In drie afleveringen van 52 minuten behandelt BBC-presentator Rageh Omaar in de docu-serie “Ottomanen. De moslimkeizers van Europa” (B-Motion, 2014), de enerverende geschiedenis van het Ottomaanse Rijk. Duidelijk wordt hoe de Ottomanen vanaf 1300 snel hun macht konden uitbreiden én hoe het Ottomaanse Rijk in de twintigste eeuw ten onder ging aan druk van buitenaf.
Opbouw docu-serie
Het eerste deel van de documentaire gaat over de snelle opkomst van het Ottomaanse Rijk. Hier is te zien hoe een groep nomaden uit het huidige Turkije de macht kon grijpen en een rijk opbouwde dat zich uitstrekte van het huidige Sarajevo tot aan Jeruzalem, Caïro, Mekka en Medina. Feitelijk een rijk dat op drie continenten regeerde. In Deel 2 staat het contrast centraal tussen twee zeer verschillende sultans, namelijk Suleiman de Grote uit de zestiende eeuw en Abdoel Hamid II uit de negentiende eeuw. De eerste sultan stichtte een groot en stabiel Ottomaans Rijk, terwijl de tweede leidsman te maken kreeg met desintegratie en onrust. Ten slotte wordt in het derde en laatste deel ingegaan op de teloorgang van het Ottomaanse Rijk vanaf de negentiende eeuw en de gevolgen die deze ineenstorting – en wat daarna gebeurde – hebben gehad voor het huidige Europa en het Midden-Oosten.
Deze bespreking concentreert zich op de eerste en tweede aflevering, namelijk de opkomst van het Ottomaanse Rijk en de periode onder de sultans Suleiman de Grote en Abdoel Hamid II.
Deel 1 – Geen roofdieren
Eind dertiende eeuw woonde in de regio rond de stad Sögüt – gelegen tussen het huidige Istanboel en Ankara in het Aziatische deel van Turkije -, een groep nomaden die als krijgers in dienst waren van de moslimheersers in Bagdad. Ze waren islamitisch en vochten met andere stammen in hun regio om de suprematie. Sögüt was van 1299-1335 de eerste hoofdstad van het Ottomaanse Rijk, zo genoemd naar de eerste leider Osman I.
Onder Osman I behaalden de Ottomanen in 1301 de eerste overwinning op het verzwakte christelijke Byzantijnse Rijk, waarna andere stammen uit de regio zich bij hen aansloten. Daarna groeide het rijk razendsnel: Otmans zoon Orhan veroverde in 1326 de Byzantijnse stad Bursa aan de Bosporus, die al snel tot nieuwe hoofdstad gebombardeerd werd, waarna in 1365 de eerste Europese stad, Edirne, ingenomen werd en de Ottomanen Bulgarije en Griekenland introkken. De weg naar Europa lag open voor de Ottomanen.
Gezien de infrastructuur van de Ottomaanse steden valt de stelling te verdedigen dat de Ottomanen geen woeste plunderaars waren, maar zochten naar rust en continuïteit. Zo legden ze in Edirne een hammam aan, een Ottomaans badhuis, dat via een waterinfrastructuur van 24 kilometer lang voorzien kon worden van zoet water. Dit systeem evenaarde de Romeinse aquaducten en duidt erop dat de Ottomanen niet alleen wilden plunderen, maar ook wilden bouwen. Historicus Heath W. Lowry (1942), professor of Ottoman and Modern Turkish Studies aan Princeton University, merkt hierover in de documentaire op:
“De Ottomanen waren geen roofdieren die enkel op roofbuit uit waren, ze wilden juist zo snel mogelijk rust creëren.”
Deel 1 gaat vervolgens uitgebreid in op de Ottomaanse verovering van het christelijke Constantinopel in 1453, onder leiding van sultan Mehmet II. Interessant is hier hoe de Ottomanen geholpen werden door de Hongaarse christen Urban, de uitvinder van het reusachtige kanon de Basilica. Deze Urban had zijn diensten ook aangeboden aan de byzantijnen, maar die telden te weinig geld neer, dus hielp hij de Ottomanen… Door het kanon wisten de Ottomanen in slechts 54 dagen een bres te slaan in de muren van Constantinopel. Mehmet II slaagde erin de stad economisch weer op te laten bloeiden door ambachtslieden uit het Ottomaanse Rijk naar Constantinopel te laten migreren, subsidies uit te delen en Joodse handelaren vrij spel te geven in handel in de stad.
