denkt men bij de lugubere praktijk van de antropodermische bibliopegie aan het Derde Rijk en de gruwelen van de concentratie- en vernietigingskampen. Begin 2020 meldde de wetenschappelijke equipe van het Auschwitz Museum dat ze in haar museumcollectie een bundel hadden gevonden die hoogstwaarschijnlijk in mensenhuid was ingebonden. Het gehavende boek bevatte een honderdtal foto’s en prentbriefkaarten. Het was wellicht afkomstig uit KL Buchenwald en was door een private schenking in de museumcollectie terecht gekomen.7 Vergelijkbare mensonterende praktijken zouden zich ook in andere kampen hebben voorgedaan. De zoon van Hitlers secretaris, Martin Bormann junior, getuigde in 1990 in een interview met de Hongaarse historica Gitta Sereny, hoe hij op het einde van de oorlog met zijn moeder en zijn zusje een bezoek bracht aan Himmlers minnares, Hedwig Potthast. Na een aangename versnapering nam de gastvrouw haar bezoekers mee naar een zolderruimte, waar ze een bijzondere collectie had verzameld.
“Ze deed de deur open en we gingen naar binnen, maar we snapten eerst helemaal niet wat er in de kamer te zien was. Totdat ze het uitlegde, heel wetenschappelijk (…). De tafels en stoelen waren gemaakt van menselijke lichaamsdelen. Er stond een stoel.. de zitting was gemaakt van een menselijk bekken en de poten van mensenbenen, de voeten zaten er nog aan. Er lag een stapel exemplaren van Mein Kampf en ze pakte er een van af (…). Ze liet ons de kaft zien en zei dat die van mensenhuid gemaakt was. Ze legde uit dat de gevangenen in Dachau, die het gemaakt hadden, met de huid van de rug het mooiste resultaat bereikten.”8
Omdat Rosenbloom deze expliciete passage niet in haar boek aanhaalt, bracht ik ze haar in een elektronisch bericht onder de aandacht. Een tweetal weken later ontving ik een antwoord. Neen, ze was geen expert in holocaustonderzoek en had heel wat relevante literatuur niet kunnen doornemen, liet ze mij weten. Omwille van haar joodse origine was het hoofdstuk over de naziperiode haar bovendien bijzonder zwaar gevallen. De geciteerde passage kende ze niet, maar ze was zeker bereid dit spoor verder uit te vlooien. In haar monografie was Rosenbloom echter formeel: op het ogenblik van publicatie was haar geen enkel boek uit de nazitijd bekend met een kaft of een omslag in mensenhuid; alle claims van het tegendeel bleken na onderzoek vals te zijn.
Origineel
Dark archives is een verrassend origineel boek. Het is goed geschreven en heeft soms de allures van de onderzoeksjournalistiek. Terwijl sommige verhalen ons meenemen naar het vijftiende-eeuwse Latijns-Amerika zijn andere recenter en blijven ze dichter bij huis. Alle verhalen zijn echter goed onderbouwd en in een beeldende taal verteld. Rosenblooms studie wordt door 227 voetnoten gedragen. Hier en daar komen uitweidingen aan bod die niet strikt noodzakelijk zijn voor het uittekenen van de verhaallijn – de viscerale afkeer die de auteur heeft van vlees en die zich veruitwendigde bij een bezoek aan een gerenommeerd perkamentmaker bijvoorbeeld, of haar reflecties over wat na haar overlijden met haar lichamelijke overschotten moet gebeuren. Dat neemt niet weg dat haar goed gestoffeerde boek het lezen meer dan waard is voor iedereen die interesse heeft voor geschiedenis die afwijkt van de mainstream historiografie.
Boek: Dark Archives – Megan Rosenbloom
Gesprek met Megan Rosenbloom:
2 – Allen, James. Narrative of the life of James Allen, alias George Walton, alias Jonas Pierce, alias James H. York, alias Burley Grove, the highwayman: being his death-bed confession, to the warden of the Massachusetts State Prison [i.e. Charles Lincoln, Jr. Boston: Harrington and co publishers, 1837, 44 p. (citaat p. 1), https://archive.org/details/narrativeoflifeo00alle/page/n5/mode/2up?q=back
3 – Rosenbloom, Megan. Dark archives. A librarian’s investigation into the science and history of books bound in human skin. New York: Farrar, Straus and Giroux, 2020, 274 p.
4 – Wise, Sarah. The Italian boy. Murder and grave-robbery in 1830s London. Londen: Jonathan Cape, 2004, 347 p.
5 – Brooke-Hitching, Edward. Madman’s library. The strangest books, manuscripts and other literary curiosities from history. Londen: Simon and Schuster Ltd, 2020, 255 p.
6 – Monro, Alexander. The paper trail. An unexpected history of a revolutionary invention. Londen: Penguin Books, 2015, 368 p.
7 – Times of Israel Staff. “Researchers find Nazi photo album bound with human skin,” The Times of Israel, 8 maart 2020, zie: https://www.timesofisrael.com/researchers-find-nazi-photo-album-bound-with-human-skin/.
8 – Sereny, Gitta. Albert Speer. Verstrikt in de waarheid. Leuven: Van Halewyck, p. 371-371.
9 – Elektronische post Fabian Van Samang (16 augustus 2021) en Megan Rosenbloom (2 september 2021), privé-archief van de auteur.
10 – Rosenbloom, Dark archives, hoofdstuk 10 (zie vooral pp. 171, 173 en 179).