Fries verzet bij politie tijdens de Tweede Wereldoorlog

7 minuten leestijd
De agenten uit Oenkerk en omgeving
De agenten uit Oenkerk en omgeving
Tiny de Jong (1953) deed onderzoek naar de politie in Friesland ten tijde van de Tweede Wereldoorlog en publiceerde hierover het boek Veldwachter in bezettingstijd. Voor Historiek schreef ze onderstaand artikel:

Veldwachter in bezettingstijd

De politie heeft gecollaboreerd in de oorlog want ze hebben Joden opgepakt. Dat is waar, maar dat is niet het hele verhaal. Omdat mijn opa Jan Miedema rijksveldwachter in Oenkerk was en in het verzet zat, ervoer ik een dergelijke opmerking over de politie in zijn algemeenheid als onterecht. Het was wel een erg zichtbare activiteit die ze op bevel van de Duitsers moesten uitvoeren, maar onbekend is dat er agenten waren die Joden hielpen om onder te duiken.

In Leeuwarden kreeg agent Hendrik van der Galiën zelfs postuum een Yad Vashem onderscheiding van Israël voor het redden van een Jood. Hij waarschuwde voor razzia’s, zocht onderduikplekken en hielp Joden aan valse documenten. Hij werd gearresteerd en op 18 augustus 1944 in kamp Vught op de leeftijd van zevenenvijftig jaar gefusilleerd.

Staken voor Joden

Al vroeg tijdens de bezetting was er een groepje agenten in Leeuwarden dat regelmatig bijeenkomsten hield die de ongewenste opdrachten van de nazi’s aan de politie tegen het licht hield. Het ging dan bijvoorbeeld over verordeningen zoals het inperken van vrijheden voor Joden of straf op belediging van NSB’ers.

Wachtmeester Hendrik van der Galiën (1886-1944). Hij kreeg posthuum een Yad Vashem onderscheiding. archief Tresoar.
Wachtmeester Hendrik van der Galiën (1886-1944). Hij kreeg posthuum een Yad Vashem onderscheiding. archief Tresoar.
Iets later stond de arrestatie van Joden op het programma. Mijn opa stelde voor om te gaan staken. Dit ging echter niet door, omdat niet iedereen het hier mee eens was. Bovendien was het een onverstandige beslissing om de Duitsers openlijk te trotseren. Het leidde er wel toe dat een aantal agenten zich ging inzetten voor de onderduik van Joden.

Openlijk verzet tegen de opdrachten van de nazi’s had verregaande gevolgen, zoals bleek uit de actie van het politiekorps in Grijpskerk. Begin 1943 hadden de kerken opgeroepen niet meer mee te werken aan te Jodenvervolging. In enkele steden konden de Duitsers met grote moeite, zoals door het dreigen met een concentratiekamp, de agenten weer aan het werk krijgen.

In Grijpskerk lukte dit niet toen de politie twee zieke Joden naar Groningen moest brengen. Wachtmeester Dirk Boonstra weigerde het bevel uit te voeren en met hem de hele brigade. Alle elf agenten werden op bevel van Hanns Albin Rauter, Duits politiehoofd, wegens weigering van een dienstbevel overgebracht naar kamp Vught. Hun gezinnen waren brodeloos geworden en werden uit hun huizen gezet. Eén van hen was net getrouwd en zijn vrouw was drie maanden zwanger. Na deze collectieve weigering gingen de Duitsers nog harder optreden. Weigeraars die in eerste instantie alleen ontslag hadden gekregen, werden alsnog opgepakt. Dirk Boonstra overleefde het concentratiekamp niet.

Dubbelrol

Door onderzoek in de archieven kwam ik erachter dat verschillende agenten een dubbelrol speelden. Ze deden keurig hun werk maar achter de coulissen werkten ze voor het verzet. Via de zogenaamde politielijnen onderhielden ze contact met illegale organisaties. Deze contacten waren belangrijk omdat agenten konden waarschuwen als er arrestaties, razzia’s of huiszoekingen dreigden.

Bij de landelijke knokploegen sloten agenten en marechaussees zich vaak aan, nadat ze in hun functie een belangrijke overval hadden mogelijk gemaakt. Ze hielpen verder met het bevrijden van gevangenen uit politiecellen of tijdens een transport, het verschaffen van sleutels van een kluis van een distributiekantoor en het begeleiden van een transport van bonkaarten of wapens. In totaal verloren driehonderd agenten door verzetsactiviteiten hun leven.

