Hierboven een knekelkistje uit de vierde eeuw na Christus. In Centraal-Azië werden de doden lange tijd neergelegd om door honden en vogels te worden opgegeten, waarna de botten werden verzameld en apart begraven. De gewoonte bestaat nog in bijvoorbeeld Tibet.
De eerste christenen hechtten nogal aan het begraven van het gebeente. Ze geloofden immers in de lichamelijke opstanding en keurden daarom grafrituelen af waarin het lichaam volledig werd vernietigd. Terwijl in West-Europa crematie in onbruik raakte, begroeven de gelovigen in Centraal-Azië de botten van hun dierbare overledenen.
Dat het bovenstaande knekelkistje christelijk is, behoeft geen betoog. Veel interessanter is de datering: volgens het museum de vierde eeuw. Dat is verbazingwekkend vroeg maar ook weer niet zó heel vreemd: deSassanieden, de dynastie die heerste over Perzië, mochten dan zijn voortgekomen uit een Zoroastrische familie en in de derde eeuw geen voorbeeld van godsdienstige ruimdenkendheid zijn geweest, in de vierde eeuw begonnen de vorsten opener te staan voor andere religieuze opvattingen. Er is wel geopperd dat de onverwachte nederlaag en dood van de Romeinse keizer Julianus de Afvallige, die de christenen had vervolgd, de Perzische vorst Shapur II op het idee bracht dat de christenen Gods steun genoten, waarop hij zijn beleid aanpaste. In elk geval: er waren christenen in het Sassanidische Rijk en de joodse gemeenschappen langs de Zijderoute vormden het netwerk waarlangs het christendom zich oostwaarts verspreidde.
De geschiedenis van het oostelijke christendom is in West-Europa niet zo bekend. Een kerkgeschiedenis begint in het Romeinse Rijk, noemt enkele vijfde-eeuwse concilies waarbij de “nestorianen” en “monofysieten” zich afsplitsten, vervolgt dan met de kerstening van de Franken en andere Germaanse volken, noemt dan Karel de Grote en gaat verder met de hervormingsbewegingen van de elfde eeuw. Dit was echter een zijstroompje van de christelijke geschiedenis.
De nestorianen waren namelijk bepaald geen kleine groep en zouden, nadat zij en de westelijke kerken in 438 uit elkaar waren gegaan, snel in aantal groeien. Een stele uit 781 beschrijft hoe het christendom anderhalve eeuw eerder in China was aangekomen, wortel had geschoten en een volledige kerkelijke hiërarchie had ontwikkeld. De nestoriaanse patriarch van Ctesiphon–Seleukia kon in deze tijd een bisschop benoemen voor Tibet en correspondeerde met kerkelijke gezagsdragers in de Chinese hoofdstad Xi’an. De nestoriaanse leider erkende de patriarch van Constantinopel als gelijke, maar wist hoe klein diens machtsgebied was. Voor de paus zal hij minachting hebben gevoeld: de man sprak niet eens Grieks en moest zich laten beschermen door Germanen. Dat zo’n barbaar, Karel de Grote, in 800 de keizertitel aannam en zich presenteerde als gelijke van de kalief in Bagdad of de keizers van China en Byzantium – dat was gewoon grotesk.
Maar het kan verkeren. De Mongolenstorm was voor het christendom in Centraal-Azië het begin van het einde. Vanaf dit moment associeerden de moslims de christenen, met wie ze lang harmonieus samen hadden geleefd, als vijanden – en de rest is geschiedenis. Een geschiedenis die begon met weinig opvallende voorwerpen als een knekelkistje uit Samarkand.