In de middeleeuws aandoende oude stadskern van Srinagar bezoeken wij de Rozabal-moskee, welke – anders dan het armoedige exterieur doet vermoeden – een reliek van onschatbare waarde herbergt: de tombe van Jezus van Nazareth. Een hekje geeft toegang tot een schamele moskeetuin met lege olieblikken als plantenbak. De christelijke deugd van humilitas, nederigheid, wordt in de nabijheid van dit graf voorbeeldig beoefend.
Wij laten onze schoenen staan en betreden de gewijde ruimte. Niets wijst op het belang van de reusachtige tombe, die achter glas zichtbaar is. In de kale ruimte bevindt zich slechts een bord met voor ons onleesbare tekst; een toefje plastic bloemen erboven. Een ondefinieerbaar, aan blasfemie grenzend gevoel bekruipt mij. In deze verstilde ruimte kijk ik naar de tombe waarin ‘onze’ Jezus begraven zou liggen. Een vreemde gedachte dat hij ergens begráven zou kunnen zijn. Christenen herdenken immers ieder jaar zijn hemelvaart.
Hoe was Jezus ooit in India beland? In het voetspoor van Alexander de Grote? Om zijn apostelen het goede voorbeeld te geven of gewoon uit wandersucht?
Wijd verbreide legende
Op zoek naar een antwoord blijkt behalve de islam, ook het hindoeïsme en het boeddhisme het verhaal van Jezus in India te kennen. Zelfs apocriefe christelijke teksten maken melding van zijn verblijf in Centraal-Azië. Om een reis van Jezus naar India fysiek mogelijk te maken, moeten kruisdood en hemelvaart ontkend worden. Dat doet de Koran. Drie dagen na de kruisiging stond Jezus op uit het graf, waarna hij -volgens de overlevering – met zijn moeder naar Damascus reisde. Langs het traject Damascus-Kasjmir lijken diverse plaatsnamen aan hun verblijf te herinneren. In Efese krijgt de toerist het huisje van Maria aangewezen. Via Anatolië en Perzië zouden Jezus en Maria naar Afghanistan zijn getrokken.
Gaandeweg zou Jezus bekendheid hebben gekregen onder de naam Yuz Asaph:
‘leider van hen die van melaatsheid genezen zijn’.
In noord-west Afghanistan leeft zelfs een soefi-sekte, die Yuz Asaph, ‘de profeet van Israël’, vereert. Nabij de stad Mari in Oost-Pakistan is nog een verondersteld spoor van onze reizigers te vinden; op de plek genaamd Mai Mari da Asthan zou Maria haar laatste rustplaats hebben gevonden.
Volgens een mondelinge overlevering, waarin Kasjmir fungeert als het beloofde land dat Mozes zocht, maar nooit zou hebben gevonden, zouden de Kasjmiri afstammen van één van de ‘verloren stammen van Israël’.
Ook enkele christelijke geschriften, waaronder de apocriefe Handelingen van Thomas, maken melding van een reis die Jezus in het jaar 47 met de apostel Thomas gemaakt zou hebben naar het hof van de Indiase koning Gundafor in Taxila in het huidige Pakistan. De kerkvader Iraeneus tenslotte noemt in zijn Adversus haereses uit de tweede eeuw een verblijf van Jezus in Azië.
Jezus’ legendarische reis kwam in Kasjmir, waar diverse plaatsnamen eveneens zijn toenmalige aanwezigheid suggereren, ten einde. Maar hét ‘bewijs’ voor wie geloof hecht aan deze ongebruikelijke levensloop van Jezus is zijn graf in Srinagar. De handgeschreven mededeling op het bord bij zijn tombe luidt in vertaling:
“Yuz Asaph betrad de vallei van Kasjmir vele eeuwen geleden; zijn leven was gericht op het zoeken van de waarheid”.
Onder de tombe, die als grafmonument fungeert bevindt zich een crypte met de sarcofaag van Yuz Asaph, waarnaast zich twee in de steen gegraveerde voetafdrukken met littekens van kruisigingswonden bevinden.
Waarom wordt Yuz Asaph door moslims geëerd?
Wat de ware identiteit van Yuz Asaph ook mag zijn: in Srinagar ziet men in hem de man die wij kennen als Jezus van Nazareth, die zieken genas en zijn toehoorders aanspoorde zich van alle geestelijke en lichamelijke onzuiverheden te ontdoen. Honderden pelgrims zouden zijn graf bezoeken: moslims, hindoes, boeddhisten en nu zelfs twee christenen uit Nederland…
De islam erkent de goddelijke natuur van Jezus niet, maar beschouwt hem wel als een belangrijke profeet. Hij voorspelde de komst van de profeet Mohammed. Hiermee is het belang van Yuz Asaph alias Isa ibn Maryam ofwel Jezus, in bepaalde delen van de moslimwereld geschetst. Een wereld, waarin de voorbeeldige pelgrim Yuz Asaph afzag van de eenvoudige rechtstreekse weg naar de hemel en niet rustte voor hij de lange moeilijke reis had volbracht naar het beloofde land, Kasjmir, dat inmiddels een verloren paradijs is.
Lang voor de Britten dit ‘mekka’ ontdekten lieten Moghul heersers hier in de zeventiende eeuw schitterende zomerresidenties verrijzen. Omringd door formeel aangelegde tuinen met verkoelende waterpartijen en sprookjesachtige namen als Nishat Bagh en Shalimar Bagh. Laatstgenoemde dateert van de tijd van Jehangir een zoon van Sjah Jahan, de bouwheer van de Taj Mahal. Eeuwen later lanceerde modeontwerper Guerlain een goddelijk parfum onder de naam Shalimar.
In miniaturen met afbeeldingen van de Moghul tuinen vonden de tuinarchitecten van de Zonnekoning, Lodewijk XIV inspiratie voor de baroktuinen van Versailles.
De met fraai houtsnijwerk versierde hotelboten in het Dal Lake liggen er verlaten bij. Toen wij er waren was het in de vroege ochtend een va-et-vien van parlevinkers die hun waren bij de woonboten kwamen aanbieden: bloemen, geborduurde kasjmir shawls en kodakfilmpjes. Beelden van een voorbije tijd, waarvan hierbij nog enkele impressies. Onlangs verscheen de Nederlandse vertaling van Madhuri Vijay’s veel geprezen roman The far Field, waarin een jonge vrouw uit Bangalore een eveneens verrassende en in politiek opzicht verhelderende reis maakt naar Kasjmir.
-H. Kersten, Jesus lived in India, Victoria, 1997.
-M Vijay, The Far Field, London, 2019.