Pim Fortuyn, die vrijdag twintig jaar geleden werd vermoord, geldt als de godfather van het populisme in Nederland. Hem lukte het als eerste om deze politieke richting vaste voet aan de grond te geven. Zijn LPF (Lijst Pim Fortuyn) werd in korte tijd zeer populair. Leefbaar Nederland was dat, in de paar maanden dat hij daarvan het boegbeeld was, ook al geweest. Maar Fortuyn was niet de eerste populist in dit land. Hij had minimaal twee voorgangers. Zij faalden, waar hij slaagde. Waarom had Fortuyn wel succes?
De eerste populistische partij die een serieuze poging waagde in de gunst van de kiezer te komen was de Boerenpartij. Zij was eind jaren vijftig ontstaan als organisatie die opkwam voor de belangen van de vrije boeren. Die verzetten zich tegen de door hen als wurgend ervaren overheidsbemoeienis met de landbouw.
Aanvankelijk waren de verkiezingsresultaten van de Boerenpartij nog niet om over naar huis te schrijven. Maar gebeurtenissen in de strenge winter van 1963 gaven haar de wind in de zeilen. De overheid besloot in het Drentse Hollandscheveld, het dorp waar partijleider Hendrik Koekoek zijn jeugd had doorgebracht, enkele boerderijen te ontruimen van boeren die bleven weigeren de verplichte contributie van het Landbouwschap te voldoen. In de besneeuwde velden kwam het tot een gevecht tussen deze boeren en de politie. De televisie zond er beelden van uit. Foto’s die toonden hoe boeren in de winterse kou onder politiedwang uit hun huis werden gezet, haalden zelfs buitenlandse kranten.
Martelarenstatus
Koekoek verwierf hierdoor een martelarenstatus. In één klap was zijn Boerenpartij populair. Het opmerkelijke was dat zij niet alleen veel steun kreeg uit de agrarische sector, maar ook van groepen kiezers in de grote steden. Dat dankte ze vooral aan haar protestkarakter. Ze presenteerde zich als…
‘…partij voor het gehele Nederlandse Volk, die op principiële gronden de strijd wil aanbinden tegen het dirigisme’.
Ze verklaarde zich tegen staatsdwang en dictatuur. ‘Dus voor de werkelijke vrijheid.’ Echo’s van deze woorden vinden we terug bij partijen als de LPF en later ook bij de PVV en Forum voor Democratie.
Zijn grootste electorale zege haalde Koekoek bij de Kamerverkiezingen van 1967. Zijn partij kreeg toen zeven zetels, evenveel als het destijds gloednieuwe D66, dat het uiteraard van een heel ander electoraat moest hebben.
Als fractieleider in de Kamer werd ‘boer Koekoek’ al snel een bekende persoonlijkheid. Hij viel op door zijn noordelijke tongval en zijn simpele redeneertrant. In een parlement waarin hoogopgeleide, uit de betere kringen afkomstige politici als Norbert Schmelzer (KVP) en Edzo Toxopeus (VVD) domineerden, viel hij danig uit de toon. Regelmatig werd hij uitgelachen om zijn gebrek aan kennis van procedures en dossiers. Waarschijnlijk riep hij alleen daarom al sympathie op bij de ‘gewone kiezer’, bij wie het wantrouwen sluimerde tegen alles wat in Den Haag bedisseld werd. Uit enquêtes kwam Koekoek na 1965 regelmatig als het populairste Kamerlid naar voren. In het rechts-populistische, niet tot een traditionele zuil behorende dagblad De Telegraaf groeide de antipoliticus uit tot een held.
NSB
Zijn succes had nog een stuk groter kunnen zijn als de Boerenpartij niet te maken had gekregen met een interne affaire, de eerste in een lange reeks. In het najaar van 1966 werd bekend dat ir. Hendrik Adams, medepartijoprichter en pas gekozen tot Eerste Kamerlid, in de oorlog lid was geweest van de NSB en stukken had gepubliceerd in een antisemitisch blad. In 1946 was hij veroordeeld voor collaboratie en voor tien jaar het kiesrecht kwijtgeraakt. Bij de beëdiging van Adams als senator leidde de media-aandacht voor diens verleden tot commotie, waarbij het Boerenpartijlid zelfs een klap kreeg van VVD-senator Jan Baas. Hoewel Koekoek zijn partijgenoot bleef steunen, legde deze onder protest zijn functie neer.
