De klokken van Karel
Tuinieren of een antiekwinkeltje openen… Volwassenen met een drukke carrière dromen graag van hun pensioen. Dan zullen ze eindelijk kunnen doen wat ze leuk vinden! Keizer Karel deed niets liever dan aan z’n verzameling klokken prutsen. Daarom deed hij op z’n 55ste vrijwillig troonsafstand.
Op zijn pensioenfeest maakte hij een uitgebluste indruk. Hij was al lang niet meer de enthousiaste kerel, die op z’n negentiende de Spaanse koningstitel erfde en twee jaar later werd verkozen tot keizer van het Heilige Roomse Rijk. Hij was toen zo blij geweest dat hij de Franse tegenkandidaat had geklopt! In die begindagen grapte Karel:
“Mijn rijk is zo groot. De zon gaat nooit onder chez moi!”
De keizer sprak immers vier talen, zodat al zijn onderdanen hem zouden verstaan.
Volgens een oud mopje – echt stokoud, uit 1601 – sprak Karel Spaans met God, Italiaans met z’n vrienden, Frans met de vrouwen en Duits tegen z’n paard. Maar het bleek geen lollig werk, regeren. Karels enorme rijk bracht enorme problemen met zich mee! De keizer voerde oorlogen te land en ter zee tegen de Turken. Sinds ze Constantinopel hadden ingenomen, rukten zij steeds verder op naar het westen. Ze versloegen Karels schoonbroer en veroverden zo Hongarije. Heel stresserend!
En dan was er de Franse koning, nog altijd nukkig dat hij naast de keizerskroon had gegrepen. Hij begon wel vijf oorlogen over een paar steden in Noord-Italië. Zo hield Karel amper tijd over om bezig te zijn met z’n geliefde klokken. Of met z’n grootste probleem: het protestantisme.
Karel V was een goede katholiek en een fan van de paus. Als jonge koning sloeg hij Martin Luther in de ban. Hij liet op meerdere plaatsen in z’n rijk protestantse boeken verbranden. Maar die lutheranen hielden niet op. Je kon ze militair in de pan hakken, zoals Karel deed in 1548, en dan nog weigerden ze om het katholicisme opnieuw te omarmen. Karel werd er zo moe van.
In 1555 tekende hij de Godsdienstvrede van Augsburg. Officieel legde hij zich erbij neer dat mensen in zijn rijk verschillende religies zouden aanhangen. Maar op het moment dat hij z’n handtekening zette, knakte er iets in de oude koning. Als hij zijn geloof niet kon opleggen aan zijn onderdanen, dan hoefde het voor hem niet meer.
Karel V ging met vervroegd pensioen en trok zich terug in het Spaanse Yuste, waar hij een klein paleis had in de vleugel van een klooster. Hij wou er ongestoord z’n klokken afstellen, zodat ze perfect gelijktijdig zouden luiden. Maar zelfs dat geluk werd hem niet gegund. Er was altijd wel één klok die net iets vroeger of later beierde dan de rest. Genoeg om de arme Karel horendol te maken! En wat hij ook probeerde, hij kreeg het niet gefikst…