In 1960 reisde John Steinbeck, vergezeld door zijn Franse poedel Charley, door de Verenigde Staten in een GMC Truck, bijgenaamd Rocinante (naar het paard van Don Quichot). De toen 58-jarige Amerikaanse schrijver, bekend van onder meer Of Mice and Men (1937) en The Grapes of Wrath (1939), wilde kijken hoe het land ervoor stond.

De roadtrip van Steinbeck en zijn verslag daarvan inspireerde Geert Mak al tot het schrijven van In Europa. Aan de vooravond van de eeuwwisseling, in 1999, reisde hij door Europa om de balans op te maken van de roerige geschiedenis van de twintigste eeuw. Ruim tien jaar later, in 2010, maakte hij een reis in de voetsporen van Steinbeck. Zonder hond, maar vergezeld door zijn vrouw, volgde hij in een gloednieuwe Liberty Jeep grotendeels dezelfde route die Steinbeck vijftig jaar eerder had afgelegd. Net als zijn voorganger met als doel om de stemming te peilen in het land dat hij als kind zo bewonderde. Anders dan Steinbeck is Mak geen geboren pessimist, maar het beeld dat hij schetst in zijn boek is somber. De kredietcrisis van 2007 heeft hard toegeslagen. Leegstaande, verwaarloosde huizen zijn geen uitzondering. Massale, zielloze warenhuizen hebben de afgelopen decennia gezorgd voor de teloorgang van Main Street, eens het hart van elk stadje waar het sociale leven plaatsvond, maar waar nu veel winkels dichtgetimmerd zijn en de straat verlaten is.
Bananenrepubliek
Het Amerika van nu is niet meer het land van onbegrensde mogelijkheden en het voorbeeld van vooruitgang dat het tijdens Maks jeugd was. Mak somt een aantal onthutsende cijfers en statistieken op. In 2011 leefden bijna 46,2 miljoen Amerikanen onder de armoedegrens, ruim vijftien procent van de bevolking. Eén op de acht Amerikanen is afhankelijk van food stamps, voedselhulp van de overheid. En terwijl de armen alsmaar armer worden, worden de rijken alleen maar rijker. Dat gaat zo ver dat de vierhonderd rijkste Amerikanen momenteel evenveel vermogen bezitten als de armste 150 miljoen bij elkaar. Inkomensverschillen die Mak doen denken aan een Zuid-Amerikaanse bananenrepubliek. De gevolgen van die inkomensongelijkheid zijn groot: rijken genieten beter onderwijs en een betere zorg, waardoor ze meer kansen hebben op de arbeidsmarkt en een hogere levensverwachting dan armen. Mak vergelijkt het met een achttiende-eeuwse standenmaatschappij, een systeem dat de Amerikaanse kolonisten indertijd juist waren ontvlucht en haaks staat op het gedachtegoed van de Founding Fathers, de grondleggers van de Verenigde Staten.
De Amerikanen zelf lijken vooralsnog geen uitweg te zien uit de maatschappelijke en economische malaise, zo constateert Mak. In elk wegrestaurant en koffiehuis hoort hij vooral veel gemopper op de politiek. Republikeinen verontschuldigen zich voor de toon van de extremisten in hun partij en Democraten beklagen zich over het feit dat er nog maar weinig terecht is gekomen van de mooie beloften van hun president. De Europeaan Mak zoekt de oplossing in een sterkere en socialere overheid, zoals wij die gewend zijn, maar veel Amerikanen gruwen daarvan. Opgezweept door rechts-populistische televisie- en radiocommentatoren, die Mak tijdens zijn reis meer dan eens met verbijstering aanhoort, zijn ze bang hun vrijheden te verliezen aan wat zij beschouwen als socialisme. Zelfs berooide Amerikanen, die erg geholpen zouden zijn met een socialer overheidsbeleid, stemmen niet zelden voor de Republikeinse partij die hun christelijke idealen omarmt, maar pleit voor minder overheidsuitgaven. Een oplossing voor hun economische malaise lijkt ver weg.
Oostblok
Hoe anders was het ten tijde van de Grote Depressie in de jaren dertig van de vorige eeuw. De door Mak in zijn boek geroemde president Franklin Delano Roosevelt lanceerde een omvangrijk pakket aan economische en sociale maatregelen die Amerika uit het slop trokken. Hij beteugelde Wall Street voor het eerst in de geschiedenis met regels om excessen te voorkomen, hij organiseerde een werkverschaffingsprogramma voor jongeren en startte grote infrastructurele projecten, zoals de bouw van wegen, bruggen en waterkrachtcentrales, om de economie op gang te krijgen. Vooral dat laatste zou in het huidige Amerika geen overbodige luxe zijn. De toestand van veel bruggen, wegen en andere infrastructuur is abominabel, zo ondervind Mak tijdens zijn reis. De wegen rondom steden als Los Angeles doen hem sterk denken aan de “afgeragde snelwegen” in het voormalige Oostblok. Door belastingen alsmaar te verlagen is er voor onderhoud van publieke werken geen geld. De kwaliteit van de infrastructuur van de Verenigde Staten staat volgens het World Economic Forum in 2010 op de 23e plaats, tussen Spanje en Chili.

