Dark
Light

De Boerenpartij – Politieke invloed voor boeren

Auteur:
7 minuten leestijd
Koekoek en Harmsen bij een demonstratie van 'vrije boeren', 1961
Koekoek en Harmsen bij een demonstratie van 'vrije boeren', 1961 (CC0 - Collectie / Archief : Fotocollectie Anefo - wiki)
In het eerste artikel van deze serie werd ingegaan op de vraag wat voor soort partij de Boerenpartij was. In dit artikel gaat het over de oprichting en de eerste jaren van de partij. De Boerenpartij werd opgericht in 1958 en kwam voort uit de Vereniging voor Bedrijfsvrijheid in de Landbouw. Op die vereniging gaan we dus eerst in.


Vereniging voor Bedrijfsvrijheid in de Landbouw

De naoorlogse jaren waren moeilijk voor de Nederlandse agrarische sector. De regeringen na 1945 voerden daarom een actief moderniseringsbeleid voor die sector; alleen door mechanisering, schaalvergroting en een actieve prijspolitiek kon de landbouw concurrerend zijn op de wereldmarkt. Veel kleinere boeren voelden zich echter door dit beleid in hun bestaan bedreigd; ze vreesden in de verdrukking te raken.

Het Landbouwschap – een semi-overheidsorgaan ingesteld om de boeren te begeleiden bij de onvermijdelijk geachte agrarische modernisering – werd het mikpunt van de boze boeren. Het zou niet de belangen van de landbouwers dienen, maar hen juist belemmeren bij hun bedrijfsvoering. Vooral bij de kleinere boeren, die moeite hadden om zich economisch te handhaven, vond dit standpunt weerklank. Het Landbouwschap werd hét symbool voor de bemoeizucht van de overheid met de landbouw.

Boze boeren richtten in 1946 de Vereniging voor Bedrijfsvrijheid in de Landbouw (BVL) op, een protestbeweging tegen het landbouwbeleid van de overheid. Hendrik Koekoek (1912-1987) was een van de oprichters van de BVL; vanaf 1951 was hij de voorzitter. De BVL voerde in de jaren vijftig – voor die tijd – harde acties tegen de ‘ambtelijke terreur’, en dat leverde de Vereniging een flinke aanhang op, vooral in het oosten van het land. De BVL riep de boeren onder meer op om de verplichte heffingen aan het Landbouwschap niet te betalen, wat leidde tot maatregelen tegen die boeren (zoals boetes en onteigeningen). Deze ‘slachtoffers’ kregen binnen de beweging de status van martelaren.

Koekoek spreekt een vergadering van de Boerenpartij toe, 1966
Koekoek spreekt een vergadering van de Boerenpartij toe, 1966 (CC0 – Collectie / Archief : Fotocollectie Anefo)

Wie was Koekoek?

Hendrik Koekoek is geboren op 22 mei 1912 in Hollandscheveld (Drenthe) in een groot Nederlands-hervormd gezin van 7 kinderen. Hij overleed op 8 februari 1987 op 74-jarige leeftijd in Bennekom (gemeente Ede). Zijn vader was Roelof Koekoek, landbouwer, later pluimveehouder te Hollandscheveld. Vader Koekoek was een succesvolle boer die zijn bedrijf flink wist uit te breiden.

In zijn jeugd ging Hendrik Koekoek naar de protestants-christelijke lagere school, een school met de Bijbel. Op zondag ging hij naar de kerk en naar zondagsschool. Toen al moest hij regelmatig meewerken op het bedrijf van zijn vader. Na de lagere school ging hij daar fulltime aan de slag. In de avonduren volgde hij cursussen: boekhouden en handelskennis en pluimveeselectie. Verder was hij actief in het plaatselijke verenigingsleven.

Koekoek ervoer het ouderlijk milieu in toenemende mate als benauwend. Zijn militaire diensttijd was een breuk met de sleur. Daarna was hij in de jaren dertig een tijdlang werkzaam als landarbeider op diverse boerenbedrijven in Noord-Holland. Tijdens de mobilisatie (in 1939) was zijn eenheid gelegerd in de buurt van Wageningen. Hij was ingekwartierd bij de boerenfamilie Van Zetten, waar hij zijn toekomstige echtgenote, Theodora Geertruida (Doortje) van Zetten, geboren op 6 april 1902, leerde kennen. De familie Van Zetten was een gegoede boerenfamilie; Doortje had een opleiding gevolgd tot analist aan het Rijksproefstation. Ze trouwden in 1942; het huwelijk bleef kinderloos.