Welke agenten?

Bij de gemeentepolitie in Leeuwarden vond ik achttien agenten die deze dubbelrol in de praktijk brachten. Bij de spectaculaire overval op het Huis van Bewaring op 8 december 1944 werden eenenvijftig gevangenen bevrijd. Politie-inspecteur Jurjen Dreeuws was een van de twee belangrijkste gevangenen. Politie-inspecteur Gatze Spoelstra zorgde stiekem voor een insluitingsbevel en agent Joop Willems speelde een belangrijke rol tijdens de overval. Na de oorlog heeft Lou de Jong de film De overval hierover laten maken.

In Tietjerksteradeel had onderluitenant Paulus Procee een dubbelrol tezamen met een aantal andere agenten die betrokken waren bij de onderduik van Joden. Procee werd direct na de bevrijding door het militair gezag tot burgemeester benoemd ter vervanging van de gevangen genomen NSB-burgemeester.

In de wijk Bij de Put in Leeuwarden woonden voor de oorlog veel Joden.
In de wijk Bij de Put in Leeuwarden woonden voor de oorlog veel Joden. (archief Fries Verzetsmuseum).

Mijn opa werkte in Oenkerk dat tot de gemeente Tietjerksteradeel hoort. Hij waarschuwde bij razzia’s en zorgde voor onderduikplekken. Zijn zoon werd rayoncommandant bij de Binnenlandse Strijdkrachten in 1944. Samen met een collega agent begeleidde mijn opa ’s nachts de wapentransporten van zijn zoon om te controleren of de kust veilig was. Een agent hoefde zich niet aan de spertijden te houden.

Naast Leeuwarden en Tietjerksteradeel heb ik de houding van de politie in Dantumadeel onderzocht. Hier vond ik elf agenten die een dubbelrol speelden en verschillende illegale werkzaamheden ondernamen waaronder de onderduik van Joden.

Twee superhelden

Een superheld was gemeenteveldwachter Andries van der Meulen uit Zwaagwesteinde. Naast de gebruikelijke verzetsactiviteiten als hulp aan onderduikers en rondbrengen van illegale kranten werd hij vooral beroemd door zijn pilotenhulp. Hij had de bijnaam ‘Kappie Marie’. Hij vervoerde gestrande piloten met de politiemotor naar Zwolle en van daaruit met de trein naar de Belgische grens. Onderweg kreeg hij hulp van door hemzelf benaderde treinconducteurs. De veldwachter hielp ongeveer zestig vliegeniers ontsnappen.

Op 13 maart 1944 werd hij opgepakt. Bij het proces tegen de pilotenvluchtlijn van de groep Luctor et Emergo kreeg hij de doodstraf, die overigens niet werd uitgevoerd. Er stonden uit deze groep eenentwintig personen terecht. Kappie Marie werd overgebracht naar concentratiekampen in Duitsland onder de vermelding NN (Nacht und Nebel). Dit hield in dat hij niet meer mocht vrijkomen. Op 15 april 1945 werd hij toch bevrijd. De Amerikanen boden hem voor de gevangenschap door de pilotenhulp 2000 gulden per maand aan. Dat was een totaalbedrag van 27.000 gulden. Dit weigerde hij omdat hij vond dat het zijn plicht was. Hij had uit vaderlandsliefde gehandeld. Wel aanvaardde hij een hoge onderscheiding, de Medal of Freedom with Silver Wings.

De tweede superheld was rechercheur Brouwer (bijnaam Bontje) uit Sneek. Hij deed de gebruikelijke verzetsactiviteiten zoals het bieden van Jodenhulp, verzorgen van het BBC-nieuws en het doorgeven van bijzonderheden op het politiebureau. Hij was bovendien hoofd van de knokploeg in Sneek en regelde zo twee overvallen op het politiebureau in Sneek begin 1945.

Na een grote Duitse actie werden er op 8 februari 1945 tientallen arrestanten binnengebracht. De SD hoopte uit de zware gevallen namen te persen. Omdat er veel bewaking en versterking in de buurt was, werd een overval van buitenaf onmogelijk. De enige mogelijkheid was een actie van binnenuit met Bontje in de hoofdrol. Dit lukte met hulp van veertien knokploegleden. Bovendien slaagde Bontje erin een landwachter de schuld toe te schuiven.

