Hitler-vriend in de jaren dertig
Gyula Gömbös de Jákfa werd in 1886 geboren in een Hongaars adellijk geslacht en Hongaars-evangelisch gezin. Tijdens de Eerste Wereldoorlog deed hij dienst in het Oostenrijk-Hongaarse leger, hoewel hij de Dubbelmonarchie en het huis Habsburg persoonlijk verwierp en voorstander was van Hongaarse onafhankelijkheid. Nadat deze onafhankelijkheid in de nasleep van de oorlog verwezenlijkt werd, speelde hij een belangrijke militair-bestuurlijke rol in de Witte Terreur, het met fors geweld neerslaan en onderdrukken van de Hongaarse communisten, die in het voorjaar van 1919 de Hongaarse Radenrepubliek gevormd hadden.
Na de kortstondige Hongaarse Republiek (1918-1919), de parlementaire staat die volgde op de Radenrepubliek, zou Miklós Horthy als ‘regent’ voor de Habsburgse koning van Hongarije, KarI IV, in 1920 de macht overnemen. Als de tijd rijp zou zijn moest Horthy zijn regentschap weer opgeven ten gunste van het koninklijk huis. Dit nieuwe regime had zowel de steun van de aristocratische Hongaarse elite als van de radicale nationalisten, aangevoerd door Gömbös. Die verzetten zich sterk tegen de communisten, maar ook tegen het Verdrag van Trianon waarmee voor Hongarije de Eerste Wereldoorlog eindigde en waarin het veel grondgebied kwijtraakte. Tevens was hij sterk gekant tegen een herstel van Karl op de troon. Dit zou uiteindelijk ook nooit gebeuren aangezien op de twee belangrijke momenten waarop dit kon gebeuren (staatsgrepen van Karl) Horthy uiteindelijk weigerde plaats te maken teneinde zelf als staatshoofd in het zadel te blijven.
Gedurende de jaren twintig werd de rol van Gömbös in de Hongaarse politieke besluitvorming steeds kleiner. Horthy leunde sterk op zijn minister-president, graaf István Bethlen, die een iets gematigder conservatiever bewind voerde in de autocratie die Hongarije desondanks bleef. Gömbös was enigszins teleurgesteld in Horthy en richtte de Magyar Nemzeti Függetlenségi Párt (MNFP), ook wel de Partij van Rasbeschermers, op. Deze ultranationalistische en antisemitische beweging deed onder leiding van Gömbös mee aan de Hongaarse parlementsverkiezingen van 1926 en behaalde (slechts) twee zetels. Een jaar later ging de MNFP echter op in de door historici ook wel deels als protofascistisch bestempelde rechtse Eenheidspartij van premier Bethlen. Die partij vormde de belangrijkste parlementaire steunpilaar van het Horthy-regime.
In 1929 werd Gömbös benoemd tot minister van Defensie, verantwoordelijk voor de herbewapening van het land. Datzelfde jaar sloeg de mondiale economische crisis ook in Hongarije keihard toe. In het nog steeds sterk agrarische land leidde dit tot grote problemen in de landbouw en veel sociale spanningen, ook in de steden. In augustus 1931 zou dit uiteindelijk culmineren in het aftreden van premier Bethlen. Net zoals in Duitsland werd in Hongarije de roep om een ‘sterke man’ steeds sterker, waarbij men de Italiaanse dictator Benito Mussolini als groot voorbeeld zag.
Na een kort premierschap van Gyula Károlyi (1931-1932) overlegde Horthy met Bethlen over de mogelijke benoeming van Gömbös als opvolger. De radicale ultranationalist en antisemiet zou wellicht kunnen voldoen aan de roep om de ‘sterke man’. Zo geschiedde in de nazomer van 1932, toen Gömbös aantrad als regeringsleider. Zijn toon was nu ineens een stuk milder; antisemitische uitlatingen waren niet meer te horen en hij zei niet langer voor hervormingen van de landverdeling in Hongarije, de machtsbasis van de conservatieve elite, te zijn.
