Na de val van de muur in Berlijn in november 1989 en het verdwijnen van de Duitse Democratische Republiek in oktober 1990, trof men niet alleen een financieel-economische en infrastructurele bende aan in een totaal verwaarloosd milieu, maar werden de autoriteiten ook geconfronteerd met de vraag: wat te doen met het oude DDR-geld, de DDR-Mark of Ostmark geheten?1 Men vond de oplossing in het begraven van de oude Ostmark. De bankbiljetten zouden vanzelf vergaan, aldus specialisten. Toch bleek het niet zo’n goed idee.
Dit artikel gaat in op de neergang van de DDR, het plan om het geld te begraven en waarom dat niet zo’n goed idee was. Voorts wordt de vernietiging van de Ostmark belicht.
De scheiding
Aan de Tweede Wereldoorlog kwam met de capitulatie van Duitsland een einde. In de zomer van 1945 werden in Potsdam de spelregels opgesteld voor de verdeling van Duitsland en Europa. De Duitse soevereiniteit was eenvoudigweg afgeschaft en het land was overgeleverd aan de vier bezettingsmachten: Amerika, Groot Brittannië, Frankrijk en de Sovjet-Unie. Het laatste land speelde weliswaar een grote rol in de wereldgeschiedenis, maar onderscheidde zich fundamenteel van de andere bondgenoten. Als socialistische of communistische staat was het nadrukkelijk de doelstelling het kapitalisme wereldwijd te overwinnen. Ook in verbonden staten wilde de Sovjet-Unie de maatschappelijke orde fundamenteel veranderen.
In eerste instantie speelde dit geen beslissende rol. Eerst was het belangrijk Duitsland te verslaan. Maar toen dit een feit was, tekenden zich al snel de eerste tegenstellingen tussen de geallieerden af. Vooral ontstond onenigheid over de vraag wat er met de bezette gebieden gedaan moest worden. De landen hadden wel afspraken gemaakt, maar die waren zeer algemeen geformuleerd. Wel was afgesproken dat elke bondgenoot de loop der dingen in hun sector kon bepalen.
Omdat de Sovjet-Unie wel inzag dat ze nauwelijks invloed had op de ontwikkeling in de andere sectoren, ging ze er toe over haar eigen maatschappelijk model en economisch systeem in de door haar bezette sector in te voeren. De veranderingen voor staat en maatschappij waren ingrijpend en fundamenteel. Duitsland was weliswaar in zones verdeeld, maar het was de bedoeling om het land zo snel mogelijk weer één te maken. In de praktijk kwam hiervan niets terecht. Met elke beslissing over vormgeving van economie en politiek groeiden de verschillende delen uit elkaar. Een deel gedomineerd door de Verenigde Staten, het ander deel door de Sovjet-Unie.
Reeds kort na de Tweede Wereldoorlog werd duidelijk dat de uitdagingen op economisch vlak in de vier bezettingszones groot zouden zijn. Mensen in het bezette en kapotte naoorlogse Duitsland waren aangewezen op een ingestort systeem van voedselvoorziening. Velen zochten hun heil op de zwarte markt. Al in augustus 1946 hadden de Amerikanen in de Geallieerde Bestuursraad2 een geldsanering voorgesteld. Lange onderhandelingen volgden tussen de geallieerden. Enerzijds hielden alle vier bezettingsmachten vast aan een gemeenschappelijke geldherwaardering. Anderzijds bepaalden de bezettingsmachten, onder druk van de opkomende Oost-West-tegenstelling, parallel een eigen hervorming in hun bezettingszone. De spanningen liepen op en op 20 maart 1948 stapten de Russen plotseling uit de Geallieerde Bestuursraad. Als reactie hierop besloten de westelijke geallieerden een eigen, separate geldherwaardering in te voeren. In turbulente vergaderingen kwamen de westelijke geallieerden overeen het plan tot herwaardering van de Amerikanen over te nemen. Duitse experts ontwierpen daarvoor de nodige wetten en verordeningen. De Reichsmark werd afgeschaft en de invoering van de D-Mark in de westelijke bezettingszones ging in op 20 juni 1948. De volgende dag, 21 juni 1948, leidde deze invoering tot het “etalage-effect” Producten die al geruime tijd niet meer te koop waren, doken plotseling op in de winkeletalages en waren met de nieuwe D-Mark weer te koop tegen normale prijzen.3
