Politieke crises doen zich meestal ’s nachts voor. Voor de hand liggend, want parlementaire debatten hebben de neiging uit te lopen tot in de kleine uurtjes. Zeker spannende debatten, als er van alles op het spel staat. Soms krijgt zo’n nacht een naam. De Nacht van Wiegel (in 1999) bijvoorbeeld, of de Nacht van Van Thijn (2005). Beide zijn genoemd naar de overduidelijke hoofdpersoon tijdens de verwikkelingen.
Ook de nacht van 28 op 29 juni 2006 is legendarisch geworden. Die draaide om de vraag of er nog voldoende vertrouwen bestond in minister voor Vreemdelingenzaken Rita Verdonk (VVD). Zij stond dus centraal in het debat.
Soms wordt deze nacht dan ook aangeduid als de Nacht van Verdonk. Toch is deze benaming wat minder gebruikelijk dan wanneer het over andere politieke crisissituaties gaat. Dat komt waarschijnlijk doordat Verdonk tijdens de bewuste nacht niet echt handelend optrad, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Wiegel en Van Thijn. De beraadslagingen gingen vooral óver haar.
De voornaamste figuren in het debat waren eerder Jan Peter Balkenende, de premier, en Lousewies van der Laan, op dat moment D66-fractievoorzitter. Die laatste – en haar fractiegenoten – steunden een motie van wantrouwen tegen Verdonk. Het tweede kabinet- Balkenende was daarmee zijn meerderheid kwijt. Toen de premier en zijn getrouwen zich daar de volgende dag niets van leken aan te trekken, verlieten de D66-ministers na enig geharrewar het kabinet. Daarmee was het lot van Balkenende II bezegeld.
De Nacht van Verdonk wordt overigens ook wel de Ayaan-crisis genoemd. Aanleiding voor de tegenstellingen was namelijk het VVD-Kamerlid Ayaan Hirsi Ali. Zij had – zo bleek in het voorjaar van 2006 uit speurwerk van het tv-programma Zembla – niet de waarheid verteld over haar verleden. Toen ze, jaren daarvoor, was gevlucht uit Somalië had ze een valse naam opgegeven alsmede een onjuiste geboortedatum.
Hirsi Ali
Op zichzelf was dat niet onbekend. Hirsi Ali had daar eerder openlijk over gesproken. Niettemin besloot Verdonk om haar partijgenote haar Nederlanderschap te ontnemen. Of beter gezegd: ze had volgens de minister de Nederlandse nationaliteit nooit gekregen. Dat bracht onder meer met zich mee dat ze illegaal in de Tweede Kamer zou hebben gezeten.
Een Kamermeerderheid zette Verdonk onder druk om haar besluit terug te draaien. Uiteindelijk bleek de bewindsvrouw hiertoe bereid. Ze stelde wel als voorwaarde dat Hirsi Ali een verklaring ondertekende waaruit naar voren kwam dat ze de minister op het verkeerde been had willen zetten. Het Kamerlid deed dit.
Op 28 juni vond er, zoals gezegd, een debat plaats over deze kwestie. Verdonk verdedigde haar handelwijze. Maar of ze de beraadslagingen zou overleven was de vraag. D66 was van plan een einde aan haar steun voor Balkenende II te maken. Het deed daar vooraf tegen journalisten ook niet geheimzinnig over.
Politiek avontuur
De Haagse verslaggevers begrepen heel goed dat de democraten erop uit waren het kabinet te verlaten. Het politieke avontuur had hun immers niet gebracht wat ze ervan gehoopt hadden. In 2003 was D66 – na een mislukte formatiepoging van CDA en PvdA – in een coalitie met CDA en VVD gestapt. Die twee partijen kwamen 4 zetels tekort voor een Kamermeerderheid. D66, dat bij de verkiezingen 6 zetels had gehaald, kon die leveren.
Maar de partij had bij kabinetsberaad weinig in te brengen. Ze moest nederlaag na nederlaag slikken. In de peilingen was dat goed te merken. D66 haalde daarin zelden meer dan 3 zetels, vaak nog minder. Binnen de links-liberale fractie werd erkend dat het een vergissing was geweest om met twee behoudende partijen te gaan regeren. D66 wilde van Balkenende II af.
Het debat over Verdonk bood een aantrekkelijke gelegenheid om dat doel te realiseren. Zeker na een minder gelukkige opmerking van premier Balkenende. Die liet zich ontvallen dat de door Hirsi Ali ondertekende overeenkomst, waarin ze verklaarde Verdonk te hebben voorgelogen, vooral diende om de minister een doekje voor het bloeden te bieden. Ze moest ‘ermee kunnen leven’.
GroenLinks-leider Femke Halsema diende hierop (samen met enkele andere oppositiepartijen) een motie van afkeuring in tegen Verdonk. Die werd uiteraard door de ondertekenaars gesteund, maar ook door D66. Volgens fractieleider Van der Laan moest Balkenende kiezen tussen het kabinet en Verdonk.
Zoals Van der Laan en haar fractiegenoten op hun vingers hadden kunnen uittellen deed Balkenende dat niet. De fracties van VVD en CDA, alsmede enkele kleintjes, stemden tegen de motie, waarmee ze was verworpen.
Steun
De volgende dag probeerde Balkenende te doen of er niets aan de hand was. Tijdens een ministerraad werd vastgesteld dat de motie was verworpen, zodat Verdonk kon blijven zitten. De D66-fractie trok hierop de steun voor haar eigen bewindslieden in het kabinet in, waarop die uiteindelijk besloten af te treden. Het kabinet-Balkenende II was gevallen.
In de aanloop naar de verkiezingen knutselde voormalig CDA-premier Ruud Lubbers een overgangskabinetje in elkaar, dat de komst van nieuwe verkiezingen moest voorbereiden. Verdonk maakte daar gewoon deel van uit. Ze kwam nog in moeilijkheden toen de Kamer een oppositiemotie van afkeuring tegen haar nu wel aannam. Die motie ging over een voorlopige stop op het uitzetten van uitgeprocedeerde asielzoekers. Balkenende loste het probleem rond zijn VVD-bewindsvrouw op door haar portefeuille te wijzigen. Het vreemdelingenbeleid hoorde niet langer tot haar takenpakket.
D66 schoot weinig op met de val van het kabinet. De partij bleef het slecht doen in de polls, waarin ze soms op nul zetels uitkwam. Af en toe werd zelfs met de gedachte gespeeld de partij maar op te heffen.
Dat gebeurde niet. D66 haalde bij de verkiezingen van november 2006 toch nog 3 zetels. Daarna slaagde het er onder leiding van Alexander Pechtold (de opvolger van Van der Laan) in zijn positie weer te verbeteren.