Voor de toen 15-jarige Hetty Verolme stopte de oorlog op 15 april 1945. Die voorjaarsdag werd het Duitse concentratiekamp Bergen-Belsen, waar zij sinds februari 1944 gevangen zat, bevrijd door de Britten.
De uitgemergelde lichamen van gestorven gevangenen, die verspreid lagen over het kampterrein, getuigden van de ontberingen die Hetty en haar medegevangenen gedurende hun gevangenschap hadden moeten doorstaan. Zelf was ze ernstig verzwakt en besmet met tyfus en niet in staat haar bed te verlaten om haar bevrijders te verwelkomen. Maar die lentedag zag de toekomst er voor haar weer zonnig uit.
In De kleine moeder van Bergen-Belsen, eerder uitgegeven als De kinderbarak van Bergen-Belsen, vertelt Hetty Verolme over haar verblijf in Bergen-Belsen, het kamp waar Anne Frank en haar zus Margot in maart 1945 stierven na eveneens besmet te zijn geraakt met tyfus. De in 1930 in Antwerpen geboren Hetty woonde met haar ouders sinds 1931 in Amsterdam, waarvandaan het gezin, inclusief haar twee broertjes, op 29 september 1943 door de Duitse bezetter werd afgevoerd naar doorgangskamp Westerbork op de Drentse heide. Tot dan toe was het Joodse gezin deportatie bespaard gebleven, omdat Hetty’s moeder Ferdinand aus der Fünten, de SS-officier die de leiding had over de deportatie van de Nederlandse Joden, had omgekocht. In hun paspoorten stond vermeld dat ze vrijgesteld waren van deportatie en het was de bedoeling dat ze uiteindelijk naar Portugal zouden reizen om uitgeruild te worden tegen Duitse krijgsgevangenen.
Hun paspoort kon uiteindelijk toch niet voorkomen dat ze gedeporteerd werden, maar in tegenstelling tot vele anderen kwamen ze in elk geval niet terecht in Auschwitz, waar meerdere schoolvriendinnen en buurtgenootjes van Hetty vermoord werden in de gaskamers. Ze belandden in het zogenoemde Sternlager van Bergen-Belsen, een afdeling van het concentratiekamp voor de zogenoemde “ruiljoden”.
Hetty en haar twee broertjes werden in het kamp gescheiden van hun ouders en kwamen terecht in wat bekend kwam te staan als de kinderbarak van Bergen-Belsen. Ze maakten in deze barak onderdeel uit van een groep van ruim veertig kinderen die hier moest zien te overleven onder de toegewijde zorg van de Poolse verpleegster Luba Frederick, ook wel de “Engel van Bergen-Belsen” of de “Moeder van Bergen-Belsen-genoemd”.
Hetty was als één van de oudere kinderen zelf ook een rots in de branding voor de jongere kinderen in de barak. Het, bij aankomst in de barak, veertienjarige meisje nam de leiding toen de kinderen werden gescheiden van hun ouders. Ze verschoonde de kleintjes en deelde taken uit aan de andere kinderen om alles zoveel mogelijk bij het normale te houden. Alleen of onder begeleiding van volwassen gevangenen verliet ze meermaals de barak om op zoek te gaan naar voedsel voor zichzelf en de anderen. Opmerkelijk genoeg werd ze nooit gesnapt als ze etenswaren vanuit de kampkeuken meesmokkelde naar de kinderbarak. Zelfs een angstige confrontatie met de beruchte kampbewaakster Irma Grese liep wonderwel goed af. Het waren met name de honger en de slechte hygiënische omstandigheden die Hetty en haar lotgenootjes moesten zien te doorstaan, plus de onzekerheid over het lot van hun vaders en moeders.
Hetty vertelt in De kleine moeder van Bergen-Belsen met veel compassie over de lotgevallen van de kinderen en hun helpers, waaronder de in 1995 door koningin Beatrix met de Zilveren Erepenning voor Menslievend Hulpbetoon gedecoreerde zuster Luba. Dankzij de nuchtere schrijfwijze, zonder diepzinnige bespiegelingen, is het boek ook geschikt voor kinderen in groep acht van het basisonderwijs. Dat het pas vele jaren na de oorlog geschreven is door de inmiddels in Australië wonende schrijfster valt niet op. De gebeurtenissen stonden blijkbaar nog steeds op haar netvlies gebrand en worden gedetailleerd en op objectieve toon beschreven. Daarmee vormt het boek een aangrijpende documentatie van de omstandigheden en gebeurtenissen in de kinderbarak, een klein maar aangrijpend facet van de geschiedenis van de Holocaust.
~ Kevin Prenger – Go2War2