Gevolg van de invoering van de D-Mark was dat grote hoeveelheden waardeloos geworden Reichsmarken naar de Russische bezettingszone vloeiden en daar een massieve inflatie veroorzaakten en van de een op de andere dag contant geld waardeloos maakte. De Reichsmark was in de Russische bezettingszone namelijk nog een geldig betaalmiddel. Er volgden noodmaatregelen. Van 24 juni tot 28 juni 1948 kon contant geld tegen een maximum hoeveelheid “nood-marken” worden omgewisseld. Van 25 tot 28 juli 1948 werden deze “nood-marken” omgewisseld naar marken van Der Deutsche Bank der Deutschen Notenbank, in feite de wieg van de DDR-Mark of Ostmark. Deze Ostmark was nergens anders te gebruiken dan in de DDR.
Deze gescheiden geldhervormingen droegen in belangrijke mate bij aan de feitelijke deling van Duitsland.
De financieel-economische neergang van de DDR
Financieel-economisch was veertig jaar socialisme in de DDR een mislukking. Terugkijkend zie je totale roofbouw, een verwoest milieu en een vreselijk achterstallig onderhoud in een totaal verwaarloosde infrastructuur. Voor de mensen in de bedrijven was er nauwelijks een prikkel om te werken. Het waren veelal kunstmatige banen, slechts gebaseerd op torenhoge subsidies van de staat en vrijwel alles gebaseerd op geleend geld uit het westen. Buiten de DDR was hun geld, de Ostmark, waardeloos.
In de jaren tachtig verslechterde de financieel-economische situatie van de DDR. De staatsschuld van de DDR werd steeds hoger en de industrie en infrastructuur waren inmiddels sterk verouderd. Investeringen in nieuwe technologie waren er nauwelijks en er werd veelal nog gewerkt met een machinepark uit de jaren twintig en dertig. Het gebrek aan buitenlandse harde valuta vormde het grootste probleem voor de DDR. Jarenlang was er geld geleend om de sociale politiek van Erich Honecker te kunnen betalen, zonder dat daar voldoende eigen inkomsten tegenover stonden. Om de rente over de buitenlandse leningen te kunnen betalen moesten weer nieuwe leningen worden gesloten, vooral bij de klassenvijand, de Bondsrepubliek Duitsland. Midden jaren tachtig werd het duidelijk dat de DDR zo niet langer door kon gaan.
In 1989 kwam de lange crisis tot een climax. De ontevredenheid van de bevolking over de economische en politieke toestand had alarmerende gevolgen aangenomen. De DDR was failliet. Tot in de jaren tachtig stond de Sovjet-Unie economisch, ideologisch en politiek garant voor de DDR. Echter, zij was ook aan het eind van haar Latijn. Gorbatsjov trok zijn handen van de DDR af. Het land stond nu volledig alleen en de bevolking liep weg. Omslagpunt was de opening van de grenzen tussen Hongarije en Oostenrijk in september 1989 en in november in Duitsland zelf. De exodus die volgde was het begin van de revolutie. De aanhoudende emigratiegolf maakte binnen enkele maanden een einde aan elke illusie over de levensvatbaarheid van de DDR. Onder de druk moest het regime de teugels laten vieren. Het mocht echter niet meer baten.
Op 9 november 1989 werden om 22.30 uur de slagbomen geopend. De Muur was gevallen.
De revolutie en daarmee het verdwijnen van de DDR is ontzaglijk snel gegaan. De Bondsrepubliek Duitsland heeft het land feitelijk geannexeerd. Op 3 oktober 1990 was de eenwording een feit. De rijke Bondsrepubliek nam de straatarme DDR over.
