‘Christ’lijk Nederland kent één jood slechts: aan het kruis!’

Nederland kent Joods-Christelijke traditie pas sinds 1945
4 minuten leestijd
600 Joodse vluchtelingen - waaronder veel kinderen - arriveren per trein in Nijmegen. Velen dragen een registratienummer. Foto 1938. (Geheugen van Nederland)
600 Joodse vluchtelingen - waaronder veel kinderen - arriveren per trein in Nijmegen. Velen dragen een registratienummer. Foto 1938. (Geheugen van Nederland)

Voor de zoveelste keer is de Nederlandse politiek opnieuw in de ban van de Wilders-hypothese van de Joods-Christelijke beschaving. Alweer wordt duidelijk gemaakt dat zich onder ons landgenoten bevinden die daar dus niet bij horen: de moslims. En al helemaal niet wanneer ze elders van huis en haard verdreven werden en op de vlucht hier aanspoelen: óók islamieten.

Tweede Kamerlid J.H. Scheps (PvdA)
Tweede Kamerlid J.H. Scheps (PvdA)
Het toelaten van vreemdelingen ging in Nederland trouwens altijd al moeizaam.

“Het afwijzen lag ons blijkbaar heel wat beter dan het brede gebaar van het toelaten van vreemdelingen en vluchtelingen.”

Het citaat is van PvdA-Tweede Kamerlid J.H. (Johan) Scheps (1900-1993). Hij sprak ze uit op 23 juni 1964, tijdens de discussie over een nieuwe Vreemdelingenwet. Hij citeerde in zijn rede een gedicht dat hij schreef ‘onder de indruk van hetgeen Nederland deed en niet deed ten aanzien van de Joden’.

Joods-Christelijke beschaving

Zijn betoog maakt duidelijk dat er toen, twee jaar voor het begin van de Tweede Wereldoorlog, nog in het geheel geen sprake was van een Joods-Christelijke beschaving in Nederland. Joden, dat waren sjoemelaars, die je niet erg vertrouwen kon. En ze hadden Christus aan het kruis geslagen. Dat Joden door de Duitsers werden weggevoerd was zorgwekkend, maar meestal ging het (over)leven door.

In 1996 vatte de gereformeerde theoloog Gert van Klinken de veranderende opvattingen over de Joden onder met name het gereformeerde volksdeel samen in zijn proefschrift Opvattingen in de Gereformeerde Kerken in Nederland over Jodendom, 1896-1970.

Teruggestuurde Joden

Maar ook de Joden die uit Duitsland vluchtten toen langzaam maar zeker de bedoelingen van Hitler met het ras steeds duidelijker werden, waren hier niet erg welkom. ‘Ik ontken niet, dat er ook hulp aan joden is verleend’, stelde Scheps vast, ‘maar wij hebben toch ook de donkere ogenblikken gekend. Ik verwijl in gedachten bij die Joden, die zichzelf zware verwondingen toebrachten, toen zij in de trein werden gezet om naar Hitler-Duitsland te worden teruggebracht’.

Scheps constateerde dat veel Nederlanders toen toch ook wel danig onder de indruk waren van de nieuwe wind die in Duitsland was gaan waaien:

“Het enige, dat wij van Nederland tot verklaring kunnen zeggen, is dat wij ons hadden laten meezuigen met de stroom van mensen, die zeiden: Er zit in die krachtige leiding van Hitler toch wel iets goeds en bovendien rijden in Italië de treinen op tijd.”

In zijn bijdrage constateerde Scheps dat Nederland zelden zijn grenzen openstelde voor vluchtelingen in nood.

“Wij moeten vaststellen, dat er heel wat donkere ogenblikken zijn geweest, toen Nederland zijn houding moest bepalen ten aanzien van vreemdelingen, vluchtelingen met name, die aan de poort van Nederland klopten en vroegen te worden binnengelaten. Wanneer wij teruggaan in de geschiedenis der laatste jaren, dan blijkt, dat het toelaten van vreemdelingen altijd spaarzaam is geschied. Het afwijzen lag ons blijkbaar heel wat beter dan het brede gebaar van het toelaten van vreemdelingen en vluchtelingen.”

