Edgar Degas, een van de sterkhouders van het 150-jarige impressionisme, is gekend voor zijn rozerige danseresjes van de Parijse Opera. Sfeervolle evocaties. Ook zijn sculptuur Grande Danseuse habillée, een bronzen beeld van een danseresje van veertien jaar mét een tullen tutu, lokt nog altijd veel bewondering. Alleen reveleren de ontstaansgeschiedenis en de achtergrond een weinig fraaie leefwereld en een sluimerende misogynie.
Mannen met uitpuilende buik in een zwart rokkostuum keuren langs de zijkant van het podium het jonge vlees dat pliés, pointes, ronds de jambes, battements en andere balletposities uitprobeert. Net zoals dezelfde mannen de paarden in de renkoersen op hun spieren en beloftes evalueren. Degas schilderde beide… sporten, hun uitvoerders, hun motoriek en hun bewonderaars.
Les petits rats – zoals de jonge ballerina’s van de Opera van Parijs worden genoemd – zijn evenzeer amusement als de paardenrennen voor de mannen uit de hogere burgerij. Zoals een renpaard ‘bezitten’ vele van hen ook een petit rat.
Die kleine ratjes van het Corps de Ballet waren immers veelal (piep)jonge prostituées die onderhouden en bepoteld werden door heren van stand. Voor de tijd dat het duurde, was hun leven comfortabel: geen honger, geen kou, wel een fysieke inspanning… Zoals Emmanuelle Delattre-Destemberg schrijft:
In de wereld van de ‘academische dans’ wordt een ‘marcheuse’ (een dansfigurante) meestal geassocieerd met een ‘rat d’Opéra’, van wie ‘la vertu’ (de maagdelijkheid) gestolen wordt bij het begin van de pubertijd, meestal door een mère maquerelle (hoerenmadam)
‘Handel in vleeswaren’
Ook al lijken de werkomstandigheden van de jonge leerling ballerina’s minder erbarmelijk dan die van hun leeftijdgenootjes uit de lagere bevolkingsklassen die allemaal lange, uitputtende werkdagen in vaak ongezonde omstandigheden en voor nauwelijks een appel en een ei doorploegen. De danseresjes zijn evenzeer het slachtoffer van fysieke en psychologische mishandelingen. Na de repetities en de avondvoorstellingen, die al gauw vijftien daguren opslokken, worden de meisjes bovendien gevraagd voor privévertoningen… Zo’n uitnodiging voor een ‘soirée privée’ betekent niet enkel kennismaking met de begoede kringen, mogelijk nieuwe contacten en werkgelegenheid maar ook een rijkelijke maaltijd. Spektakel is ook ‘business’.
De jeugdige, fragiele schoonheid in de schijnwerpers en de vleselijke commercie balanceren op de schreef van dubbelzinnigheid. Zo ook het beeld van Degas.
Toen de sculptuur in 1881 – tijdens de zesde tentoonstelling van de impressionisten in Parijs – voor het eerst werd tentoongesteld, ging er een koude rilling over de rug van de toeschouwers. In al haar realisme bezorgde de kleine ballerina ongemak. Het beeld was niet in brons maar in was gegoten. Dat materiaal zorgde voor een nauwkeurig griezelige weergave van de huid van het jonge meisje. Bovendien had de beeldhouwer haar een pruik van paardenhaar gegeven. Een hoofdtooi achteraan vastgebonden in een vlecht met een roze strik. Het danseresje droeg ook een écht zijden bustier en een tullen danstutu. Het volledige beeld presenteerde Degas onder een glazen stolp.
Marie, de muze
De kritiek was niet mals en Degas hield het bij die ene tentoonstelling. Voortaan bewaarde hij de sculptuur in zijn werkruimte en niemand kreeg het beeld nog te zien. Pas vijf jaar na het overlijden van Degas – in 1922 – werden er bronzen afgietsels gemaakt. Tegenwoordig tronen kopies ervan in de grote musea over de wereld.
Maar het achterliggende verhaal is nog meer verbijsterend. Voor het geboetseerde beeld inspireerde Degas zich op Marie van Goethem (1834-1917). Marie lanterfant ook rechts op zijn schilderij Classe de ballet (nu in het Philadelphia museum ).
