Klein warkruid – Cuscuta epithymum
(VIII, 583 – 1844)
Moeten planten per se mooi zijn? Soms lijkt het er wel op. Voldoet iets niet aan ons schoonheidsideaal, dan wordt er al snel denigrerend over gepraat. Met een beetje pech krijgt een soort zelfs het stempel onkruid. Maar er zijn ook planten die bijna hun best lijken te doen om uit de smaak te vallen. Met enig geluk vind je een dergelijke plant op heidevelden en in de duinen. Stel je voor: een kluwen rood aangelopen naaigaren die een beetje rommelig over andere planten heen gedrapeerd ligt. Alsof een kabouter boos een pan met mini-spaghettislierten tussen de planten heeft leeggekieperd. Met enige fantasie zijn zelfs de gehaktballetjes in tomatensaus aanwezig, in de vorm van clusters met kleine roze bloemetjes. Ik heb het hier over warkruid. Al kun je nauwelijks spreken van een kruid. Het heeft geen wortels, geen bladeren, niet eens bladgroen. Een vreemd schouwspel dat weinigen kan bekoren. En juist het ontbreken van deze plantenorganen wijst op een gruwelijk geheim.
Bij het ontkiemen van het zaad neemt warkruid eenmalig zelf wat water op. Dat vocht, in combinatie met de bouwstoffen in het zaadje, geeft het draadachtige kiemplantje voldoende energie om op zoek te gaan naar voedsel. Al draaiend ‘snuffelt’ het aan de omringende plantjes, zoekend naar de stengel van een bevallige gastheer. Eenmaal gevonden wordt deze strak omwikkeld. Buiten het zicht boort het kiemplantje gaatjes in de argeloze gastheer en begint met het onttrekken van water en voedingstoffen. Warkruid is dus een parasiet. Zodra er toegang is tot water en voeding, gaan alle remmen los. De plant vertakt, en verveelvoudigt haar trefkans op nieuwe geschikte gastheren, totdat de bloeiperiode aanbreekt. De woekergroei neemt af omdat de plant haar gestolen energie gaat steken in het nageslacht, via de vorming van bloemen en zaden. Deze zaden vallen op de grond en overwinteren om volgend voorjaar zelf een fijn gesponnen web tentakels uit te werpen.
Klein warkruid is de kleinste van de vijf nu nog in ons land voorkomende warkruiden. Stuk voor stuk parasieten. In de Flora Batava wordt gesproken over drie inheemse soorten: het hier genoemde klein warkruid, en daarnaast ook groot warkruid en vlaswarkruid. Deze laatste soort is, zoals de naam al aangeeft, een nogal kieskeurige soort en parasiteert alleen op vlas. Met het verdwijnen van de vlasteelt uit Nederland, in de eerste helft van de twintigste eeuw, verdween ook dit plantje uit ons land. Jan Kops was er waarschijnlijk niet rouwig om geweest, want hij bestempelt deze als ‘eene woekerplant en allerschadelijkst onkruid’.
Via de rivieren is hopwarkruid ons land binnengekomen. Deze soort groeit, evenals groot warkruid, regelmatig op brandnetel, maar is veel groter en ook minder kieskeurig. In de loop van de zomer kan het een breed scala aan struiken bedekken. Ten slotte zijn er later nog twee Amerikaanse soorten in ons land ingeburgerd, te weten veldwarkruid en oeverwarkruid.
De meesten zullen warkruiden aanzien voor wanstaltige onkruiden. Maar als je kennisneemt van hun bizarre leefgewoontes, krijg je misschien oog voor hun unieke, macabere schoonheid. Ik verheug me in ieder geval steeds weer op het zien van dit spaghettimonster.
Boek: Flora Batava 1800-1934 – De wilde planten van Nederland
Flora en Chloris – Twee lentegodinnen