Twee weken later hadden de Duitsers weer een groep belangrijke illegalen opgepakt. Hoewel de veiligheidsmaatregelen intussen waren verscherpt, slaagde Bontje er weer in een geslaagde overval te organiseren. Deze keer moest hij wel meteen onderduiken omdat de Duitsers hem wantrouwden. Hij deed dat op zijn eigen manier. Hij bleef in zijn eigen huis en meldde op de voordeur dat er roodvonk heerste. De Duitsers namen geen represailles, omdat de overval correct was uitgevoerd zonder gewonden onder het personeel.

Politie als nationale zondebok

In de oorlog kwam driekwart van de Nederlandse Joden om. Het gevoel van onbehagen hierover werd afgewenteld op de politie. Deze kreeg de rol van nationale zondebok.

De veranderende sociale omstandigheden na de oorlog bleven onbelicht. Voor de oorlog was er veel armoede. Met alleen lagere school kon je de opleiding tot politieagent volgen. Daarna had je een redelijk inkomen, een vaste baan en recht op pensioen. Als je als agent in de oorlog ontslag nam, zat je zonder inkomen en zonder huis. Uitkeringen bestonden nog niet. Waarvan moest je leven met je gezin? Op hulp aan Joden stonden zware sancties, bij onderduik van een agent belandde zijn familie in kamp Vught.

Mijn opa rijksveldwachter Jan Miedema (
Mijn opa rijksveldwachter Jan Miedema (1889-1968) Eigen archief.
Bij demonstraties in de grote steden door linkse en rebelse provo’s in de jaren zestig werden politieagenten uitgescholden voor nazi’s, SS’ers of racisten. Deze jongeren waren erop uit de politie te kwetsen en in een kwaad daglicht te stellen ten behoeve van hun eigen belangen. Met een goede kennis van de geschiedenis had dit niets te maken. Het ging meer om het creëren van een tweedeling. Wij als demonstranten zijn ‘goed’ en jullie als politie zijn ‘fout’.

Excuses spoorwegen

Zoals we allemaal weten, was de politie belast met de arrestatie van de Joden in de oorlog, maar ook de spoorwegen moesten vuile handen maken. Zij waren verantwoordelijk voor het vervoer van Joden. Ook zij staakten niet voor de Joden. Maar hun acties werden niet veroordeeld zoals bij de politie.

In september 1945 prees transportminister Van Schaik de NS-medewerkers met de volgende woorden:

Met Uw treinen werden de ongelukkige slachtoffers naar de concentratiekampen gebracht. In Uw harten was opstand. Toch hebt ge het gedaan, dat strekt U tot eer, het was de plicht die de Nederlandse overheid van U eiste, omdat het spoorbedrijf ook een van de pijlers is, waarop het economische leven van het Nederlandse volk steunt en dat niet voortijdig in de waagschaal mocht worden gesteld.

Veldwachter in bezettingstijd
 
Deze uitspraak werd vermeld in een tijdschriftartikel van het VBV (Verbond belangenbehartiging vervolgingsslachtoffers).

In tegenstelling tot de politie hebben de NS-medewerkers nooit te maken gehad met negatieve beeldvorming, hoewel beide organisaties de taak hadden Joden naar de concentratiekampen te brengen. Mogelijk speelt hierbij het feit dat de politie een rol heeft in de handhaving van de orde bij overtredingen van de wet. Dit kan gebeuren bij demonstraties en bij het uitdelen van boetes en gevangenisstraffen. De politie moet regelmatig maatregelen nemen die onplezierig zijn voor bepaalde burgers en haar minder geliefd maakt. De hoofdtaak van de NS is de verzorging van het openbaar vervoer. Zolang die soepel verloopt, hebben mensen nauwelijks problemen met het NS-personeel.

Dit artikel is integraal, zonder redactie overgenomen.

Boek: Veldwachter in bezettingstijd

Bronnen â–¼

-Riessen H. van & Aerde, R van (1979) Het grote gebod. Gedenkboek van het verzet in LO en LKP.
-Roet, A. & Boer, de G. (voorjaar 2019). De excuses van de Nederlandse Spoorwegen. In VBV (Verbond belangenbehartiging Vervolgingsslachtoffers). Blz. 259.
-Rossem, P.V.J. van: Tietjerksteradeel 1940/1945.
-Wijbenga, P. Bezettingstijd in Friesland, deel I, II en III.
-Minnema, G.J. Dantumadeel in de jaren 1940-1945.

Tiny de Jong (1953) werd geboren in Leeuwarden en heeft ook lange tijd in Oenkerk gewoond, waar een deel van haar boek zich afspeelt.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×