Tijdens de Duitse inval in 1940 vocht Koekoek mee op de Grebbeberg. Na een korte periode van krijgsgevangenschap keerde hij terug naar het ouderlijk huis. Ook na zijn huwelijk in 1942 bleef hij nog enige tijd bij zijn ouders wonen – en zijn vrouw bij haar ouders – omdat de door hem gekochte boerderij in Bennekom door een pachtkwestie nog niet vrijkwam.

Koekoek was in de eerste oorlogsjaren in Hollandscheveld betrokken bij de registratie van paarden voor de bezetter. Nadat hij door de bezetter was ontslagen als paardenregistreerder dook hij onder omdat hij hoorde dat er een arrestatiebevel tegen hem was uitgevaardigd. In 1943 werd Koekoek door de Duitsers gearresteerd. Hij bracht zeven maanden in gevangenschap door. Voor welk vergrijp hij was gearresteerd is niet duidelijk: Koekoek zelf zei voor ondergronds werk; volgens verzetsmensen ging het om illegale handel. Na zijn gevangenschap moest hij naar Duitsland om dwangarbeid te verrichten. Na zijn terugkeer ging hij aan het werk op de boerderij van zijn schoonvader in Lienden (Betuwe). Pas in 1947 kon hij terecht op zijn boerderij in Bennekom, aan de Bovenweg nummer 18. Vanaf 1946 was hij actief in de Vereniging voor Bedrijfsvrijheid in de Landbouw (BVL).

Naar een Boerenpartij

De invloed van de BVL op het landbouwbeleid van de regering bleek beperkt. Koekoek en enkele van zijn medestanders vonden dat dat moest veranderen. Ze wilden de politiek in, om zo hun invloed uit te breiden en hun standpunten te realiseren.

Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 13 juni 1956 stond Koekoek – als een van de lijsttrekkers – op de kandidatenlijst van de Nederlandse Oppositie Unie (NOU), een rechts-nationalistische partij. De NOU behaalde onvoldoende stemmen voor een zetel. Kort na de verkiezingen werd de partij al weer opgeheven. Na het echec met de NOU werkte Koekoek met andere BVL-leden aan de oprichting van een eigen politieke partij. Dat werd de Boerenpartij.

Koekoek in de Tweede Kamer, 1966
Koekoek in de Tweede Kamer, 1966 (CC0 – Eric Koch, Anefo; Nationaal Archief – wiki)

Eerste jaren Boerenpartij

De Boerenpartij is waarschijnlijk in december 1958 opgericht; de exacte datum is niet bekend. Tot de oprichters behoorden Koekoek en Evert Jan Harmsen. Koekoek werd voorzitter, Harmsen secretaris van de partij. Op 23 december 1958 werd de partij ingeschreven door de Kiesraad.

De partij ging al snel meedoen aan verkiezingen, maar aanvankelijk nog met beperkt succes. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1959 behaalde de Boerenpartij geen zetels. In de jaren daarna groeide de bekendheid van de Boerenpartij, en vooral van haar voorman Koekoek, door protestacties tegen de verplichte heffingen van het Landbouwschap. Dergelijke acties leverden hem veel publiciteit op in de media. Bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten van 1962 behaalde de partij een eerste succes: één zetel in Gelderland, die werd bezet door Koekoek.

Had de Boerenpartij fascistische wortels?

In de jaren zestig werd wel gezegd dat de Boerenpartij fascistische trekjes heeft. De Boerenpartij is echter geen fascistische partij, dat blijkt duidelijk uit de partijprogramma’s. Maar op individueel niveau waren er banden met voormalige politiek delinquenten (dat zijn mensen die na 1945 waren veroordeeld vanwege hun gedrag in de oorlog, onder wie voormalige NSB’ers en SS’ers). Achter de schermen leverden die een bijdrage aan de oprichting van de partij. Het ging daarbij om de landbouwingenieurs J. Beckering Vinckers, H. Adams, G.G. Gerkens en S.D. Rispens. Alle vier waren zij actief in landbouwkringen en werden daar gewaardeerd om hun vakkennis.