Het verlangen naar hade valuta
“Kommt die D-Mark, bleiben wir, kommt sie nicht, geh’n wir zu ihr!”.4
Bovenstaande leus was dagen- en weken lang te horen bij demonstraties in de DDR. Meteen na de val van de Berlijnse Muur werd de D-Mark officieel betaalmiddel. De wisselkoers lag bij 1 D-Mark op 20 Ostmark. Vanaf januari 1990 konden DDR-burgers bij de staatsbank valuta-rekeningen openen tegen een officiële koers van 1:5. Op de zwarte markt, waar niemand vroeg waar dat geld vandaag kwam, was de koers 1:8. Velen in de DDR verlangden een stabiele munt, naar geld dat wat waard was.
Na onderhandelingen tussen de twee minister-presidenten en de twee ministers van financiën van respectievelijk de DDR en de Bondsrepubliek, kwam er op 18 mei 1990 een Monetaire Unie tussen de Bondsrepubliek en de DDR. De DDR nam hiermee grote delen van het economische en juridische systeem van de Bondsrepubliek over. De D-Mark werd het enige wettige betaalmiddel. Lonen, pensioenen, huren en andere vaste permanente betalingen werden met een koers van 1:1 omgewisseld. Bij banktegoeden en contant geld waren de regelingen gecompliceerder. Kinderen onder de veertien jaar konden tot 2000 Ostmark tegen een koers van 1:1 omruilen. Voor vijftien tot negentienjarigen tot 4000 Ostmark en wie ouder was tot 6000 Ostmark. Voor alle bedragen daarboven gold een koers van 1:2 (1 D-Mark was 2 Ostmark).
Eind juni 1990 waren tientallen goed beveiligde geldtransporten met D-Marken onderweg naar banken in de DDR. Op 1 juli 1990 werd de D-Mark ingevoerd.5
Met de invoering van de D-Mark bleef de (nog) DDR zitten met miljarden aan waardeloos geworden DDR-geld. Wat daar mee te doen? Daar hadden de autoriteiten een plan voor bedacht: begraven.
Het miljardengraf
Ten zuidwesten van Maagdenburg ligt de oude bisschopsstad en keizerlijke garnizoensstad Halberstadt. Met meer dan 40.000 inwoners is het een van de grootste steden van Saksen-Anhalt. De stad wordt beschouwd als oostelijke poort naar het Harz-gebergte. Ongeveer drie kilometer ten zuidwesten van Halberstadt bevinden zich de Thekenbergen, een heuvelrug aan de noordelijke Harz. Dit gebied was al vroeg bewoond, vondsten uit pre-historische tijd getuigen daarvan. Vermoedelijk diende een van de rotsen ooit als Germaanse offerplaats. Veel burgers beschouwden de Thekenbergen als een plaats om ontspanning te zoeken en te wandelen. Maar deze plek had ook een gitzwarte kant.
Gevangenen van het concentratiekamp Langenstein-Zwieberge, een nevenkamp van concentratiekamp Buchenwald, moesten hier een ondergrondse fabriek – beschermd tegen bombardementen – voor vliegtuigonderdelen bouwen. Vanaf april 1944 werd binnen tien maanden een gangenstelsel van ongeveer dertien kilometer met een oppervlakte van ca. 67.000 m² gegraven. De gevangen arbeiders stierven als vliegen. ’s Morgens vijf uur appèl, daarna een maaltijd voor de gehele twaalfurige werkdag. De gemiddelde levensverwachting ondergronds was drie tot vier weken.6 In de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog stond de geheime productie van motordelen van een straaljager gepland, operatie Malachit, maar de fabriek werd nooit in gebruik genomen.
