De CPN en de Watersnoodramp van 1953

Versterkt isolement
5 minuten leestijd
Oude Tonge, Goeree-Overflakkee, gefotografeerd vanuit een Amerikaans vliegtuig. Bron: U.S. National Archives and Records Administration, NARA – 541705.
Oude Tonge, Goeree-Overflakkee, gefotografeerd vanuit een Amerikaans vliegtuig. Bron: U.S. National Archives and Records Administration, NARA – 541705.

De Communistische Partij van Nederland (CPN) speelde bij de Watersnoodramp een merkwaardige rol. Dit artikel laat zien dat het optreden van de CPN na de ramp bijdroeg aan een verdere versterking van het isolement van die partij binnen de Nederlandse samenleving.

De ramp

In de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 trok een zeer zware noordwesterstorm over Nederland. Daarnaast was er die nacht ook sprake van springtij. Daardoor kwam het tot zeer hoge waterstanden aan de kusten van Zuid-Holland en Zeeland. In de vroege ochtend van 1 februari braken op veel punten de dijken door. Flinke delen van zuidwest Nederland liepen onder water. Ook delen van België, Duitsland en Engeland overstroomden toen. In de rampnacht kwamen in Nederland 1795 mensen om. Ook in de dagen daarna overleden nog mensen ten gevolge van de overstromingen; in totaal kwam het aantal slachtoffers op 1836. Verder was de materiële schade enorm. De Watersnoodramp is daarmee de grootste ramp ooit in Nederland in vredestijd.

Na de ramp kwam de hulpverlening snel op gang. De Ministerraad van 2 februari accordeerde tal van maatregelen. Op 3 februari legde minister-president Willem Drees (Partij van de Arbeid) namens de regering een verklaring af in de Tweede Kamer. Drees gaf een overzicht van de omvang van de ramp, alsmede van de hulpverlening. Hij toonde zich dankbaar voor de hulp vanuit binnen- en buitenland. Hij sloot af met een klemmend beroep op de bevolking om de eendracht te bewaren en alle energie te richten op hulpverlening en wederopbouw.

Reactie CPN

De oproep van Drees tot eendracht was niet besteed aan de CPN. Het dagelijks bestuur van die partij stelde op 1 februari een tweetal verklaringen op die de dag daarop in partijblad De Waarheid werden gepubliceerd. Met de eerste verklaring zocht de CPN meteen de confrontatie. De naoorlogse regeringen kregen de schuld van de Watersnoodramp. Zij hadden volgens het CPN-bestuur de al jarenlang geuite waarschuwingen van deskundigen en anderen in de wind geslagen en prioriteit gegeven aan de ‘alles verslindende militarisatie’ – waarmee de herbewapening in het kader van de Koude Oorlog werd bedoeld – in plaats van aan dijkversterking.

De Waarheid, 2-2-1953, pagina 1 - Bron: Delpher
De Waarheid, 2-2-1953, pagina 1 – Bron: Delpher
In een tweede verklaring riep het CPN-bestuur op tot het vormen van een eigen hulporganisatie, de Volkshulpcomités. Het bestuur stond op het standpunt dat alleen een organisatie ‘waarin de actieve krachten van de werkende bevolking vertegenwoordigd waren’ in staat zou zijn om snel hulp te verlenen. Met deze beide verklaringen legde de CPN de koers van de partij in de komende maanden vast.

Het is opmerkelijk dat de CPN al op de dag van de ramp, op een moment dat er nog nauwelijks zicht was op de omvang van de ramp en de hulpverlening met horten en stoten op gang kwam, met een verklaring kwam waarin de schuldvraag werd gesteld en de hulpverlening bekritiseerd. Waarom zocht de CPN meteen de confrontatie? Volgens Ger Verrips, die een geschiedenis van de CPN schreef, ging die partij er na de ramp vanuit met een ‘revolutionaire crisissituatie’ te maken te hebben. Dat lijkt mij wat te vergaand. Wel zag de CPN de ramp als een uitgelezen mogelijkheid om propaganda te bedrijven voor haar eigen zaak en zo weer een rol van betekenis te gaan vervullen in Nederland. De ramp moest worden uitgebuit door een eigen (voorhoede)rol op zich te nemen en meteen de aanval op de regering in te zetten.

Kritiek op de CPN

Het optreden van de CPN leverde haar veel kritiek op, onder meer in het Parlement en in de media. Eerst ga ik in op de parlementaire discussie.

