Dark
Light

Abdol-Hossein Sardari – De ‘Iraanse Schindler’

Held van de maand
Auteur:
4 minuten leestijd
Abdol-Hossein Sardari
Abdol-Hossein Sardari

Exclusieve kaviaar, champagne in overvloed, de hipste livemuziek, interessante gasten en de mooiste vrouwen van de stad – ze waren allemaal te vinden op de bruisende feesten die de jonge, Iraanse diplomaat Abdol-Hossein Sardari (1914-1981) in het Parijs van 1940 organiseerde. De stad was, samen met de rest van Noord-Frankrijk, bezet door nazi-Duitsland.

Abdol-Hossein Sardari
Abdol-Hossein Sardari
Omdat de Iraanse gevolmachtigd minister met zijn entourage naar Vichy-Frankrijk was vertrokken, was de 26-jarige Sardari ineens de hoogste Iraanse vertegenwoordiger in Parijs geworden – tot vreugde van hoge Duitse ambtenaren van de bezettingsmacht, die de feestpartijen op het Iraanse gezantschap maar wat graag bezochten. Sardari had daar geen bezwaar tegen: Iran was officieel een neutraal land, dat bovendien intensieve (handels)contacten met het Derde Rijk onderhield.

Sardari was afkomstig uit een rijke, aristocratische familie. Na zijn studie Rechten in Genève had hij in 1936 een baan bij de Iraanse legatie in Parijs gekregen. Hij viel er meteen op door de goede contacten die hij onderhield met allerlei verschillende groepen mensen in de stad: of hij zich bevond tussen Parijse Iraniërs, kunstenaars of ambtenaren, Sardari wist zich altijd populair te maken. Hij was een echte socialite.

Het was dus niet uitzonderlijk dat Sardari – die zelf Islamitisch was – ook een goede relatie onderhield met de gemeenschap van Joodse Iraniërs in Parijs. Die bestond uit zo’n honderd families, die meestal al tientallen jaren vanwege handelsactiviteiten in Parijs verbleven. Net als de Joden in andere bezette gebieden werden ze hoe langer hoe heftiger gediscrimineerd door de Duitse bezetter. Ze waren hun leven niet meer zeker. Dat was helemaal het geval vanaf september 1941, toen de geallieerden de Sjah afzetten en Iran geen neutraal land meer was.

Vanwege de machtswisseling droegen de Perzische autoriteiten Sardari op om zich met een buitengewoon konvooi terug te trekken uit het bezette gebied; als vertegenwoordiger van een vijandelijke natie genoot hij geen diplomatieke onschendbaarheid meer. Maar Sardari besefte dat hij bij vertrek de Iraanse Joodse gemeenschap aan zijn lot zou overlaten. Hij besloot te blijven en zijn connecties aan te wenden om iets voor de Iraanse Joden in Parijs te kunnen betekenen.

‘Mozaïsche Iraniërs’

Sardari trok zich een weekend terug in zijn buitenhuisje op het platteland, ver weg van de drukte van de stad. Daar schreef hij in één ruk een rapport, getiteld Les Iraniens de Confession Mosaique. Hierin betoogde hij dat de Joden in Iran eigenlijk ‘Iraniërs van het Mozaïsche geloof’ waren. Ze verschilden in niets van de (‘arische’) Iraniërs: ze spraken dezelfde taal, droegen dezelfde kleding, aten dezelfde gerechten en ze vierden dezelfde feestdagen als de andere Iraniërs. Ze waren heel anders dan Europese Joden. ‘Hun gezichten zijn ovaal met gelijkmatig verdeelde trekken, relatief lage voorhoofden, rechte neuzen en rode, dunne lippen,’ schreef Sardari, ‘en ze hebben meestal blauwe ogen’. Het enige verschil met hun niet-Joodse landgenoten was volgens Sardari dat de Mozaïsche Iraniërs een ander geloof aanhingen.

Bij terugkomst in Parijs leverde Sardari het rapport af bij de secretaris van de Duitse ambassade, een goede bekende van hem. Hij voegde een lijst toe met de namen van alle ‘Mozaïsche Iraniërs’ in Parijs, met de vraag of in hun persoonsbewijzen het stempel met de aanduiding ‘Jood’ kon worden verwijderd.

‘Joodse trucs en maskeringspogingen’

De Duitse ambassadesecretaris was natuurlijk niet degene die over deze vraag kon beslissen, maar hij kon wel zorgen dat het rapport op de juiste plek terechtkwam. Hij stuurde Sardari’s stuk naar Berlijn, waar verschillende ‘rassendeskundigen’ zich over de materie bogen. Ook Adolf Eichmann las het rapport, dat volgens hem niets anders was dan ‘een voorbeeld van de gebruikelijke Joodse trucs en maskeringspogingen’. Maar anderen vonden het mooi opgestelde betoog wél aannemelijk. De invloedrijke diplomaat Von der Schulenberg – een gematigde nazi die later een rol zou spelen rond de mislukte aanslag op Hitler – beval zelfs de discriminerende maatregelen tegen de Mozaïsche Iraniërs op te schorten.

Zo overleefden de honderd Joods-Iraanse gezinnen de Tweede Wereldoorlog in Parijs. Ze hadden hun leven te danken aan een flamboyante levensgenieter, die op het moment suprême een helder idee had, de goede toon trof en de juiste mensen wist in te schakelen – met gevaar voor eigen leven.

Twee jaar na de bevrijding ontving Sardari van de Joodse gemeenschap in Parijs een zilveren schaal als dank voor zijn inventieve bemoeienissen. Je zou denken dat de populariteit van deze ‘Iraanse Schindler’ nu geen grenzen meer zou kennen, maar het tegendeel was het geval. Het leek alsof Sardari zijn jeugdige brille was kwijtgeraakt. Met zijn diplomatieke carrière ging het bergafwaarts, en ook in zijn privéleven kende hij grote tegenslagen: zo raakte zijn Chinese echtgenote spoorloos bij een bezoek aan haar geboorteland. Hijzelf verloor vrijwel al zijn bezittingen toen hij uit Iran moest vluchten tijdens de Revolutie van 1979.

Dezelfde Abdol-Hossein Sardari die in zijn hoogtijdagen puissant rijk was en zo graag in het middelpunt van de aandacht stond, eindigde zijn leven eenzaam in een armetierig appartementje in zuid-Londen. De zilveren fruitschaal op de keukentafel was het enige object dat aan zijn heldhaftige verleden herinnerde.

Boek: The Iranian Schindler and his homeland in the Second World War

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.171 actieve abonnees)


Mede dankzij onze donateurs zijn al onze artikelen gratis te lezen. Op Historiek vindt u dus geen PREMIUM artikelen of 'slotjes'.

Steun ons ook

×