Na de oorlog werd het complex in gebruik genomen door de Nationale Volksarmee, het leger van de DDR. Het complex werd uitgebouwd met moderne slaapruimtes, er kwam een commandocentrale, het werd geasfalteerd, verlicht en er kwam een perron voor het uitladen van 5500 ton munitie en 3500 ton kleding voor een eventuele oorlog. Na de hereniging in oktober 1990 gebruikte het Duitse leger het complex drie jaar, waarna het in particuliere handen overging.
Na de monetaire unie van 1 juli 1990 werd 4500 ton aan munten omgesmolten. Het papiergeld van de DDR werd in diverse bankfilialen verzameld, geteld en in zakken verzegeld naar de centrale bank in Berlijn gestuurd. Gebruikelijk was dat oude bankbiljetten werden verbrand. In de DDR was hiervoor echter geen geschikte verbrandingsoven te vinden. Ook in de Bondsrepubliek was het verbranden vanwege de geringe beschikbare tijd en de hoge kosten, geen optie. Het leek de DDR-autoriteiten een prima idee om 3000 ton aan waardeloze bankbiljetten juist in deze grot op te slaan. Dit was in 1984 reeds eerder gebeurd met 6,6 miljard aan papiergeld uit 1964 dat uit de roulatie moest worden genomen en vermengd met puin, in een mijnschacht werd opgeslagen.7 Vooraf had men zich ervan verzekerd dat geen milieuschade zou optreden door chemicaliën en dergelijke. Op 7 juni 1990 werd door het ministerie van Milieu van Saksen-Anhalt toestemming gegeven voor de opslag.
In het geheim werd het geld – 620 miljoen bankbiljetten – onderaards opgeslagen als in de geldkluizen van Dagobert Duck en vermengd met 15.000 ton zand en grind. Na het uitladen van de vrachtwagens werden de zakken met geld door medewerkers van de Staatsbank en soldaten op twintig transportbanden gelegd. Wanneer zakken opdoken met de letters “M” en “Z” eisten de soldaten het openen van de zakken. Men was bang dat op deze manier ook documenten van de Stasi zouden worden vernietigd. Te voorschijn kwamen echter de tot dan toe geheim gehouden biljetten van 200 en 500 DDR-Mark, die nooit in omloop waren gebracht. In totaal werd 108,9 miljard Mark in twee gangen in de Thekenberg opgeslagen. De twee gangen werden met gewapend beton dichtgemetseld. Van september 1992 tot september 1993 werd via zestig boorgaten over een lengte van driehonderd meter zand en water ingespoten. De twee gangen werden tot 81 procent gevuld. De boorgaten werden uiteindelijk met beton afgesloten. Experts verzekerden de autoriteiten dat het geld in de loop der tijd vanzelf zou verrotten. De DDR-miljarden hadden in Halberstadt hun graf gevonden. Schatgravers zouden geen kans hebben.8
Nog slechts verzamelwaarde
Nadat het DDR-geld geen betalingsmiddel weer was, had het alleen nog waarde voor (munten)verzamelaars. Om hen te bedienen organiseerde de Centrale Bank vanaf 30 april 1994 een aantal veilingen met een tussenpoos van een half jaar. Men wilde voorkomen dat de markt zou worden overspoeld en daarnaast wilde men een goede prijs voor de staatskas garanderen. De centrale bank garandeerde de kopers dat de miljarden in de grot veilig werden bewaard en dat ze voor verder gebruik ontoegankelijk waren.