Desondanks maakte Gömbös geen geheim van zijn bewondering voor Mussolini en Hitler, die in 1933 de macht in Duitsland had gegrepen. De premier hoopte zijn macht te vergroten door zich te baseren op de Duitse en Italiaanse dictaturen. De Eenheidspartij, de belangrijkste parlementaire kracht waar oud-premier Bethlen nog altijd de scepter zwaaide, moest hij hiervoor in zijn greep krijgen. Als partijleider hernoemde Gömbös de partij tot Nemzeti Egység Pártja (NEP), de ‘Nationale Eenheidspartij’. Hij bouwde deze vervolgens geheel in lijn met het fascisme uit tot massapartij met bijvoorbeeld ook knokploegen zoals de ‘Ontwakende Hongaren.’
De rechtse ministerraad loste de economische crisis in Hongarije op, wat de populariteit van Gömbös’ massapartij op het platteland sterk deed toenemen. Tevens wist zijn kabinet ook het Hongaarse leger uit te breiden en te versterken, wat dan weer tot veel tevredenheid leidde bij regent Horthy. Bij de parlementsverkiezingen van 1935 behaalde de NEP met grote overmacht een absolute meerderheid. Bovendien werden veel NEP-zetels ingenomen door rechts-radicalen, ten koste van de gematigde groep van Bethlen.
Hiermee was het gedaan met de milde toon van Gömbös; vrijwel direct hervatte hij zijn aloude radicale koers weer. De premier pleitte meteen weer voor landhervormingen, als onderdeel van een algehele metamorfose van de economie naar corporatistisch model zoals in Italië en Oostenrijk. Politiek stond hij een machtstransitie voor van de conservatieve autocratie naar een fascistische eenpartijstaat. Hij beloofde herziening van het zo gehate Verdrag van Trianon en dweepte, net zoals Hitler, met teksten over het op te lossen ‘Jodenvraagstuk’. Zijn antisemitisme was dus terug van weggeweest. Tot slot zou Gömbös zich vanaf nu ook ‘leider’ laten noemen.
Zijn voorganger Bethlen zette ondertussen de oppositie op poten. Samen met andere groepen in het parlement zoals de liberalen en socialisten werd er een soort verenigd front gevormd tegen het kabinet-Gömbös. Ook Horthy werd gewaarschuwd voor de ernstige bedreiging die van de premier zou uitgaan voor de positie van de regent.
In 1936 werd het Horthy inderdaad duidelijk dat het een fout was geweest om Gömbös aan te stellen als premier en dat hij ook een bedreiging zou kunnen zijn voor Horthy zelf. De contacten tussen Gömbös en de nazi’s, waarin eerstgenoemde beloofde Hongarije om te vormen naar een fascistische dictatuur, bleken uiteindelijk de spreekwoordelijke druppel voor Horthy. Vermoedelijk was hij van zins zich van hem te ontdoen. Dit was echter niet nodig. Gömbös leed namelijk aan leverkanker. In 1936 was het duidelijk dat hij de ziekte niet zou overleven. In september van dat jaar vertrok hij op uitnodiging van de nazi’s naar München om zich daar in een ziekenhuis speciaal te laten behandelen. Ondertussen had Horthy Kálmán Darányi al tot opvolger benoemd. Op 6 oktober 1936 stierf Gyula Gömbös in de Zuid-Duitse stad.
De vraag rijst natuurlijk: wat als Gömbös was blijven leven? Had hij van Hongarije inderdaad een fascistisch regime kunnen maken? Daar zijn voors en tegens over te bedenken. In ieder geval kwamen Gömbös’ ziekte en dood Horthy niet slecht uit: de oude autocratie werd langzaamaan weer hersteld. De rol van de massapartij en de roep om een sterke man waren echter gebleven. Hongarije was sterk verrechtst. In de Tweede Wereldoorlog zou het land de kant van de asmogendheden kiezen. Na aanvankelijk succes zou Horthy tegen het einde van de oorlog van zijn troon gestoten worden door de Duitsers en vervangen worden door de fascistische Pijlkruisers. Vervolgens werd de oorlog verloren en kwam het land tot 1989 onder communistisch gezag.