Kapitalen werden hem geboden voor het schrijven van zijn autobiografie, maar voor het geld hoefde David Bowie het niet meer te doen. Dus deed hij het niet. Daarmee liet de op 10 januari 2016 overleden zanger, componist en acteur een kans schieten om de al tijdens zijn leven op gang gekomen mythevorming een draai te geven. Toch deed hij dat in zekere zin alsnog met zijn in 2013 verschenen lijst met honderd boeken ‘die zijn leven veranderden’.
Met die boeken, zowel fictie als non-fictie, etaleerde Bowie zijn belezenheid én cultiveerde hij het publieke image dat hij, de rockster op leeftijd inmiddels, wilde uitstralen. Hoogtepunten uit de literatuur, moderne Amerikaanse auteurs, cultklassiekers, titels van vrouwelijke schrijvers, zwarte auteurs en literaire outsiders; het is de weinig controversiële boekenkast van een twintigste-eeuwse kosmopoliet waarmee je in elk weldenkend gezelschap in een westerse stad mee voor de dag kunt komen, zoals in New York waar hij de laatste jaren woonde. Waarom liet Bowie, zijn leven lang een obsessieve veellezer, de boeken weg uit zijn lijst die hij in de jaren zeventig had stukgelezen en waardoor hij aanwijsbaar is beïnvloed in zijn werk?
Occulte bibliotheek
Maar op zijn latere boekenlijst is er nauwelijks een glimp van over. De vermoedelijke reden van deze omissie, schrijft John o’ Connell in Bowie’s boekenkast, is dat Bowie later niet aan deze manische, van drugs doordrenkte periode herinnerd wilde worden. Dat gebeurde dan ook nauwelijks in het Londense Victoria & Albert Museum waar in 2013 de tentoonstelling David Bowie Is werd geopend en ter gelegenheid waarvan Bowie zijn lijst samenstelde. Zo bezien bereik je met een boekenlijst hetzelfde als met memoires. Tegenover de overbelichting van het gekoesterde zelfbeeld dat je wilt uitdragen, staat de onderbelichting van de levensfase die je wilt vergeten en de boeken die daarbij horen. Gelukkig hebben we de liedjes nog.
I’m closer to the Golden Dawn
Immersed in Crowley’s uniform
Of imagery
I’m living in a silent film
Portraying Himmler’s sacred realm
Of dream reality
I’m frightened by the total goal
Drawing to the ragged hole
And I ain’t got the power anymore
No I ain’t got the power anymore
Met de songtekst van ‘Quicksand’, waarin de verwijzingen naar Aleister Crowley, de Hermetic Order of the Golden Dawn en Heinrich Himmler niet te missen zijn, zitten we middenin het occulte universum waarin Bowie in de jaren zeventig bivakkeerde.
Aleister Crowley
Dat Bowie bekend was met Crowley’s gedachtengoed blijkt ook in ‘After All’, van het album The Man Who Sold the World uit 1970. Daar zingt Bowie: ‘Live till your rebirth and do what you will’. Opnieuw een verwijzing naar Crowley en een van zijn bekendste publicaties The Book of the Law (1904). Daarin schreef hij zijn meest aangehaalde zin:
‘Do what thou wilt shall be the whole of the Law.’
Het is de basis van Crowley’s religieus-filosofisch geloofssysteem Thelema.
Edward Bulwer-Lytton
Hoewel Crowley’s werk ongetwijfeld tot Bowie’s lectuur behoorde, ontbreken zijn boeken op zijn lijst, wat verbaast omdat hij geobsedeerd was door de man die zich Het Beest noemde. Een auteur uit Bowie’s occulte periode die de latere zelfcensuur wonderwel overleefde en op de lijst kwam, is Edward Bulwer-Lytton met Zanoni (1842). Dat boek gaat over de Rozenkruizers, een spirituele beweging uit de vroege zeventiende eeuw die het bestaan verkondigt van een geheim genootschap dat de wereld bestuurt. Zanoni, held van de roman, is een rijke, exotische vreemdeling die maar niet lijkt te verouderen. Dat vindt de hoogste stand in Napels maar vreemd. Zanoni blijkt een uitverkorene van de Rozenkruisers, onsterfelijk zolang hij geen band aangaat met anderen. Dat gaat Zanoni goed af totdat hij kennismaakt met de lieflijke operazangeres Viola Pisani en zij achter zijn ware identiteit komt.
