Ik beken dat ik er altijd moeite mee heb, met al die Centraal-Aziatische volken die je, als je je bezighoudt met de Oudheid, geacht wordt te herkennen. Het begint al in het tweede millennium v.Chr., toen de sprekers van de Indo-Europese talen uitzwermden: de Indiërs, de Iraniërs, de Hittieten, de Armeniërs, de Thraciërs, de Grieken, de Italiërs, de Kelten, de Germanen en dan mis ik er nog een paar. Dat uitzwermen duurde tot ver in het eerste millennium.
Op de steppe zelf woonden de Skythen en de Saken, van wie de Griekse onderzoeker Herodotos zegt dat het verschillende volken zijn maar die volgens moderne onderzoekers vreselijk veel op elkaar leken. We kennen ze ook als Sogdiërs, terwijl de Chinezen hen aanduiden als de Sai of de Saklai. Uit de Perzische en Griekse bronnen kennen we diverse Skythisch/Sakische volken: de Sakā haumavargā of Amyrgische Saken (de haoma-drinkende Saken), de Sakā tigrakhaudā of Orthokorybantiërs (puntmutsdragende Saken), de Pausiken ofwel Apā Sakā (water-Saken), de Māh-Sakā of Massageten (zonne-Saken), de Sakā paradrayā (Saken van overzee ofwel Skythen).
En dat is nog niet alles. Een oude Indo-Europese groep staat bekend als de Tocharen ofwel (in het Chinees) Yueh-Chi ofwel Kushana’s; we lezen over Dahen, wat gewoon “rovers” betekent; over de Sarmaten, Roxolani en Iazygen, die het Romeinse Rijk nog zouden bedreigen; over de Alanen, die zich in het Romeinse Rijk vestigden; over de Hunnen, die al dan niet identiek zijn aan de door de Chinezen genoemde Hsiung-Nu. Ik heb het nog niet gehad over de Avaren, die in het westen een koninkrijk stichtten dat later werd overgenomen door de Magyaren en nu bekendstaat als Hongarije; over de Chazaren, die zich bekeerden tot het jodendom; over de Bulgaren, die al dan niet verwant waren met de Turken. Gepiden. Tataren. Mongolen. Kozakken. Petsjenegen.
Ik denk dat ik nog het een en ander vergeet. Wat ik maar wil zeggen: Centraal-Azië bood nogal wat ruimte aan nomadenstammen die alle kanten op zijn getrokken. Er zit een bepaalde dynamiek in het gebied, waardoor het steeds opnieuw volken uitzendt die de stedelijke gebieden in West-Europa, het Midden-Oosten, Perzië, India of China aanvallen.
“Centraal-Euraziatisch cultuurcomplex”
Omdat ik hoopte al die volken wat beter uit elkaar te houden, besloot ik Empires of the Silk Road te lezen, het boek waarmee de Amerikaanse historicus Christopher Beckwith in 2009 nogal wat furore maakte. Het leek me erg interessant en dus deed ik het boek ook meteen cadeau aan mijn beste vriend en zijn echtgenote, met wie ik dit najaar naar Oezbekistan ga. Ik denk, eerlijk gezegd, dat ik dat niet gedaan zou hebben als ik Empires of the Silk Road al had gelezen, want ik heb er achteraf nogal gemengde gevoelens bij. In elk geval begrijp ik nog steeds niets van al die volken.
Simpel samengevat stelt Beckwith dat er een “Centraal-Euraziatisch cultuurcomplex” is geweest, waarbij centraal stond dat er een leider was met wat we traditioneel een Gefolgschaft noemen: paladijnen die voor hun aanvoerder door het vuur gaan. Beckwith gebruikt, om redenen die hij niet uitlegt, voor deze groep het Latijnse comitatus. Hij wijst erop dat, van de Skythische tijd tot de Tataren en van de Franken tot en met de vroegste Japanners, deze aristocraten met alle eer werden behandeld en kostbare begrafenissen kregen, zodat de Centraal-Euraziatische culturen een enorme behoefte hadden aan goud en daarom voortdurend handel dreven. Als de mogelijkheid tot handel hun werd ontzegd, werden ze agressief en vielen ze de stedelijke gebieden aan.