Het rumoer rond Adams en het feit dat Koekoek hem de hand boven het hoofd hield, zorgden voor onrust in de Boerenpartij. Als reactie ontstond in 1966 al meteen een afsplitsing, in de jaren erop gevolgd door andere. Zetels haalden deze lijsten niet, maar de populariteit van de Boerenpartij kreeg een flinke knauw. In 1971 haalde ze nog maar één zetel. Vermoedelijk waren veel van haar potentiële kiezers thuisgebleven omdat dat jaar de opkomstplicht was afgeschaft.
Hierna duurde het tot begin jaren tachtig voor weer een populistisch angehauchte politicus enige steun verwierf van de kiezers. Dat was Hans Janmaat, aanvankelijk het boegbeeld van de Centrumpartij, later van de Centrumdemocraten.
Multiculturele samenleving
De Centrumpartij wist in 1982 met één zetel in de Kamer te komen. Haar programma was voornamelijk gericht tegen de multiculturele samenleving die in het voorafgaande decennium in Nederland was ontstaan. Lijsttrekker Janmaat presenteerde zich met de leus ‘Vol is vol’.
Deze kreet viel in het toenmalige Nederland, waar politieke correctheid de toon aangaf, helemaal verkeerd. Bij de installatie van Janmaat als Kamerlid was politiebewaking nodig om de orde de kunnen handhaven. Terwijl de nieuwgekozen parlementariërs in de vergaderzaal de eed of belofte aflegden, klonk buiten luid gejoel van demonstranten die hun weerzin uitten tegen de uitverkiezing van extreemrechts.
Binnen de Centrumpartij ontstond al snel ruzie, bepaald niet ongebruikelijk in populistische kringen. Janmaat richtte in 1984 de Centrumdemocraten op, ook een partij met een tegen migranten gericht programma. Hij bleef de paria van de Nederlandse politiek. Overal waar hij kwam werd hij met de nek aangekeken. Niemand wilde met hem spreken of hem de hand schudden. Bij de verkiezingen haalde zijn nieuwe partij drie zetels, het beste resultaat in haar tamelijk kortstondige bestaan. In 1998 verdween ze uit het Nederlandse parlement.
Marginaal bestaan
Dat was maar vier jaar voordat Fortuyn triomfen vierde. Zijn gedachtegoed week op hoofdlijnen niet af van dat van Janmaat (die trouwens door huidige populisten als een soort Johannes de Doper wordt gezien). Ook Fortuyn verzette zich tegen de komst van ‘de buitenlanders’. ‘Vol is vol’ zei hij niet, maar Nederland was in zijn ogen wel ‘behoorlijk druk’. Waarom werd hij in no time de potentiële premier van Nederland, terwijl Janmaat (net als Koekoek trouwens) nooit verder kwam dan een marginaal bestaan op het Binnenhof?
Om te beginnen had Fortuyn zijn persoonlijkheid mee. Hij was goed van de tongriem gesneden, alert, presentabel. Hij zag er mediageniek uit en journalisten liepen met hem weg.
Janmaat daarentegen had iets smoezeligs. Zijn uitstraling was die van een verzuurde kantoorklerk. Zijn voorloper Koekoek viel al helemaal niet serieus te nemen. Die was vooral lachwekkend. Bovendien werkte de tijdgeest niet in diens voordeel. Problemen met ‘buitenlanders’ waren er in de jaren zestig nog niet. Twintig jaar later wel, maar in de jaren tachtig en zelfs negentig was het nog taboe om ze als politiek thema te gebruiken. Bij het minste en geringste werd je in die jaren uitgemaakt voor ‘racist’ of ‘fascist’.
Bovendien profiteerde Fortuyn van het feit dat in de jaren voor zijn opkomst Paars aan de macht was. Deze samenwerking van PvdA, VVD en D66 mocht dan wel op allerlei terrein effect hebben, ze wekte ook de indruk dat aan alle tegenstellingen een einde was gemaakt. Als voormalige aartsvijanden als PvdA en VVD samen konden regeren, dan betekende dat toch dat het afgelopen was met de politiek als belangenstrijd? Terwijl de maatschappelijke ongelijkheid absoluut niet was verdwenen en zelfs groeide.
In 2002, kort na de moord op Fortuyn, haalde zijn LPF 26 Kamerzetels. Zouden het er meer zijn geweest als Fortuyn was blijven leven? We zullen het nooit weten. Zou hij premier hebben kunnen worden? Ook dat zullen we niet weten. Maar dat Koekoek of Janmaat een kabinet hadden kunnen leiden lijkt uitgesloten. Dat idee is hoogstwaarschijnlijk zelfs nog nooit bij iemand opgekomen.