De centrale bank bood 650.000 bankbiljetten, 600.000 munten, 1,55 miljoen herinneringsmunten aan. Hieronder waren pas gedrukte stukken die slechts in beperkte oplage waren uitgebracht. Ook waren proefdrukken en misdrukken aangeboden. De veiling bracht meer dan het dubbele op van wat was verwacht.9
De diefstal
In Halberstadt gingen al langere tijd geruchten over de toegang tot de schacht. De krant Die Märkische Allgemeine schreef op 28 juni 2000 een artikel met de kop “DDR-bankbiljetten rusten in vrede”. Schatzoekers hadden volgens de krant geen enkele kans. Het ministerie van Financiën dacht er hetzelfde over: “aan vernietiging wordt niet gedacht”. De publieke opinie kon uit de krantenartikelen de indruk krijgen dat de acht kilometer lange dubbele rollen prikkeldraad om het complex de veiligheid boden van Fort Knox. Hieraan werd echter al sinds 2001 getwijfeld. Al in 1990 werden ongeschonden, niet gebruikte 200- en 500-Ostmark-biljetten in kringen van verzamelaars aangeboden. De catalogusprijs lag bij 850 D-Mark. De Thüringer Allgemeine schreef dat dit geld op duistere wijze op de markt was gekomen voordat het in de mijnschacht was opgeborgen. Toch kon men in antiquariaten in Halberstadt en zelfs in een bakkerij moeiteloos aan biljetten van 200 en 500 Ostmark komen.
Toen ook muffige biljetten op de markt te koop werden aangeboden, informeerden munthandelaren de Centrale Bank. Het vermoeden rees dat de mijnschacht was opengebroken en dat de biljetten uit de mijnschacht bij Halberstadt kwamen. Op 27 juli 2001 werd een inspectie in de schacht uitgevoerd. Hierbij bleek dat de schacht via een luchtsluis toegankelijk was en dat intern diverse deuren waren opengebroken of vakkundig geopend. Op deze manier was de gehele onderaardse opslagplaats toegankelijk geworden. Ook een twee meter dikke betonwand was op een hoogte van vier meter doorboord. De daders moesten uitstekende kennis van de opslagplaats hebben gehad. Zij braken juist die schacht open waarin de nooit in omloop gebrachte 200 en 500 Ostmark-biljetten waren opgeborgen.
De financiële autoriteiten bedachten een plan. Het object werd vanaf dat moment continue bewaakt en men lag op de loer om de daders te pakken.
Op heterdaad
Ze dronken bier en schnaps en verveelden zich op deze zaterdagmiddag. Toen kregen ze het idee de schacht van Thekenbergen te bezoeken. Vrienden hadden hen verteld dat het een echte uitdaging zou zijn. Karsten H. was bekend met de omgeving, Marco K. was er nog nooit geweest. Ze gingen op pad en troffen bij het complex, onder een camouflagenet een openstaande luchtschacht aan en een trap die vijftig meter naar beneden liep. Beneden gekomen volgden ze de spoorlijn, maar stuitten op de op de loer liggende bewakers. Toen ze hun rugzak moesten openmaakten troffen de bewakers 9431 bankbiljetten aan, waaronder 313 biljetten van 500-Ostmark met een DDR-waarde van 571.110 Ostmark. Specialisten schatten de verkoopwaarde op de verzamelaarsmarkt op 5944 D-mark.
Op 26 mei 2003 veroordeelde het Landgericht Magdeburg beiden in hoger beroep. Karsten H. werd tot acht maanden cel veroordeeld en Marco K. tot een jaar en vier maanden, beiden voorwaardelijk.
Een krant berichtte dat beiden niet de enigen waren die op rooftocht waren gegaan. Een dief pochte tegenover een redacteur over zijn buit. De politie stootte bij doorzoekingen in het gehele land plotseling op muf ruikende biljetten. De zoektocht naar meerdere dieven leverde echter niets op. Zelfs tien jaar na de ontdekking van de inbraak vond de politie in een woning in Halberstadt meer dan 100.000 Ostmark uit de mijnschacht.10
De vernietiging
Een projectteam werd geformeerd dat met voorstellen tot vernietiging moest komen. Onderzoek wees uit dat slechts een gering deel van de hoeveelheid geld inmiddels was vergaan. Kou en het dichtmetselen van de schachten hadden een conserverend effect gehad. Zeven varianten van wat te doen met het geld werden besproken. In de mijngangen kon het in ieder geval niet meer blijven. Men kwam tot de conclusie dat uitgraven, zeven en verbranden het meest effectief was: veilig, snel, milieuvriendelijk en het goedkoopst. De “mythe van de begraven schat” zou daarmee voor eens en altijd uit de wereld worden geholpen. Voor niemand had het nog zin in de schachten af te dalen.