Op 10 en 11 februari 1953 ging de Tweede Kamer voor het eerst in debat over de ramp en ook in de maanden daarna kwam die nog diverse malen aan de orde, zowel in de Tweede als in de Eerste Kamer. Het beeld dat oprees uit die debatten was dat de meeste partijen tevreden waren over wat de regering sinds de ramp had gedaan. Verder wilde men liever niet stilstaan bij de oorzaken van de ramp, maar vooruitkijken: naar het voorkomen van zo’n ramp in de toekomst. De CPN was een van de weinige partijen die dat anders zag.

“Van de weeromstuit werd de CPN ervan beschuldigd de eendracht van het Nederlandse volk te hebben doorbroken en de ramp te willen exploiteren voor eigen politiek gewin.”

In de niet-communistische pers werd de CPN scherp bekritiseerd om haar opstelling na de Watersnoodramp. Veel kranten benadrukten het belang van eendracht bij hulpverlening en wederopbouw; die breed gewenste eensgezindheid werd echter verstoord door de communisten. De CPN van haar kant beschuldigde die kranten van het voeren van een anticommunistische hetze.

Volgens de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) had het CPN-partijbestuur zich de grote propagandistische waarde van de ramp onmiddellijk gerealiseerd. De dienst ging ervan uit dat de CPN de indruk wilde wekken de stuwende kracht bij de hulpverlening te zijn (de hiervoor al genoemde voorhoederol). De CPN streefde ernaar zo haar prestige in het land te versterken, terwijl volgens de dienst de middelen van de partij ‘in feite te gering waren om een dergelijk afzonderlijk optreden te rechtvaardigen’. Concluderend merkte de BVD op dat de CPN als enige politieke organisatie geprobeerd heeft politiek voordeel te behalen uit de ramp. Dit echter met weinig succes.

Opmerkelijk was dat er ook binnen de CPN veel kritiek was op de opstelling van de partij; veel partijgenoten vonden dat die partij te ver was gaan. Volgens de BVD was er geen sprake van een algemene crisis in de partij, maar wel was er veel onrust en keerden velen de partij teleurgesteld de rug toe.

Tot slot

De CPN zag de ramp als een goede mogelijkheid om propaganda te bedrijven voor haar eigen zaak en zo haar dalende populariteit een halt toe te roepen. In haar reactie op de ramp isoleerde de partij zich van de rest van de samenleving door meteen de schuldvraag te stellen en de schuld neer te leggen bij alle naoorlogse regeringen. Verder eiste de partij een voorhoederol op bij de hulpverlening en probeerde die via eigen kanalen (de Volkshulpcomités) te gaan uitvoeren, in plaats van zich aan te sluiten bij de algemene hulpverlening van de rest van de samenleving. Van de weeromstuit werd de CPN ervan beschuldigd de eendracht van het Nederlandse volk te hebben doorbroken en de ramp te willen exploiteren voor eigen politiek gewin. Het eigenzinnige optreden van de CPN na de Watersnoodramp leidde zo tot een verdere vervreemding tussen de grote meerderheid van de Nederlandse bevolking en de partij. Waarschijnlijk was het isolement van de CPN niet eerder zo groot.

Bij de gemeenteraadsverkiezingen van mei 1953 kreeg de partij de rekening gepresenteerd. De CPN ging toen achteruit naar iets meer dan 5 procent van de stemmen. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van juli 1946 behaalde de partij nog ruim 10 procent van de stemmen. In vergelijking met 1946 was zij in 1953 dus gehalveerd. Voor de CPN was dat een ramp na de ramp.

~ Jan de Vetten

Dit artikel maakt onderdeel uit van de serie De CPN in de Koude Oorlog

Lees ook: Communistische Partij van Nederland (CPN) – Een korte geschiedenis
…en: Watersnoodramp (1953) – Een rampzalige stormvloed

Bronnen

Bronnen
– Baalen, Carla van, en Jan Ramakers, Het kabinet Drees III 1952-1956. Barsten in de brede basis (Den Haag 2001).
– Slager, Kees, De ramp. Een reconstructie van de Watersnoodramp van 1953 (Amsterdam / Antwerpen 2003).
– Verrips, Ger, Dwars, duivels en dromend. De geschiedenis van de CPN 1938-1991 (Amsterdam 1995).

Verder:
– Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Archief CPN.
– Dagblad De Waarheid.

Een uitvoeriger versie van dit artikel is gepubliceerd in het Archief 2017 van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (Middelburg 2018).

Jan de Vetten is historicus, afgestudeerd in Leiden in 1981. In 2016 promoveerde hij in Leiden op zijn proefschrift: In de ban van goed en fout. De bestrijding van de Centrumpartij en de Centrumdemocraten (1980-1998). Het boek is uitgegeven bij Prometheus, Amsterdam. Momenteel doet hij onderzoek naar de omgang met en bestrijding van links- en rechts-radicale partijen.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×