In de eerste helft van de twintigste eeuw teisterden allerlei crises het Europese continent. De vraag hoe deze teloorgang van Europa, van een welvarend werelddeel naar een continent waarop twee wereldoorlogen uitgevochten werden, mogelijk was, staat centraal in Ian Kershaws De afdaling in de hel. Europa 1914-1939 (uitgeverij Spectrum, 2015).
Fragment uit dit boek op Historiek: De wapenwedloop aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog
De Britse historicus Ian Kershaw, bekend van de biografieën over Adolf Hitler, publiceert met dit boek het eerste deel van een tweeluik over de Europese geschiedenis van 1914 tot heden. Zoals we van Kershaw gewend zijn, is ook zijn nieuwste boek een dikke pil, gebaseerd op uitgebreid literatuuronderzoek.
In de kern onderscheidt Kershaw vier factoren die ervoor gezorgd hebben dat Europa tot twee keer toe geplaagd werd door een wereldoorlog. Deze factoren waren al vóór de de Eerste Wereldoorlog aanwezig en werden door de Vrede van Versailles gevoed. De eerste was de uitbarsting van etnisch-racistisch nationalisme, verder de onverzoenlijke eisen van gebiedsvereniging. Ten derde de acute klassenstrijd die concrete aanknopingspunten kreeg door de Russische Revolutie. Ten slotte speelde de langdurige crisis van het kapitalisme een rol.
Duitsland als epicentrum
De genoemde aspecten kwamen allemaal in lichte of ernstige vorm in de Europese landen voor, maar – zo stelt Kershaw – in de jonge natie Duitsland gebeurde dit in de meest extreme vorm:
“Wat er nodig was om een algehele politieke, sociaaleconomische en ideologisch-culturele crisis te veroorzaken die Europa bijna tot zelfvernietiging dreef, was een samenloop van de vier genoemde crisisfactoren. Van een dergelijke samenloop was in vrijwel alle Europese landen, en met name in West-Europa, wel in een of andere vorm sprake. In één land in het bijzonder – Duitsland – treffen we echter alle vier de factoren aan in hun extreemste vorm, en precies daar versterkten ze elkaar met een uiterst explosief resultaat. Toen Adolf Hitler, die op meesterlijke wijze misbruik wist te maken van deze crisis door een geweldsideologie te presenteren waarmee de crisis zou kunnen worden overwonnen, in staat bleek zijn dictatoriale greep op de Duitse staat te vestigen, lag een algehele catastrofe in Europa steeds meer voor de hand.” (24)
Een stevige voedingsbodem voor Adolf Hitler en zijn trawanten bood het heftige antisemitisme, dat, hoewel zij grotendeels wortelde in al bestaan westers gedachtegoed, in Duitsland disproportioneel hevig was en aansluiting vond bij disciplines als eugenetica en ‘rassenhygiëne’. Zo schreef een Duits tijdschrift in 1911 een bijzondere prijsvraag uit:
‘Wat zijn de kosten van inferieure elementen voor staat en samenleving?’
De wedstrijd werd gewonnen door een Hamburgse ambtenaar van het Algemeen Armenhuis die alle kosten van sociale voorzieningen in zijn berekening meenam en – net als velen – tot de slotsom kwam dat sterilisatie van imbeciele mensen een goede oplossing kon zijn om de kosten te drukken, of abortus als het al te laat was.
Kershaw laat in dit verband diverse voorbeelden de revue passeren, zoals de Duitse arts Alfred Ploetz die in 1905 de Deutsche Gesellschaft für Rassenhygiene stichtte, of de populaire burgemeester van Wenen Karl Lueger, die publiekelijk over Joden sprak als ‘roofdieren in menselijke gedaante’ en stelde dat het ‘Jodenprobleem’ kon worden opgelost door alle Joden op een schip te zetten en dat op volle zee te laten zinken.
Crisis van het kapitalisme
Uitgebreid besteedt Kershaw aandacht aan het mislukken van de democratie in het interbellum, de opkomst van diverse dictatoriale regimes in Europa en de crisis van het wereldkapitalisme na de Beurskrach van 1929. De crisis begon in de Amerikaanse landbouwsector, verspreidde zich via de wereldeconomische verbindingen razendsnel naar Europa, en leidde tot de ineenstorting van het bankensysteem en daarmee de economie. Kershaw:
“Tegen 1932 was het debacle in Europa compleet – een nog nooit eerder vertoonde ineenstorting van de kapitalistische economie. Vrijwel overal daalde het bruto nationaal product. De snelheid van die daling – in Groot-Brittannië, Zweden en Italië met minder dan 7 procent, maar in Duitsland en Joegoslavië met meer dan 17 en in Polen met bijna 25 procent – verschilde al naargelang de economische structuur van de afzonderlijke landen en de mate waarin ze afhankelijk waren van de Amerikaanse financiële markten. Een van de grootste Europese markten, die van Frankrijk, ondervond weinig last, deels omdat de franc voor 1931 ondergewaardeerd was geweest.” (237,238)
Onvoorstelbare transformatie
Na de verwoestende Tweede Wereldoorlog en een aantal jaren van nieuwe grensbepalingen tussen Oost en West, ging Europa een nieuw tijdperk in. Kershaw bepaalt de cesuur van deze nieuwe fase in 1949, het jaartal waarmee hij het binnenkort te verschijnen tweede deel van de tweeluik laat beginnen. Kershaw schrijft over deze cesuur, waarbij Duitsland opnieuw de spil vormde:
“Het contrast met de langdurige onrust die het gevolg was geweest van de Eerste Wereldoorlog, was opmerkelijk. Hoe valt dat te verklaren? Vijf belangrijke elementen vormen samen de basis voor de onvoorstelbare transformatie die pas in de jaren vijftig werkelijk zou zijn voltooid: er was een einde gekomen aan de ambities van Duitsland als grootmacht, oorlogsmisdadigers en collaborateurs waren weggezuiverd, de tweedeling van Europa kreeg vaste vorm, tegen het einde van de jaren veertig nam de economische groei een hoge vlucht en er was een nieuw dreiging ontstaan van een atoom- (en kort daarna thermonucleaire) oorlog.” (584,585)
- Fragment uit dit boek op Historiek: De wapenwedloop aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog
- Boek: De afdaling in de hel – Ian Kershaw