Daarmee heeft Beckwith een punt. Stomtoevallig lees ik deze dagen ook het een en ander over de ondergang van het Romeinse Rijk, waarbij de Hunnen een belangrijke rol speelden, en ineens valt me op dat zij én goud én toegang tot enkele handelssteden eisten. Dat past mooi bij wat Beckwith schrijft. Ik wil hem ook geloven dat die volken lang niet zo nomadisch waren als ze steeds worden getypeerd. Een groot deel zal, zoals hij schrijft, akkers hebben bebouwd en dus sedentair zijn geweest. Of ze ook werkelijk in grote steden hebben gewoond, weet ik daarentegen zo zeker nog niet, al ben ik ervan op de hoogte dat Herodotos ergens een Skythische stad Gelonos noemt die lijkt op een in Oekraine opgegraven stad Belsk. Ook ken ik de resten van Hekatompylos en Nishapur, die me leerden dat een stad volledig kan verdwijnen. Beckwith suggereert dat er in de loop der eeuwen vele steden als deze zijn geweest, maar ik zou daarvoor toch meer aanwijzingen willen hebben.
Structuur
Hoe dit ook zij, ik vond het idee verhelderend dat er vanaf de Indo-Europese tijd tot en met de Nieuw Tijd weliswaar vele volken zijn geweest, maar dat ze allemaal met elkaar gemeen hadden dat er een koning was met een comitatus en dat deze heren veel goud eisten, zodat die volken allemaal handel wilden drijven. Beckwiths idee geeft wat structuur aan de chaotische geschiedenis van Centraal-Azië. Dit Centraal-Euraziatisch cultuurcomplex zou volgens hem zijn blijven bestaan tot de West-Europeanen de overzeese handelsroute naar het Verre Oosten vonden: vanaf toen raakte de Transaziatische handel in verval. Ik geloof zonder meer dat de beroemde Zijderoute in verval raakte door toedoen van Vasco da Gama, Jan Huygen van Linschoten c.s.
Perspectief
Het leuke van Empires of the Silk Road is de voortdurende omkering van het perspectief. Degenen die traditioneel als barbaren worden aangeduid – de Thraciërs, Kelten, Germanen, Skythen, Saken, Kushana’s, Sarmaten, Roxolani, Iazygen, Alanen, Hunnen, Avaren, Bulgaren, Chazaren, Magyaren, Turken, Tataren, Mongolen, Kozakken – staan nu centraal, terwijl de “beschaafde” volken worden aangeduid als de periferie. Die verandering van perspectief is verhelderend, bijvoorbeeld als Beckwith erop wijst dat rond het midden van de achtste eeuw n.Chr. zo’n beetje alle rijken een revolutie meemaakten en dat overal nieuwe, op kooplieden steunende dynastieën aan de macht kwamen die zich allemaal aandienden als de beschermers van bepaalde religieuze denkbeelden, die allemaal nieuwe hoofdsteden bouwden en die allemaal hun best deden om scholen te stichten. Het bewijs voor deze boude hypothese is niet helemaal overtuigend, maar ik had het zo nog niet bekeken en ik denk dat het zeker de moeite van het overwegen waard is.
Kortom, Empires of the Silk Road is een uitnodiging de zaken eens anders te bekijken dan we meestal doen. Zo beschouwd is het een overtuigend boek. Daar staat tegenover dat Beckwith regelmatig meer claimt dan hij waarmaakt en dat hij, als hij aan het einde “het” modernisme de schuld geeft van de ondergang van de aloude culturen van Centraal Azië, compleet ontspoort.
Zoals ik al zei: een boek waarover ik nogal gemengde gevoelens heb. Een echt goed boek is het niet, maar de auteur weet schatten aan informatie te presenteren, wijst overtuigend op de overeenkomsten tussen al die volken en er is – afgezien van de tirade tegen het modernisme – geen hoofdstuk dat niet iets bevat dat de moeite van het overwegen waard is.
Boek: Empires of the Silk Road