Marie, net als haar zusjes Antoinette en Louise, waren figuranten van de Opera van Parijs. Daar werden ze ‘geplaatst’ door hun moeder, een weduwe-wasvrouw die de eindjes aan mekaar knoopt met prostitutie en door zakkenrollen. Daarin sleurt ze haar dochter Antoinette mee. Ook Marie zelf verglijdt in de prostitutie, vooral nadat ze weggestuurd is uit de Opera wegens meerdere afwezigheden.
Het milieu waarin Marie Van Goethem opgroeit, is een proletarisch gezin, onderaan de sociale ladder. Generatiearmoede waaraan de negentiende eeuw ‘rijk’ was. Nochtans zijn beide ouders Van Goethem – vader was kleermaker – vanuit België naar Parijs gemigreerd op zoek naar een beter leven.
Een model is een del
Op haar dertiende begon Marie als dansleerlinge. Vier jaar later werd ze weggestuurd. De puber heeft dan al een slechte reputatie want ze poseert ook voor… schilders. Modellen zijn in de negentiende eeuw synoniem van lichtekooien, meisjes van plezier. Voor haar modellenwerk voor Degas belandde de veertienjarige Marie zelfs in de gevangenis. De kunstenaar zelf… bleef ongemoeid.
Dat het beeld bij de toeschouwers voor een ‘malaise’ zorgde, werd niet enkel veroorzaakt door de hyperrealistische weergave. Een kunstcriticus vroeg zich af:
Waarom zijn haar voorhoofd en haar lippen zo gekenmerkt door zo een diepe gemeenheid?
Ook merkt hij op dat…
…de ballerina gedachteloos was en dat ze haar gezicht of beter haar kleine snoet naar voor stak met een bestiale onbeschaamdheid.
Een apentronie, zo omschreven bezoekers het meisje ook. Een gelijkaardig vrouwenhoofd met een afgeplat voorhoofd had Degas voordien al getekend. In een gerechtszaal. Het was een schets van het hoofd van Abadie (Galerie Schmit, Paris), een moordenares. Het hoefde niet werkelijkheidsgetrouw te zijn maar de overtuiging heerste dat criminelen – waaronder meisjes van plezier – alleen maar een verfoeilijk uiterlijk konden hebben. Dat stemde overeen met hun ‘bestialiteit’, met de uiterlijke kenmerken van… ‘niet-geëvolueerden’. Dat ‘misdadigers’ bepaalde uiterlijke kenmerken vertoonden, paste in de theorie van ‘gelaatskunde’, fysionomie/fysiognomie, ontwikkeld door de Italiaanse criminoloog Cesare Lombroso.
Die menselijke ‘dierlijkheid’ was ook de reden waarom Degas, gekend misogyn, racist en antisemiet, het beeld onder een glazen stolp presenteerde. Glazen ‘kooien’ waren in de negentiende eeuw bestemd voor opgezette, uitheemse en vreemde dieren. En bij Degas voor (al dan niet naakte) vrouwen.
Maria Lopez Fernandez, de Spaanse kunsthistorica die een onderzoek naar het vrouwbeeld in de negentiende eeuw publiceerde, bevestigt:
De vrouw was evengoed een beest voor Degas.
Hoe het leven van Marie verder verliep, is niet bekend.
150 jaar impressionisme wordt met tal van tentoonstellingen gevierd:
- 150 jaar impressionisme, 150 evenementen – Normandië Toerisme
- Vive l’impressionnisme! – Van Gogh Museum
- Peindre la nature. Paysages impressionnistes du musée d’Orsay – MUba
- Paris 1874 Inventer l’impressionnisme – Musée d’Orsay
- Berthe Morisot à Nice, escales impressionnistes – Musée des Beaux-Arts Jules Chéret
Bronnen â–¼
-Richard Kendall, Douglas W. Druick en Arthur W. Beale, Degas and The Little Dancer, Yale University Press, 1998.
-Camille Laurens, La Petite Danseuse de quatorze ans, Paris, Stock, 2017.
-Amy Henderson, “The True Story of the Little Ballerina Who Influenced Degas’ Little Dancer”, in Smithsonian magazine, 2014.
-Emmanuelle Delattre-Destemberg, « Être danseuse en Europe au xixe siècle », in Encyclopédie d’histoire numérique de l’Europe, 2020.
-Maria Lopez Fernandez, La imagen de la mujer en la pintura española de fin de siglo (1880-1914).