De oorlog in het voormalige Joegoslavië was van een exceptionele wreedheid. Dat gold in het bijzonder voor Bosnië-Herzegovina, waar Moslims, Serven en Kroaten door elkaar heen leefden. Het vernietigen van het multi-etnische karakter van deze republiek was niet alleen een gevolg van de oorlog, maar een doel op zich.
Geweld werd een deel van het dagelijks leven, het ergste in de delen van Bosnië die werden gedomineerd door Servische strijdkrachten.
Vele interetnische vriendschappen, loyaliteiten en zelfs huwelijken liepen stuk. In de zomer van 1992 veranderde de etnische samenstelling in Bosnische steden en op het platteland abrupt en gewelddadig. De bevolking keek stilzwijgend toe hoe soldaten hun buren oppakten en afvoerden met onbekende bestemming. De eeuwenoude traditie van komšiluk – solidariteit tussen buren en buurten – verdween als sneeuw voor de zon; mensen waren bang, wanhopig en vervuld van haat en ressentiment. Verhalen van gruwelen en verraad waren de regel. Er was dan ook buitengewone moed voor nodig om tegen de stroom in te gaan.
Trebinje is een stad in het zuiden van Bosnië-Herzegovina met zo’n 20.000 inwoners, van wie destijds tweederde Servisch was. De stad was strategisch gelegen in de bergen en fungeerde als uitvalsbasis van het Joegoslavische Volksleger. Vanuit Trebinje werd de door UNESCO beschermde middeleeuwse Kroatische kuststad Dubrovnik beschoten en gebombardeerd. Geconfronteerd met de verwoesting van de prachtige oude stad beloofde de Servische burgemeester van Trebinje, die kennelijk niet aan zelfonderschatting leed, om na de oorlog ‘een nog mooier en ouder Dubrovnik’ te zullen bouwen.
Terwijl de meer dan vierduizend Moslims uit Trebinje werden ‘aangemoedigd’ de stad te verlaten, werden de Servische mannen gemilitariseerd voor de strijd tegen de Kroaten. Een van de dienstplichtigen was Srđan Aleksić (1966-1993), een getalenteerde jongeman die naam had gemaakt bij landelijke zwemcompetities en bovendien een niet onverdienstelijke toneelspeler was; hij had zelfs een prijs gewonnen als beste mannelijke acteur op een festival voor Joegoslavisch amateurtoneel.
Srđan was een ongewone soldaat. Zo motiveerde hij zijn medestrijders om te acteren in het toneelstuk Wartime Night’s Dream. Na zijn diensttijd keerde hij geschokt door zijn oorlogservaringen en walgend van het gedrag van de officieren terug naar zijn geboorteplaats Trebinje. Daar werd hij lid van de burgermilitie.
En dan is het 21 januari 1993. Op het marktplein van Trebinje vallen vier dronken Servische soldaten voorbijgangers lastig. Ze zijn op zoek naar Moslims – minachtend door hen aangeduid als balijas. Uit angst voor hun leven hebben op dat moment al veel Moslims Trebinje verlaten, maar tenslotte hebben de soldaten beet. Ze treffen Alen Glavović, wiens moslimnaam hun genoeg aanleiding geeft om hem te slaan en schoppen, terwijl ze roepen dat ze hem ter plekke zullen slachten. Op dat moment komt Alens kennis, Srđan Aleksić, uit een café. Hij ziet Alen hulpeloos op de grond liggen en schiet te hulp. Hij weet een van de aanvallers af te schudden zodat Glavović kan ontsnappen. Maar nu keren de woedende soldaten, die hun prooi ervandoor zien gaan, zich tegen Srđan. Ze bewerken hem met de achterkant van hun geweren tot hij bewusteloos op de grond ligt. Dit alles gebeurt onder het toeziend oog van politieagenten – het politiestation is gelegen aan de markt – en voorbijgangers. Niemand durft in te grijpen. Wanneer de soldaten vertrekken, is Srđan in coma geraakt. Hij wordt naar het ziekenhuis gebracht en sterft zes dagen later.
‘Zijn menselijke plicht’
Srđans moordenaars staan in hetzelfde jaar terecht en worden elk veroordeeld tot slechts 28 maanden gevangenisstraf. Het wrede commentaar van de advocaat van de verdachten tegen de vader van Srđan is veelzeggend voor de sfeer van die tijd: ‘Uw zoon kreeg wat hij verdiende voor het verdedigen van een balija.’ Alen Glavović is ook aanwezig op de rechtszitting. Kort daarop vlucht hij naar Zweden, waar hij trouwt en twee kinderen krijgt. Hij brengt nog ieder jaar een bezoek aan Srđans graf en aan Srđans vader, een gerespecteerd inwoner van Trebinja. In diens In Memoriam schreef hij over zijn zoon:
‘Gestorven tijdens de uitvoering van zijn menselijke plicht.’
Tijdens de oorlog en zijn nasleep bleef de tragedie van Srđan Aleksić lange tijd onopgemerkt; zijn heldendaad was in tegenspraak met de gangbare opvatting dat verschillende etnische volkeren onmogelijk naast elkaar konden leven. Pas vijftien jaar na het drama kwam de erkenning. Straten in Sarajevo, Novi Sad en Pančevo dragen nu Srđans naam, hij is postuum geëerd door het Helsinki Comité voor Mensenrechten en hij heeft de gouden medaille van de Republiek Servië gekregen. In zijn geboortestad zijn sportvelden naar hem vernoemd en zijn er plannen voor een monument. Ook kwam er een toneelstuk en een documentaire over zijn leven, en er wordt momenteel zelfs gewerkt aan een speelfilm. Zijn daad blijft een inspirerende maar helaas zeldzame actie van menselijke dapperheid in een door etnische haat verscheurd land.
~ Vladimir Petrović