Hendrik Adams met partijvoorzitter Koekoek, 1966
Hendrik Adams met partijvoorzitter Koekoek, 1966 (CC BY-SA 3.0 nl – SPAARNESTAD PHOTO/NA/Anefo/Koch – wiki)
Vlak na de verkiezingsnederlaag van de NOU in juni 1956 was er overleg over een nieuw politiek initiatief, mede erop gericht om de positie van de voormalige politiek delinquenten in de samenleving te verbeteren. In 1957 berichtte de Binnenlandse Veiligheidsdienst over mensen die de ontevredenheid van de boeren probeerden te stimuleren. Ook het ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening (LV&V) maakte zich zorgen over ‘[e]xtremistisch getinte’ activiteiten onder de boeren. In een nota voor de Ministerraad (van februari 1958) vroeg het ministerie aandacht voor de steeds agressievere acties van boeren, waarbij onder meer de BVL was betrokken. Ze schreef in de nota dat er plannen waren om een nieuwe politieke partij op te richten. Daarbij speelden ook een aantal ‘politiek gederailleerde Wageningse ingenieurs’ een rol, mensen dus die tijdens de oorlog een dubieuze rol hadden gespeeld. En op de achtergrond waren enkele prominente oud-NSB’ers betrokken. Volgens de nota waren vooral Rispens en Adams zeer actief. Die waren erin geslaagd ‘overwegende invloed’ te verkrijgen binnen de BVL en duwden die organisatie naar scherpere acties. A-politieke figuren als Koekoek en Voortman waren, schreef het ministerie, een gemakkelijke prooi voor deze ‘intellectuele meerderen’.

Er waren ook mensen die waarschuwden tegen de activiteiten van ex-politiek delinquenten onder de boeren. De voorzitter van de Gelderse Maatschappij van Landbouw, G. van der Ley, deed dat begin 1958 op een vergadering van zijn organisatie. Hij waarschuwde voor een aantal vroegere nationaal-socialisten die de voorlieden van de boerenbeweging gebruikten om in te spelen op de sentimenten van de boerenbevolking en ‘ons volk te injecteren met een oud gif’. Hij waarschuwde specifiek voor het ‘gewroet’ van mensen als Adams en Rispens (die hij met naam en toenaam noemde) in de vrije boerenorganisaties. Koekoek reageerde in het BVL-blad De Vrije Boer (van 1 maart 1958): de BVL was geen organisatie van oud-politiek delinquenten (wat Van der Ley ook niet had beweerd). Koekoek koos er dus voor om de waarschuwingen van Van der Ley te negeren.

Tot slot

De Boerenpartij is voortgekomen uit een actiegroep van vooral kleine boeren, de Vereniging voor Bedrijfsvrijheid in de Landbouw (BVL). Het BVL-bestuur wilde de politiek in om meer invloed te kunnen uitoefenen op het landbouwbeleid van de regering. Bij de oprichting van de partij speelden op de achtergrond enkele oud-politieke delinquenten een belangrijke rol, landbouwingenieurs als Rispens en Adams. Adams zullen we nog vaker tegenkomen in deze artikelenreeks.

~ Jan de Vetten

Artikelen in deze serie: Geschiedenis Van De Boerenpartij

Bronnen

Boeken, artikelen:
– Jaap van Donselaar, Fout na de oorlog. Fascistische en racistische organisaties in Nederland 1950-1990 (Amsterdam 1991).
– A.T.J. Nooij, De Boerenpartij. Desoriëntatie en radikalisme onder de boeren (Meppel 1969).
– Ismee Tames, Doorn in het vlees. Foute Nederlanders in de jaren vijftig en zestig (Amsterdam 2013).
– Ida J. Terluin, 100 jaar boer Koekoek (Groningen 2012).
– Koen Vossen, De andere jaren zestig. De opkomst van de Boerenpartij (1963-1967), in: Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen Jaarboek 2004 (Groningen 2004).

Internet:
– W. Slagter, ‘Koekoek, Hendrik (1912-1987)’, in: Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn4/koekoek.
– Koekoek, H. (Hendrik): https://www.parlement.com/id/vg09ll2bsbtl/h_hendrik_koekoek.

Archieven:
– Het tijdschrift De Vrije Boer. Veertiendaags orgaan van de Landelijke Vereniging voor Bedrijfsvrijheid in de Landbouw (1948?-1967) is in te zien bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis.
– Op de website van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (DNPP) is veel materiaal te vinden over de Boerenpartij, waaronder de verkiezingsprogramma’s en het beginselprogramma: https://dnpp.nl/dnpp/pp/bp.

Kranten:
– Diverse dagbladen via Delpher: zie www.delpher.nl.

Jan de Vetten is historicus, afgestudeerd in Leiden in 1981. In 2016 promoveerde hij in Leiden op zijn proefschrift: In de ban van goed en fout. De bestrijding van de Centrumpartij en de Centrumdemocraten (1980-1998). Het boek is uitgegeven bij Prometheus, Amsterdam. Momenteel doet hij onderzoek naar de omgang met en bestrijding van links- en rechts-radicale partijen.

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 51.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×