Dit is dus eigenlijk gewoon regelrecht & ronduit schokkend nieuws. Al negen maanden, zo lees ik, zijn archeologen in Madrid op zoek naar het stoffelijk overschot van Cervantes. Ze hebben daarbij drie niet-geregistreerde graven in het vizier. Je vraagt je af waarom ze daar negen maanden voor nodig hebben, want zo moeilijk kan het toch niet zijn een geraamte met één arm te identificeren.
Maar het wordt nog gekker. De speurtocht naar de laatste rustplaats van de auteur van de eerste roman uit de wereldliteratuur duurt namelijk helemaal geen negen maanden. Dat is een klinkklare leugen. Men is er al drie-en-half-jaar mee bezig. Ik wijdde er op 29 juli 2011 een van de eerste stukjes van deze kleine blog aan. Daarin schreef ik:
“Maar waarom wil je eigenlijk weten hoe een schrijver eruit ziet? Worden de grappen van Sancho Panza er leuker door? Gaan we de tekst anders lezen? Vergeten we de bibliofiele ridder en veranderen de zogenaamde realisten uit het verhaal nu ineens in helden?”
Drie-en-half jaar later heb ik daar nog steeds niets aan toe te voegen. Niemand die ze alle vijf op een rijtje heeft, zal beweren dat de Quichot beter wordt als we zouden weten hoe de auteur eruitzag of waar hij ligt begraven. Ik kan wetenschappelijke redenen bedenken om zeventiende-eeuwse graven te onderzoeken – om vast te stellen hoe oud mensen toen werden bijvoorbeeld, of hoe gezond ze leefden – maar het vinden van een schrijver behoort daar niet bij.
Ik schrijf dit op een hotelkamer in Maastricht, terwijl ik een les aan het voorbereiden ben over het oude Perzië. Ook zo’n onderwerp waarover de meest bizarre claims worden gedaan: door historici, door archeologen, door classici, door oriëntalisten. Concreet: ik kijk naar een artikel van een egyptoloog die beweert te weten wat het legendarische “verloren leger van Kambyses” is geweest en het verschil niet lijkt te begrijpen tussen een hypothese en een feit.
Het erge is dat je geen opleiding nodig hebt om te zien dat sommige dingen echt onzin zijn, zoals je ook geen doctoraat in de archeologie hoeft te hebben om te herkennen dat de in Madrid als wetenschappelijk onderzoek gepresenteerde lijkschennis geen enkel zinvol doel dient. Het is zó deprimerend te zien hoe de geesteswetenschappen hun eigen ergste vijand zijn.