Gedurende drie maanden, vanaf half maart 2002, werd het oorspronkelijke betaalmiddel in een afvalverbrandingsoven bij Helmstedt verbrand. Voor die tijd moesten echter de 3000 ton bankbiljetten uitgegraven worden en gescheiden van zand en grind in containers worden geladen. Tien arbeiders verrichtten dit werk en medewerkers van een beveiligingsbedrijf zorgden ervoor dat ook de laatste bankbiljetten in de containers belandden. Tot eind juni 2002 vervoerden dagelijks zes vrachtwagens met volgeladen containers de bankbiljetten via het Harz-gebergte richting Helmstedt. Gereden werd er in de avonden, zodat zo weinig mogelijk mensen dit spektakel konden aanschouwen. In het afvalstation verwonderde men zich over de massale hoeveelheden geld die ’s avonds tegen acht uur binnenkwam.
“Het was als bij Dagobert Duck toen de containers werden uitgeladen en gloednieuw geld rond om hen heen dwarrelde”,
…aldus een van de medewerkers.
Het geld belandde direct na binnenkomst in de shredder en werd met ander restafval vermengd. Bij 1200 graden in de oven verbrandde het geld dat meer dan veertig jaar lang betaalmiddel voor zeventien miljoen mensen tussen Oostzee en Thüringer Wald was geweest. Op 19 juni 2002, enkele degen voor de laatste verbranding werden zeventig journalisten en fotografen uitgenodigd het proces te aanschouwen. Op 25 juni 2002 werden de laatste Ostmarken verbrand.
De slakken, harde poreuze massa, die ontstonden uit het verkoolde mengsel van huisvuil en bankbiljetten, werden ter vervanging van keien en grind bij de wegenbouw gebruikt. De mijnschacht werd dicht gemetseld.
Een klein deel van de schat van Halberstadt is overigens nog voor het publiek te zien. Een museum in Leipzig kreeg van de financiële autoriteiten een aantal biljetten. In een vitrine kan het publiek hierdoor nu nog voormalig geld uit de DDR zien, ook bankbiljetten die ooit in de Thekenberger mijn opgeborgen lagen.11
Reacties in de pers:
“Een troosteloos einde voor geld dat de bevolking niet meer wilde”. Angela Wefers: Harte DDR-Mark, in: Börsen-Zeitung vom 29. Juni 2002
“Nu wordt het geld voor de tweede maal waardeloos gemaakt. Uit zichzelf wilde het geen compost worden” Steffi Kammerer: Marx und Engels vermodern nur langsam, in: Süddeutsche Zeitung vom 20. Juni 2002
“Duitslands grootste schatkamer wordt tot eind juni geruimd. Daarmee komt ook een eind aan de mythe van schatzoekers”. Milliardengrab Monatsende leer, in: Generalanzeiger Halberstadt vom 23. Juni 2002
2 – Deze Raad voerde het bevel/bestuur over Duitsland en bestond uit de bevelhebbers van de vier bezettingsmachten.
3 – Währungsreform 1948. In: bundesbank.de
4 – “Komt de D-mark, blijven wij, komt ze niet, dan gaan wij naar haar toe”
5 – D-Mark wird Zahlungsmittel in der DDR. In: Chronik der Ereignisse 1989/1990, bundesregierung.de
6 – Gunkel, C. “Das Milliardengrab”. In: Der Spiegel, 14 juli 2010.
7 – Zirlewagen, M. “Der Schatz von Halberstadt”, Frankfurt am Main, 2020.
8 – Idem.
9 – Zirlewagen, Der Schatz von Halberstadt.
10 – Zirlewagen, Der Schatz von Halberstadt.
11 – “Warum Milliarden Ostmark verbrannt werden mussten”. In: der Spiegel, 27 juni 2022