De kathedraal Hagia Sophia werd omgeturnd tot een moskee, meteen op de eerste vrijdag na de overwinning, wat aangaf dat naast territoriale aspiraties ook religie een rol van formaat speelde bij de Ottomanen. Wel was Mehmet II religieus gezien relatief tolerant: andere religies hadden vrij spel, maar aan christenen en Joden werd daarentegen wel een hogere belasting opgelegd. Daarbij, dat werd als belastender ervaren, roofden de Ottomanen christelijke jongens om werk te verrichten voor in het Rijksbestuur of het leger – zij werden gedwongen bekeerd – terwijl er ook concubines geworven werden uit de lokale christelijke bevolking, die als slavinnen moesten zorgen voor de troonsopvolging in een later geslacht.
Met name in het huidige Servië, waar de Ottomanen Sarajevo in handen hadden, leidden de praktijken van islamitische Turken die de jeugd ontvoerde en gedwongen bekeerde tot enorme woede onder de plaatselijke bevolking. Dit soort religieuze spanningen op de Balkan, vermengd met etnische tegenstellingen, broeide nog eeuwenlang door en kwam bijvoorbeeld ook aan de oppervlakte in de Bosnisch-Servische Oorlog van 1992-1995.
Deel 2 – Twee sultans
Het tweede deel behandelt twee beroemde sultans uit de Ottomaanse geschiedenis: Suleiman de Grote, die regeerde in de zestiende eeuw, en Abdoel Hamid II, die in de negentiende eeuw aan het roer van het Ottomaanse Rijk stond. Suleiman kwam in 1520 aan de macht. Door veroveringen op de Mammelukken heerste hij over een enorm rijk dat zich uitstrekte van Caïro, Medina, Mekka en Jeruzalem tot het Europese Balkangebied.
Suleiman proclameerde zichzelf tot sultan, maar ook tot kalief. Zodoende was hij politiek én geestelijk leider. Via de kanun – een serie politieke wetten van Suleiman – vulde hij de sharia aan, waarbij de kanun vóór de sharia ging. De staatswetten waren bij de Ottomanen dan ook belangrijker dan de religieuze wetten. Alles diende het belang van en de rust en orde in de Ottomaanse staat. In dit licht bezien is begrijpelijk dat het latere Turkije een seculiere staat kon worden en niet te kampen kreeg met de Arabische Lente, zoals de landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, aldus de BBC-docu.
Aan bod komt verder nog het beroemde Beleg van Wenen in 1683, dat een ommekeer betekende in de geschiedenis van het Ottomaanse Rijk. In één dag veegde het Europese leger van Pruisen, Polen en Habsburgers het Ottomaanse leger weg, waarna de Ottomanen ook Hongarije verloren.
Onder Abdoel Hamid II, die regeerde van 1876 tot 1909, desintegreerde het Ottomaanse rijk steeds verder en was – anders dan ten tijde van Suleiman de Grote – voortdurend sprake van spanningen en onrust. Tijdens zijn regeerperiode kreeg het rijk te maken met onder meer een aanval van Rusland en een opstand van Jong-Turken in 1908. De Eerste Wereldoorlog, waarin de Ottomanen aan de zijde van de Duitsers stonden, gaf het Ottomaanse rijk de definitieve genadeklap: het verloor al tijdens de oorlog al haar Arabische gebieden aan de Europese geallieerden. Deze zorgden vervolgens voor een volstrekt ontoereikende herverdeling van landen in het Midden-Oosten, die op lange termijn leidde tot voortdurende religieuze en nationale conflicten. Zo creëerden de Britten Irak door drie Ottomaanse provincies samen te voegen die religieus en etnisch sterk van elkaar verschilden.
Klik hier om deze BBC-Box te bestellen