Hij wees op de ‘strijd tegen de demonie’ [het duivels karakter] van Franco. ‘De Duitsers, die tegen Franco vochten, konden niet naar hun land terug. (…) Wij moeten dus vaststellen, dat Nederland toen een aantal vreemdelingen had, die hier clandestien verbleven, die niet naar hun eigen Duitse vaderland konden teruggaan en die dachten, dat zij aanspraak zouden mogen maken op medewerking, op hulpvaardigheid van de zijde van Nederland’.

‘De afgewezen Jood’

In het vervolg van zijn betoog memoreerde Scheps dat hij in 1938, ‘onder de indruk van hetgeen Nederland deed en niet deed ten aanzien van de Joden’, zijn gedachten samenvatte in een gedicht dat hij terugvond toen hij zich wilde voorbereiden op het debat. ‘Alsdan heb ik geschreven onder het motto ‘De afgewezen Jood’:’

Daar rept een Jood zich voort
Naar Neêrlands vrije gouw.
Die Jood klopt aan de poort
Van Neêrlands staatsgebouw.

Een Jood staat aan de grens
Van Christ’lijk Nederland.
Die Jood heeft maar één wens
Te zijn aan veil’gen kant.

Die Jood roept: Iaat mij toe
Tot Neêrlands vrije grond
Want hij docht [dacht] zwervensmoe
Dat hij hier schutse vond.

Doch Neêrland liet hem staan.
Het liet die Jood alleen
Naar Duitsland wedergaan
Als recht ter helle heen.

Een paspoort laat slechts in
Hem die ons weer verlaat:
Wanneer zijn paspoort-zin
Alleen op doortocht slaat.

Want Christ’lijk Nederland
Is toch geen Joden-huis?
Het kent als Christen-land
Eén Jood slechts: aan het kruis!

Naar bureaukraten trant
Met ambtelijk beleid
Gaf Christ’lijk Nederland
De moede Jood bescheid.

Die Jood aan Neêrlands grens.
Die Jood, die keerde weer.
Heel schijnbaar Joden-mens
In werk’lijkheid: de Heer!

Koerbagh liet zich inspireren door de filosoof Baruch Spinoza, maar die werkte waarschijnlijk niet mee aan het boek.
Spinoza
In het slot van zijn betoog wees Scheps op vluchtelingen die in ons land een toevlucht vonden en Nederland een ‘historisch verleden’ bezorgden om trots op te zijn. Toegegeven: moslims ontbreken in zijn opsomming.

“Het was deze gedachte, die bij mij onder de indruk van het niet toelaten van joden in Nederland opwelde. Deze woorden verbond ik aan het drama van de mensen, die zich verwond hebben in de trein, toen zij werden uitgewezen. Met deze feiten van de geschiedenis van Nederland voor ogen moeten wij dus spreken van donkere dagen. Dat is moeilijker, wanneer wij ons iets van de vroegere geschiedenis herinneren. Want wij hebben toch historisch een verleden om trots op te zijn en wij hebben van dat verleden zoveel goede gevolgen mogen zien.

Wij hebben in het verleden, langer terug, vluchtelingen van alle kanten toegelaten. Wij hebben in Nederland, Vlamingen. Walen. Hugenoten, Spaanse en Portugese Joden geherbergd. En wie weet niet hoe Willem van Oranje steun vond bij De Pinto, wiens graf in Rotterdam met Portugees opschrift als getuigenis onder ons is? Wie weet niet hoe grote kracht Nederland op alle mogelijke terrein door het opnemen van vluchtelingen heeft ontvangen? Wie de naam Spinoza uitspreekt en hem telt onder de grote denkers, moet er aan toevoegen, dat ook hij stamt uit de rij van die mensen, die wij hebben opgenomen in het tot vrijheid gekomen Nederland.”

Boek: Joodse vluchtelingen in West-Europa 1938-1944

André Horlings (1945-2023) was journalist en van 'vlak na de oorlog', wat mogelijk zijn interesse voor onder meer de Tweede Wereldoorlog verklaarde. Schreef het boek Arnhem Spookstad en verzorgde de (eind)redactie voor een publicatie over het Duitse dwangarbeiderskamp Rees (1944-1945). Verzorgde in 2011 twee uitvoerig gedocumenteerde verhalen: Bruidegom achter prikkeldraad en Het drama van de SS Pavon. Bladerde graag in Google Books. Zie ook archief sinds 1995.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×