Onder leiding van Charles Tombeur veroverde tijdens de Eerste Wereldoorlog een Belgisch-Congolese strijdmacht een gebied dat tien keer zo groot was als België. Het verhaal:
De voorgeschiedenis
Charles Henri Marie Ernest Tombeur, zoals zijn volledige naam luidde, werd de 4de mei 1867 geboren te Luik. Nauwelijks zestien jaar oud ging hij het leger in en op zijn twintigste studeerde hij met grote onderscheiding af als officier aan de Militaire School te Brussel. Na zijn opleiding tot stafofficier aan de Krijgsschool, vertrok hij in 1902 als pas gepromoveerde kapitein-commandant naar Congo-Vrijstaat, de privékolonie van Leopold II waar hij verantwoordelijk werd voor het grensgebied aan de Rusizi rivier nabij het huidige Burundi.
Kort nadat in november 1908 het Congo van Leopold II onder internationale druk was overgedragen aan België werd Tombeur teruggeroepen naar Brussel waar hij eind 1909 werd aangesteld als ordonnansofficier van koning Albert I.
In het voorjaar van 1912 keerde hij, inmiddels bevorderd tot kolonel, terug naar Congo als inspecteur-generaal en bestuurder van de Katangese provincie. Toen twee jaar later in Europa de Eerste Wereldoorlog uitbrak en ook het Afrikaanse continent in het conflict betrokken raakte, werd Tombeur benoemd tot generaal-majoor en kreeg het bevel over de FP, de “Force Publique”.
Dit Belgisch koloniale leger, de “Force Publique” of “Openbare Weermacht” zoals de kleine troepenmacht werd genoemd, was echter niet voorbereid op een oorlog. Door de jaren heen was de FP meer een soort gendarmerie geworden die voornamelijk instond voor de binnenlandse ordehandhaving en de bescherming van de koloniale belangen. In allerijl werden dan ook vanuit geallieerde hoek wapens, munitie en zelfs lichte stukken veldartillerie naar de Belgische kolonie aangevoerd waarmee Tombeur zijn FP uitrustte en deze wist om te vormen tot een geduchte strijdmacht. Dat laatste bleek algauw overduidelijk toen in oktober 1914 enkele eenheden van de FP samen met de Fransen de Duitse kolonie Kameroen binnentrokken en er de Duitsers na hevige gevechten een gevoelige nederlaag toebrachten.
De Slag bij Tabora
In april 1916 viel Tombeur met zijn “Force Publique” Duits-Oost-Afrika binnen, een gebied dat grosso modo het huidige Rwanda, Burundi en een groot deel van Tanzania omvatte. Al snel slaagde de FP erin Kigoma in te nemen. De verovering van de havenplaats aan de oostelijke oever van het Tanganyikameer was van strategisch belang omwille van de spoorlijn die het meer met de Duitse koloniale hoofdstad Dar es Salaam verbond. Vanuit Kigoma ging de opmars naar het driehonderdvijftig kilometer verderop gelegen Tabora. De stad was in 1852 gesticht door de Arabieren en mettertijd uitgegroeid tot een belangrijke handelspost op de spoorweglijn naar Dar es Salaam.
De dertiende september bereikte een eerste Belgisch-Congolese troepenmacht de stad en begon de strijd. Toen drie dagen later ook de rest van de FP ter plaatse kwam, hield het Duitse garnizoen het voor gezien en ontruimde in de nacht van 18 op 19 september de stad. De volgende ochtend kon de FP Tabora triomfantelijk binnentrekken. Vijf maanden lang zou de Belgische vlag boven de stad wapperen waarna op 25 februari 1917 het bestuur van Tabora werd overgedragen aan de Britten die intussen grotendeels de rest van de regio hadden veroverd.
Het verdere verhaal
Na de overwinning op de Duitsers werd Tombeur benoemd tot vicegouverneur van Belgisch-Congo en werden hem verschillende eervolle onderscheidingen verleend waaronder die van commandeur in het Franse Legioen van Eer. In 1920 besloot Tombeur een punt te zetten achter zijn koloniale loopbaan en keerde terug naar België waar hij nog enkele jaren diende in het leger alvorens als luitenant-generaal met pensioen te gaan. Op 29 december 1926 werd Tombeur door koning Albert I in de adelstand verheven en mocht zich voortaan baron noemen.
De 2de december 1947 kwam de overwinnaar van Tabora op 80-jarige leeftijd in Brussel te overlijden. Hij werd met veel eerbetoon bijgezet in de crypte op de begraafplaats van Sint-Gillis, de gemeente waar hij jarenlang had gewoond. In september 2016 werd naar aanleiding van de honderdste verjaardag van de Slag bij Tabora zijn stoffelijk overschot vanuit de crypte overgeplaatst naar een aanpalend grafperk voorbehouden aan de veteranen van de Eerste Wereldoorlog.
Huldeblijk
Kort na Tombeurs dood werd voor hem in Sint-Gillis een herdenkingsmonument opgericht waarop zijn borstbeeld prijkt. Het kunstwerk werd gerealiseerd door de Brusselse beeldhouwer Jacques Marin (1877-1950), bekend om zijn religieuze composities en oorlogsmonumenten.
In Schaarbeek, een andere Brusselse gemeente, werd dan weer een monument opgericht ter herdenking aan de verschillende veldtochten die de “Force Publique” ondernam. Het beeldhouwwerk werd gemaakt door de Antwerpse kunstenaar Willy Kreitz (1903-1982) die hiermee één van zijn bekendste werken sculpteerde.
Albert Thys (1849 -1915) – Koloniaal pionier
Boek: Samen en toch apart: foto’s en verhalen uit Belgisch-Congo