Het koninkrijk Ashanti, gestoeld op goud en slavernij

6 minuten leestijd
Negentiende-eeuwse verbeelding van een Ashanti-ceremonie
Negentiende-eeuwse verbeelding van een Ashanti-ceremonie

Vanaf de late Middeleeuwen begon de Akan-regio in West-Afrika tot de verbeelding te spreken in Europa. De eerste Portugese ontdekkingsreizigers noemden de kustlijn waar zij als eersten hun anker uitwierpen El Mina: de Mijn. Daaropvolgende golven van Europese handelsreizigers werden gelokt door dezelfde bodemschat als waar de Portugezen het op voorzien hadden en die al eeuwenlang Noord-Afrikaanse handelskaravanen door de Saharawoestijn had aangetrokken: een overvloed aan botergeel goud van de hoogste kwaliteit.

Later, toen een Engelse munt van puur goud zijn naam ontleende aan de Guineese kust en andere Europese landen er nederzettingen gingen stichten, doopte men de regio om in Goudkust en kreeg het de status van een Afrikaans El Dorado. Onvoorstelbare hoeveelheden goud belandden vanuit de schijnbaar ondoordringbare bossen in handen van lokale opperhoofden en handelaren. Historici hebben becijferd dat er in die vroege periode jaarlijks meer dan elf miljoen ounce aan ruw goud geëxporteerd werd.

Gouden masker van de Ashanti-koning Kofi Karikari
Gouden masker van de Ashanti-koning Kofi Karikari
De Europese handelaren waren zich ervan bewust dat deze voorraad slechts een fractie moest zijn van wat er zich in het achterland nog aan rijke bodemafzettingen moest bevinden. Dit maakten ze eveneens op uit de goudklompjes en schilfers die ze aantroffen in zanderige rivierbeddingen aan de kust en de verhalen die ze hoorden over de schatrijke inlandse aristocratie en adel. Maar dat El Dorado was voor hen onbereikbaar. Na hun aankomst vochten ze meer dan een eeuw lang om controle te krijgen over de aanvoerlijnen, maar de dichte wouden, de ondraaglijke hitte en de weinig behulpzame lokale bevolking vormden een onneembare barrière tussen de door de Europeanen beheerste kust en de goudrijke binnenlanden.

Het bosrijke gebied werd bewoond door talkrijke stammen die economische en strategische allianties gesmeed hadden en zo de omvangrijke, maar geografisch diffuse staat Denkyira gevormd hadden. In een uitgestrekte regio van tientallen gemeenschappen, waarvan vele geïsoleerd in de ondoordringbare bossen, hield de Denkyirah (ofwel: koning) een complex verbond in stand door angst en een meedogenloze strategie van voortdurende expansie.

De vazalstaten genoten bescherming in ruil voor goud en manschappen, die door de koning gebruikt werden om zich verder te verrijken en versterken. Maar onder hen bevond zich een zeer dynamische stam, de ‘Asante’ of ‘Ashanti’, die geleid werd door het ambitieuze en tactische opperhoofd Osei Tutu (1660-1717). Hij wist dat zijn afkeer van de Denkyira gedeeld werd door andere stamhoofden, maar in tegenstelling tot hen was hij niet bang om tot handelen over te gaan.

Traditionele stoel uit de Ashanti-cultuur.
Traditionele stoel uit de Ashanti-cultuur. (CC BY-SA 3.0 – The Children’s Museum of Indianapolis – wiki)

Een nieuw koninkrijk

Eind zeventiende eeuw begon Osei Tutu een diplomatieke, en beperkt militaire, campagne om de stammen van het oude Denkyira-koninkrijk onder zijn controle te krijgen en daarmee de oude monarch te isoleren alvorens hem in 1701 van de troon te stoten en te vervangen.