Bulwer-Lytton is van onmiskenbare invloed geweest op het werk van David Bowie, zoals te zien is in The Man Who Fell to Earth. Daarin speelt Bowie het op zijn lijf geschreven personage Thomas Jerome Newton, een alien in de gedaante van een bleke Engelsman met oranje haar. Een opvallende gelijkenis met Zanoni dringt zich op. Ook Newton valt uiteindelijk door de mand als zijn aardse echtgenote hem ontmaskert als buitenaards wezen.
Coming race
Look out at your children
See their faces in golden rays
Don’t kid yourself they belong to you
They’re the start of a coming race
The earth is a bitch
We’ve finished our news
Homo Sapiens have outgrown their use
All the strangers came today
And it looks as though they’re here to stay
In dit verhaal ontdekt een jonge reiziger een onderaardse wereld die wordt bevolkt door engelachtige wezens die zichzelf Vril-ya noemen. Het zijn overlevenden van de Bijbelse vloed die in een hoogtechnologische, utopiaanse wereld in het binnenste van de aarde leven. Ze beschikken over VRIL, een krachtige alles doordringende energie waarover ze met hun wil kunnen beschikken.
Holle aarde
Met The Coming Race schreef Bulwer-Lytton een van de allereerste science fiction-boeken. Hij droeg ermee bij aan de pseudowetenschappelijk theorie van de holle aarde, een idee dat goed aansloeg in Hitlers Derde Rijk. Heinrich Himmler (1900-1945), een mysticus die heilig geloofde in astrologie, schroomde niet om wetenschappers te laten onderzoeken of de aarde inderdaad hol is en of de Germanen oorspronkelijk uit Tibet kwamen.
Dubbelganger
Himmler was bepaald niet de enige vooraanstaande nazi die zich aangetrokken voelde tot occulte zaken en geheime genootschappen. Hitlers plaatsvervanger Rudolf Hess (1894-1987) is in dat opzicht een veel genoemde naam. Hess was een student geweest van Karl Haushofer en goed met hem en diens zoon Albrecht bevriend. Hij zou, net als hen, lid zijn van de VRIL. Hess verbaasde in 1941 vriend en vijand door op het hoogtepunt van de Tweede Wereldoorlog in zijn eentje de Noordzee over te vliegen in zijn ME-110. Hij belandde bungelend aan een parachute veilig op Schotse bodem. Hess had gedacht vredesonderhandelingen met een anti-Churchilliaanse vredesgroep te kunnen voeren maar werd in plaats daarvan de gevangene van Churchill.
Volgens de Britse auteurs John Harris en M.J. Trow had de Britse geheime dienst, goed op de hoogte van Hess’ occulte obsessies, de hand in het ‘lokken’ van Hitlers plaatsvervanger. Dit plan, waarbij de Haushofers en Aleister Crowley een rol zouden hebben gespeeld, was ontsproten aan het brein van de latere James Bond-auteur Ian Fleming, tijdens de oorlog werkzaam bij de Britse marine-inlichtingendienst. Ian’s schrijvende oudere broer Peter Fleming, eveneens werkzaam in de inlichtingenbranche, leverde de inspiratie met zijn in 1940 gepubliceerde boek The Flying Visit. Daarvan vertoont het plot een opmerkelijke overeenkomst met de vlucht die Hess in mei 1941 naar Schotland ondernam. In die satirische roman valt er ook een bekende nazi uit de lucht die aan een parachute op Britse bodem belandt. Ook al met de bedoeling over vrede te praten. Adolf Hitler, om wie het gaat, beleeft in Engeland doldrieste avonturen zoals het winnen van de eerste prijs bij een verkleedwedstrijd bij een dorpsfeest.
