Na de Eerste Wereldoorlog was het nog niet gedaan met de onrust en het geweld op het Europese continent. In de nasleep van een van de ergste oorlogen ooit braken in Europa revoluties, burgeroorlogen, etnische zuiveringen, pogroms, maar ook de Spaanse Griep uit. Deze beangstigende ontwikkeling kende qua ellende zijn gelijke niet. In De verslagenen. Waarom de Eerste Wereldoorlog nooit is opgehouden 1917-1923 (Uitgeverij Balans, 2016), analyseert Robert Gerwarth – hoogleraar Europese geschiedenis in Dublin – op een knappe manier de diepgaande erfenis van de oorlogsjaren 1914-1918.
Opbouw boek en these
De verslagenen is een verhalende en analytische tocht naar de belangrijkste Europese vuurhaarden aan het begin van het interbellum. Gerwarth heeft zijn boek onderverdeeld in drie thema’s: “De nederlaag” – met daarin ruime aandacht voor de Russische Revolutie en de Vrede van Brest-Litovsk), “Revolutie en contrarevolutie” (dat gaat over onder meer Rusland, Oostenrijk, Duitsland en het Italiaanse fascisme) en “De val van de grote rijken”, waarin de aandacht uitgaat naar de vier keizerrijken die in verval waren: het Ottomaanse rijk, het Russische rijk, het Oostenrijks-Hongaarse Rijk en het Duitse Rijk.
De overgang van een gewelddadige wereldoorlog naar een chaotische vrede vormt het kernthema van De verslagenen. Garwarth wil hierbij niet kijken naar de winnaars van de oorlog, Groot-Brittannië en Frankrijk, maar naar de verliezende landen die in de chaos gestort werden. ook besteedt hij daarbij aandacht aan Griekenland en Italië, die wel tot de overwinnaars behoorden maar al gauw uit hun ‘overwinningsroes’ ontwaakten:
“We proberen een reconstructie te maken van de gebeurtenissen in de landen die in de Eerste Wereldoorlog aan de verliezende kant hadden gestreden: de rijken van de Habsburgers, de Romanovs, de Hohenzollern en de Ottomanen (en hun opvolgerstaten)., en Bulgarije. Maar elk geschiedverhaal over de verslagen landen moet ook over Griekenland en Italië gaan. Hoewel zij in de herfst van 1918 tot de overwinnaars behoorden, zou het lot zich spoedig tegen hen keren.” (20)
Voor Griekenland liep de Grieks-Turkse Oorlog uit op de ‘Grote Catastrofe’ van 1922, waarna werd besloten tot een bevolkingsuitwisseling tussen beide landen en de Griekse economie in het slop raakte. De Italiaanse onvrede over de relatief kleine oorlogscompensatie die het land kreeg, werd een nationale obsessie (Italianen spraken van een vittoria mutilata – een ‘verminkte overwinning’ – en leidde tot een sterk nationalisme dat zijn beding vond in het fascisme van Benito Mussolini en zijn zwarthemden.
Het geweld van de jaren 1917-1923 kan onmogelijk verklaard worden zonder de Eerste Wereldoorlog. Maar, zo stelt Gerwarth terecht, wellicht is het juister om dit militaire conflict te beschouwen als de katalysator van de sociale, politieke en continentale onrust in de decennia die zouden volgen.
Dit lijkt me inderdaad een waarheid als een koe, hoewel Gerwarth (op basis van kennis achteraf) hier een ietwat overdreven tegenstelling creëert tussen oorzaak en gevolg die er mijns inziens niet echt is. Historische gebeurtenissen veranderen immers vaak zelf weer in oorzaken die andere gebeurtenissen uitlokken. Maar dit terzijde. Gerwarth sluit zijn inleiding af met de volgende vaststelling:
“Het verhaal van Europa in de jaren tussen 1917 tot 1923 biedt cruciale inzichten in de cycli van geweld die de twintigste eeuw van dit continent kenmerkten. En het beginpunt van dat verhaal wordt zonder meer gevormd door de rampzalige gebeurtenissen die zich in het begin van 1917 in Rusland afspeelden.” (31)
Dreiging door Russische Revolutie
De Russische Revolutie van 1917 en de daaropvolgende burgeroorlog leidden, zo toont Gerwarth messcherp aan, in heel Europa tot onrust en angst voor een binnenlandse machtsovername door communisten. De Britse politicus David Lloyd George (1863-1945), die van 1916 tot 1922 premier van Groot-Brittannië was, schreef in het Fountaineblau-memorandum (1919) – waarin bespiegelingen stonden over recent opgerichte socialistische radenrepublieken in Hongarije en Beieren de toekomst na het Verdrag van Versailles:
“Het grootste gevaar dat ik in de huidige situatie zie, is dat Duitsland zich achter het bolsjewisme schaart en zijn hulpbronnen, zijn hersenen, zijn grote organisatietalenten in dienst stelt van de revolutionaire fanatici die ervan dromen de wereld gewapenderhand voor het bolsjewisme te veroveren.” (179)
Voor veel Britten was het communisme de nieuwe ‘kwade Hun’, de belangrijkste bedreiging voor de toekomst. De zorgen over de groeiende dreiging van het bolsjewisme bereikte in die jaren zelfs de Verenigde Staten. In 1919 en 1920 pleegden Amerikaans-Italiaanse anarchisten een reeks bomaanslagen. Het dieptepunt van de situatie werd bereikt op 16 september 1920, toen er een bom ontplofte op Wall Street waarbij 38 dodelijke slachtoffers vielen.
Maar vermoedelijk, zo betoogt Gerwarth, was de dreiging van een communistische machtsovername het grootst in het instabiele naoorlogse Italië. De Socialistische Partij daar won in november 1919 met meer dan een derde van de stemmen de verkiezingen. Deze partij radicaliseerde na de oorlog snel en wilde radicale hervormingen doorvoeren. Tegelijk braken in Italië op allerlei plekken vakbondsprotesten los, terwijl landarbeiders gewelddadig werden richting boeren en de politie. De climax van de onrust werd in september 1920 bereikt, toen arbeiders in heel Italië meer dan zeshonderd fabrieken bezetten en arbeidersraden instelden.
Het gevolg van deze alarmerende gebeurtenissen was een wijdverbreide angst voor een communistische machtsovername in Italië. Deze angst speelde de opkomende politicus Benito Mussolini en zijn Fascistische Partij flink in de kaart.
Hoofdconclusie
De belangrijkste conclusie van Gerwarth, waarop hij in zijn epiloog terugkomt, is dat het einde van de Eerste Wereldoorlog geen vredige periode inluidde, maar de kiem legde voor een nieuwe periode van onrust en een nieuwe tijd van geweld. Veel historici van nu hebben de doorgaande lijn van interbellum naar Tweede Wereldoorlog uit het oog verloren, maar dat gold niet voor de intellectuelen in het interbellum (1919-1939) die de gebeurtenissen scherp analyseerden. Gerwarth:
“Mensen die het interbellum hadden meegemaakt, zagen de doorgaande lijnen van de jaren 1917-1923 naar de Tweede Wereldoorlog duidelijker dan veel geleerden die na hen kwamen. Toonaangevende politici voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog verwezen voortdurend naar de ‘naoorlogse’ periode, wanneer ze probeerden de wereld om hen heen te verklaren of hun geopolitieke ambities in een historische context te plaatsen of rechtvaardigen.” (297)
Boek: De verslagenen – Waarom de Eerste Wereldoorlog nooit is opgehouden
Fragment uit het boek: De vernietiging van Smyrna (1922)
Overzicht van geschiedenisboeken over de Eerste Wereldoorlog