Eenenzeventig jaar geleden kwam de Slag om Arnhem ten einde. De parachutisten die op 17 september op de Ginkelse Heide waren geland, hadden de brug bij Arnhem weten te bezetten en hadden die langer verdedigd dan iemand voor mogelijk had gehouden.
Andere luchtlandingstroepen hadden bij Oosterbeek een bruggenhoofd verdedigd. De Geallieerde tanks die hen hadden moeten ontzetten, waren echter bij Nijmegen vastgelopen en in de nacht van 25 op 26 september trokken de Britten zich van de noordelijke Rijnoever terug naar de zuidelijke.
Voor het eerst in vele dagen ging er iets goed: het regende pijpenstelen. De Duitsers konden niet zien hoe de Britten langzaam maar zeker hun posities opgaven, naar de Rijn liepen en de rivier overstaken. Wie de smalle, vreedzame stroom nu ziet, kan zich moeilijk voorstellen wat een obstakel het in 1944 moet zijn geweest.
Diepe, diepe stilte
Het slechte zicht wilde niet zeggen dat de Duitsers helemaal niets in de gaten hadden. Ze begrepen het alleen verkeerd. Vanaf een heuvel in het westen zagen ze scheepjes vanaf de zuidelijke Rijnoever naar het noorden varen. Ze meenden dat de parachutisten in Oosterbeek werden versterkt en schoten op de bootjes, die in feite 2400 soldaten terugtrokken.
De Britse parachutisten en hun redders wisten dat elk geluid hun positie kon verraden. De terugtocht vond dus plaats in diepe, diepe stilte. Voor de geredde para’s, die zo snel mogelijk door marcheerden richting Elst en Nijmegen, waren de mensen op de bootjes en degenen die hen op de zuidelijke dijk opvingen, weinig meer dan gefluister in de nacht, maar de geredden vergaten nooit dat ze hun leven hadden te danken aan die stille krachten.
Het monument staat even ten oosten van Driel.