Toen de onafhankelijkheid van de Kerkelijke Staat van paus Pius IX werd bedreigd door Italiaanse troepen van koning Victor Emanuel II en een legertje nationalisten onder leiding van Giuseppe Garibaldi, riep de paus vrijwilligers op om de staat te helpen verdedigen. Opmerkelijk genoeg reageerden vooral Nederlandse katholieke jongemannen.
Vaticaanstad is met een grootte van 0,44 km² het kleinste onafhankelijke staatje ter wereld met de paus als staatshoofd. Maar tot 1870 was de paus naast kerkelijk vorst ook wereldlijk vorst over een veel groter gebied: de Kerkelijke Staat. Deze staat bestond uit het grootste deel van de huidige Italiaanse regio’s Romagna, Marche, Umbrië en Lazio. Maar net als in andere delen van Europa kwam ook Italië in de ban van het streven naar een eenheidsstaat, een waarin alle Italianen werden verenigd: de Risorgimento of herrijzenis.
Militaire macht
De paus mocht dan in theorie een machtig man zijn, die ging over het zielenheil van miljoenen rooms-katholieken wereldwijd, als wereldlijk vorst stelde hij militair weinig voor. Waar in vroeger tijden keizers nog weleens te voet een boetetocht naar de paus maakten uit angst eeuwig in de hel te branden, was daar in de negentiende eeuw geen sprake meer van. Beetje bij beetje verloor de paus aards territorium aan het steeds verder groeiende koninkrijk Piëmont-Sardinië.
Militaire steun van buitenlandse grootmachten als Frankrijk en het Habsburgse Rijk mocht niet baten. Na een Oostenrijkse nederlaag in 1859 stemde de bevolking van de pauselijke gebieden Umbrië, Emilia en Marche voor aansluiting bij Sardinië, dat zich in 1861 omdoopte tot het koninkrijk Italië. De paus restte alleen nog Lazio. Maar voor de Italianen was de strijd voor nationale eenheid nog verre van over, want welke andere stad dan Rome kon de hoofdstad van een verenigd Italië worden?
De pauselijke staat werd in hoofdzaak tegen verdere annexatie beschermd door een Franse interventiemacht. De liberale Franse dictator Napoleon III kon zo krediet krijgen van zijn conservatieve, gelovige onderdanen. Het pauselijke legertje zelf bestond vooral uit het korps Tirailleurs Franco-Belges, een groep van Franse en Belgische vrijwilligers.
Pauselijke Zoeaven
Ze waren geen partij voor het Italiaanse leger. Toen het bevel werd overgedragen aan de Franse militair graaf Louis de Becdelièvre veranderde hij het korps Tirailleurs in de ‘Zuavi Pontifici’: de Pauselijke Zoeaven. De zoeaaf was een type lichte infanterist, gemodelleerd naar de Algerijnse berbers die dienden in het Franse koloniale leger. Ze waren herkenbaar aan hun korte bolero-achtige tuniek en pofbroek. Het was een makkelijk en dus populair uniform voor soldaten in die tijd.
Recent verscheen over deze onderbelichte geschiedenis het boek Soldaten van God van Kees Schaepman, die in het verleden als journalist werkzaam was bij Vrij Nederland en de VPRO. Schaepman gaat in zijn boek in op de teloorgang van de Pauselijke Staat en de Nederlandse bijdrage aan de Pauselijke Zoeaven. Wat dreef duizenden jonge Nederlandse katholieke mannen om zich op te geven voor een oorlog die zich ver van hun bed afspeelde? Hoe werden ze geworven en hoe verging het hen zo ver van hun dorpen? Het Nederlandse aandeel in de Pauselijke Zoeaven en hun inzet om de annexatie van de Kerkelijk Staat tegen te gaan, is opmerkelijk maar ook verklaarbaar in het licht van de katholieke emancipatie in het door protestanten gedomineerde Nederland.
Het boek Soldaten van God is beperkt van omvang, maar vertelt een overzichtelijk en compleet verhaal, iets dat vaak ontbreekt in andere, oudere uitgaven over dit semi-vergeten onderwerp. Het is een goed geschreven en verzorgde uitgave. Voor wie meer wil weten over deze bijzondere historische episode is dit boek een prima keuze.