Internationaal
Mak behandelt in zijn boek niet enkel de nationale politiek van de VS, maar ook de internationale. En ook daar constateert hij dat het land erop achteruit gegaan is. Tijdens de Tweede Wereldoorlog lukte het nog om zestien miljoen soldaten in het veld te brengen, maar in 2010 heeft het Amerikaanse leger moeite om in Afghanistan en Irak een paar honderdduizend man staande te houden. President Dwight D. Eisenhower waarschuwde in 1961 al tevergeefs voor de macht van het militair-industriële complex. Tegenwoordig wordt geschat dat ongeveer de helft van de Amerikaanse federale belastinginkomsten hieraan besteed wordt. Was er voor de Amerikanen op het internationale toneel in het verleden vaak een heldenrol te vervullen, bijvoorbeeld tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog, tijdens de oorlogen in Vietnam, Irak en Afghanistan werd internationaal juist veel krediet verspeeld.
Niet enkel als internationale politieagent, maar ook als economisch machtscentrum zijn de Verenigde Staten erop achteruit gegaan. Het economische zwaartepunt verplaatst zich steeds meer naar opkomende economieën, zoals China en India. Volgens Mak zijn de Amerikanen als het gaat om inzicht in belangrijke buitenlandse ontwikkelingen blind. Hij geeft als voorbeeld hoe Amerika in de jaren dertig van de vorige eeuw de opkomst van Mao Zedong niet aan zag komen, omdat ze zich enkel baseerde op informatie van christelijke gemeenschappen in het land. In plaats van te zoeken naar een verklaring voor de communistische revolutie werd de machtswisseling afgedaan als een “rode” samenzwering. In één klap waren de zeshonderd miljoen Chinezen niet langer bondgenoten, maar gevaarlijke communisten. De plotselinge gedaantewisseling van bondgenoot naar vijand zou de Amerikanen vaker verrassen, denk bijvoorbeeld aan Afghanistan. Ten tijde van de Koude Oorlog kreeg de Taliban Amerikaanse steun in de strijd tegen de Sovjet-Unie, maar in de eenentwintigste eeuw bleken de moslimstrijders opeens vijand nummer 1.

Reizen zonder John is een zeer gevarieerd boek. De hedendaagse economische en maatschappelijke situatie in de Verenigde Staten, de geschiedenis en Maks persoonlijke reiservaringen zijn op een soepele wijze met elkaar verbonden. Verder behandelt Mak het levensverhaal van zijn inspirator, John Steinbeck. De auteur, die in 1962 na het verschijnen van Travels with Charley werd onderscheiden met de Nobelprijs voor literatuur, blijkt in zijn boek geregeld een loopje met de waarheid te hebben genomen. In plaats van zijn poedel zat zijn vrouw Elaine vaak op de passagiersstoel naast hem en veel van de door hem beschreven ontmoetingen en ervaringen kunnen niet werkelijk plaatsgevonden hebben, vanwege het enorme reistempo dat de auteur aanhield. Voor de lezer die minder bekend is met Steinbeck is dit allemaal wat minder interessant, maar Mak baseert zich op nog meer verslagen, onder andere de dagboekaantekeningen en notities van de Franse denker Alexis de Tocqueville die van 1831 tot 1832 door het nieuwe Amerika reisde. Zo krijgt de lezer Amerika niet enkel te zien door de bril van Geert Mak en John Steinbeck, maar ook van de Amerikareizigers die hen voorgingen.
Het boek laat zich het best te vergelijken met een combinatie van Maks In Europa en Hoe God verdween uit Jorwerd (1996). Dat laatste boek gaat over de veranderingen die de afgelopen eeuw hebben plaatsgevonden in het Friese plattelandsdorpje Jorwerd. De schaalvergroting in de landbouw, de teloorgang van de plaatselijke middenstand en de trek van jonge mensen naar de steden, zoals door Mak gesignaleerd in Jorwerd, doen sterk denken aan de omstandigheden in de Amerikaanse provinciestadjes met de dichtgetimmerde winkels in Main Street, die Mak in Reizen zonder John beschrijft. Mak richt zich in zijn nieuwste boek uitsluitend op de situatie in de Verenigde Staten, waardoor het lijkt alsof de daar door hem waargenomen economische en maatschappelijke problemen een exclusief Amerikaans fenomeen zijn. Soortgelijke problemen spelen echter ook elders in de westerse wereld. De door Mak beschreven groeiende polarisering tussen Democraten en Republikeinen is bijvoorbeeld niet heel anders dan de opkomst van populistische partijen in Europa en het onvermogen in veel Europese landen, inclusief Nederland, om brede en duurzame regeringscoalities te smeden.
