Dark
Light

Held van de maand december: J.G. Petersen

Auteur:
3 minuten leestijd
'Onderschept door een PTT'er'
'Onderschept door een PTT'er'

Onderschepte postkaart - Afb: NIOD
Onderschepte postkaart – Afb: NIOD
Zestig aangetekende brieven en honderdtweeënvijftig anonieme brieven aan Duitse instanties staan aangetekend op een lijst. Brieven waarin melding werd gemaakt van de verblijfplaats van joodse onderduikers, verzetsstrijders, radiobezit, zwarte handel of andere ‘illegale’ praktijken.


NIOD Held van de Maand

De lijst bevat slechts een fractie van de ruim vijftienhonderd verraadbrieven die door medewerkers van de post in Amsterdam werden onderschept. J.G. Petersen was een van hen:

‘Kort na de capitulatie ben ik er alleen mee begonnen. Regelmatig hield ik brieven, bestemd voor Duitse instanties achter, maakte ze voorzichtig open en onderzocht de inhoud.’

Al gauw kon Petersen het werk niet meer in zijn eentje aan. Mej. Schinkel en de heren Daniëls, Reijers, Eigenraam, De Groot, Van Melse, Driessen en Van Alphen vormden de ploeg-Petersen. Ze opereerden vanuit het postkantoor in de oostelijke vleugel van het Centraal Station op het bureau ‘Vertrek en Aankomst’ van de Posterijen. Ze maakten brieven voorzichtig open, lazen de inhoud en plakten dan de enveloppe weer netjes dicht. Was er sprake van verraad dan stelden ze de potentiële slachtoffers op de hoogte.

De mensen werden persoonlijk of schriftelijk gewaarschuwd. Het ging dan om een korte mededeling als:

‘Wees voorzichtig. Men tracht u te verraden. U hebt wapens in huis. Na de bevrijding nadere opheldering. Dringende eisch: vernietig deze mededeling. Leve het Vaderland.’

Van de verraadbrieven is een aantal bewaard in de collectie van het NIOD. Ze zijn ontluisterend om te lezen:

“A’dam, 3-6-’42. Bij deze ben ik zo vrij u er op te wijzen dat in Noord alhier uwe politie en joden net doen of er geen jodenwetten zijn. [Joden] kopen niet alleen zaterdags gewoon op de markt maar nu er vismarkt is bijgekomen kopen zij nog bij 10 pond gelijk onze vis weg. Ze staan hierbij genoeglijk te keuvelen met politie en marktmeester. Ook op het Mosplein waar zich vijf banken bevinden heeft men de borden ‘Voor joden verboden’ weggehaald en nu is dit voor hen een geliefkoosde zitplaats ten nadele van de christenen.”

Stapje voor

'Onderschept door een PTT'er'
‘Onderschept door een PTT’er’
Er was meer nijd over joden die maar gewoon inkopen bleven doen, getuige een ongedateerde briefkaart uit Den Haag, die vrij vertaald erop neerkwam dat joden in de Obrechtstraat 438 nog steeds vlees, boter en melk kochten. Volgens de schrijver hadden joden die te lui waren om te werken echter geen melk nodig. Met potlood staat erbij geschreven dat dit briefje is ‘onderschept door een PTT-er’. Ook in andere steden dan Amsterdam waren verzetsstrijders actief om verraders een stap voor te zijn.

Zijn bovenstaande voorbeelden al ernstige vormen van verraad, de volgende brief uit Haarlem laat helemaal niets te raden over:

‘Mijnheer Officier, Wil u zoo goed zijn een tweetal onderduikers weg te halen (2 zoons).’

En soms waren de anti-joodse maatregelen zelfs een aanleiding om aan onwelgevallige verhoudingen een einde te maken:

“Nijmegen, 23 mei 1941, aan de Rijkscommissaris. […] Ik ben weduwe en heb 5 kinderen, één dochter van 20 jaar. Die heeft omgang met een jood van 31 jaar. U begrijpt dat ik daar zeer op tegen ben. […] Hij is brutaal en treed hier op omdat er geen vader is. U begrijpt dat ik hier zeer groot verdriet van heb en U de enige is die hier een einde aan kan maken. […] Daar zij niet mag weten dat ik geschreven heb zou ik U willen verzoeken U antwoord te willen richten aan postrestant Nijmegen. Het adres van hem volgt aan de achterzijde.”

De ploeg-Petersen en medewerkers van de post in andere dorpen en steden hebben door het schenden van het briefgeheim mensen kunnen redden. Petersen vertelde in 1947 aan dagblad Trouw: “Wanneer ik mij aan een voorzichtige schatting waag, dan geloof ik dat we drie tot vier duizend mensen hebben gewaarschuwd.” Voor hem waren het zenuwslopende jaren.

In januari 1945 ging het bijna mis. Een stencilmachine stond op tafel toen de politie bij de familie Petersen aanklopte. Hij probeerde door het raam te ontkomen, maar was te laat.

‘Ik moest met mijn handen in de hoogte tegen de muur staan. Mijn zoons werden geboeid. De hele buurt was in rep en roer. Ik verwachtte, dat dit het begin van het einde was.’

Maar het liep anders. Toen de aandacht van de bewaker van Petersen verflauwde, omdat hij in gesprek was geraakt met een man die was komen aanfietsen, vluchtte Petersen de straat uit. Maanden van schuilen op verschillende adressen volgde.

‘Gelukkig hebben we, zoowel mijn gezinsleden, als de mensen van de ploeg er het levend afgebracht. Mijn zonen zijn bij hun transport maar Duitsland uit de trein gesprongen.’

Teleurstelling bracht de bevrijding wel. Uit Londen was toegezegd dat ‘de mannen en vrouwen, die het Vaderland belangrijke diensten verleenden’ promotie zouden maken. Alleen Petersen viel die eer te beurt, maar bij al zijn medewerkers werd de belofte niet ingelost. Niettemin wist Petersen, “dat hij als Christen zijn plicht heeft gedaan en deze wetenschap doet hem de teleurstellingen die de naoorlogse periode ook hem heeft gebracht, met een glimlach aanvaarden”.

~ Hinke Piersma, NIOD

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.171 actieve abonnees)


Mede dankzij onze donateurs zijn al onze artikelen gratis te lezen. Op Historiek vindt u dus geen PREMIUM artikelen of 'slotjes'.

Steun ons ook

×