Als het waar is dat Hess zeer onder invloed staat van de astrologie en de zwarte kunst, dan zouden mijn diensten voor het departement wel eens nuttig kunnen zijn ingeval hij niet bereid is om te doen wat u wilt.
Het feest ging uiteraard niet door. Wel bewaarde Fleming de brief zorgvuldig en sloeg hij het beeld van Crowley op in zijn geheugen om het daar jaren later uit op te diepen toen hij bezig was met het bedenken van de schurken waartegen James Bond het moest opnemen.
Niet van deze aarde
Ook van Hitler is zijn belangstelling voor occulte zaken welbekend, zijn obsessie een nieuw ras voor te bereiden, zijn uitverkorenheid met een hogere taak te zijn belast. Als jongeman was hij een van de begeesterde toeschouwers bij een opvoering van Wagners opera Rienzi, der Letzte der Tribunen (1842) met een libretto naar een boek van Bulwer-Lytton. Tegenwoordig is deze opera weinig populair, vermoedelijk vanwege de zes-uur durende zit. Hitler zou later over de opera hebben uitgeroepen: ‘Op dat moment begon het’. Waarmee hij zijn politieke carrière zou hebben bedoeld.
Behalve voor occultisme interesseerde Bowie zich in zijn jongere jaren hevig voor het nazisme, een fascinatie die al helemaal niet op zijn boekenlijst uit 2013 is terug te vinden. In 1976 reisde Bowie samen met Iggy Pop per trein van Warschau naar Moskou. Bij de grens moest iedereen de trein verlaten. Bowie’s bagage werd doorzocht. De daarin aangetroffen boeken over Goebbels en Speer vonden ze bij de KGB maar hoogst verdacht.
In diverse interviews sprak Bowie over Hitler, die hij eens quasi-bewonderend de ‘eerste popster’ noemde. De massabijeenkomsten in Neurenberg, de perfecte enscenering daarvan, de openingsmuziek uit de ouverture van Rienzi en de hysterie waarmee de Führer aanbeden werd; het was nog het best te vergelijken met de taferelen bij een rockconcert, die Bowie maar al te goed kende. Engeland, vanaf 1974 tot 1979 geregeerd door Labour, had behoefte aan een ‘sterke leider’. Hij vond zichzelf wel geschikt. Toen Bowie in deze periode ook nog gefotografeerd werd met gestrekte arm, alsof hij de Hitlergroet bracht, hadden de tabloids een inkoppertje: ‘Heil en vaarwel’. Of zwaaide Bowie naar zijn geliefde fans, zoals hij zelf zei?
‘Het enige wat ik me van het maken van die film herinner, is dat ik niet hoefde te acteren. Op dat moment was ik zelf niet van deze aarde.’
Boek: Bowie’s boekenkast
– Nick Cook, The Hunt for Zero Point. One Man’s Journey to Discover the Biggest Secret Since the Invention of the Atomic Bomb (2001).
– John Harris en M.J. Trow, Hess. The British Conspiracy (2011).
– Peter R. König, ‘The Laughing Gnostic: David Bowie and the Occult’ (1996), online.
– Louis Pauwels en Jacques Bergier, De dageraad der magiërs (1960).
– John Pearson, De man die James Bond uitvond. Ian Lancaster Fleming (1968).
– Lynn Picknett, Clive Prince en Stephen Prior, Hess. Het dubbelleven van de man achter Hitler (2001).
– Perry Pierik, Karl Haushofer en het nationaal-socialisme. Tijd, werk en invloed (2006).
– Rob Sheffield, Bowie (2016).
– Ruud Vermeer, Aleister Crowley. De levensloop van een der grootste magiërs die ooit leefde (2004).