Kaart van het Ashanti-rijk
Kaart van het Ashanti-rijk
Eenmaal koning van een uitgestrekt en log rijk verviel Osei Tutu echter niet in dezelfde fout als het oude regime. Samen met zijn trouwste paladijn, Okomfo Anokye (1655-1719), voerde hij een beleid om het nieuwe koninkrijk levensvatbaar te houden door het te voorzien van de noodzakelijke infrastructuur. Ze lieten wegen aanleggen om de onderlinge verbindingen te verbeteren en de handel te bevorderen, wetten uitvaardigen, legers uitrusten en, misschien wel het belangrijkste, ze begonnen een uitgebreid ontbossingsprogramma. Daardoor kwamen gronden beschikbaar voor landbouw en nederzettingen, waarmee de bestaanszekerheid van het nieuwe koninkrijk versterkt werd.

In ambitie overtrof dit alles wat de regio tot dan toe gezien had. De schaal van het project, dat de ontginning en cultivering van duizenden hectares bos omvatte, was immens en uitdagend. Geschat wordt dat het één man ruwweg achttien maanden gekost moet hebben om één hectare bos te kappen. Omdat de bodem zo dun en onvruchtbaar was had één enkele familie er zes hectare van nodig om in haar bestaan te kunnen voorzien. De Ashanti’s volhardden echter op onverschrokken wijze in de uitvoering van dit plan, bij temperaturen ruim boven dertig graden Celsius en een vochtigheidsgraad van meer dan negentig procent.

Kente-doek, traditioneel kledingstuk dat gedragen wordt door de Ashanti-royalty,
Kente-doek, traditioneel kledingstuk dat gedragen wordt door de Ashanti-royalty, (CC BY-SA 3.0 – wiki)
Het benodigde arbeidspotentieel was daarbij echter de zwakke schakel. Er waren in dit spaarzaam bevolkte gebied eenvoudigweg te weinig mensen om deze klus te klaren op de schaal en met de snelheid die de nieuwe machthebbers eisten. Vormen van dwangarbeid hadden altijd al deel uitgemaakt van de Ashanti-cultuur. Echter, voor een samenleving die relatief geïsoleerd was en niet over een muntstelsel beschikte, lag contractarbeid minder voor de hand dan slavernij, die zich dientengevolge in deze periode op ruime schaal begon te ontwikkelen. Aanzienlijke aantallen mensen werden tijdens rooftochten en oorlogen in naburige streken gevangen genomen en als slaaf te werk gesteld bij het kappen van de bossen en bewerken van het land.

Dankzij het goud uit de mijnen en de arbeid van de slaven groeide het Ashanti-rijk, wat kooplieden en geleerden er toe aanzette om het koninklijke hof in Kumase te bezoeken. Zo kwamen handelsbetrekkingen en diplomatieke banden tot stand met gemeenschappen tot ver buiten de regio. Bovendien kon een leger worden opgebouwd met een arsenaal dat grotendeels bestond uit geïmporteerde wapens. Tenslotte begon de economie zich meer en meer te ordenen rond goud en slaven. Terwijl de Europeanen onderling wedijverden om bij hen in de gunst te komen, slaagden de Ashanti’s erin hun eigen voorwaarden te stellen.

Hoveling van een Ashanti-koning
Hoveling van een Ashanti-koning – William Hutton, 1820
Naarmate het zelfbewustzijn toenam, gold dat ook voor de behoefte aan nieuwe symbolen en rituelen, nadat de eeuwenoude stammentradities door Osei Tutu in de ban waren gedaan. Hij voerde de dracht van ‘kente’ in, een lokaal geweven stof, en investeerde in regimenten bestaande uit trommelaars, geleid door percussiespecialisten die tot taak hadden om met hun spel de verspreiding van berichten kracht bij te zetten en de onderlinge gemeenschapszin te bevorderen. De Ashanti’s creëerden nieuwe ontstaansmythes en gingen bijzondere stoelen maken die de politieke rangorde symboliseerden. Ondergeschikten zaten op stoelen die hun status representeerden en moesten gehoorzamen aan hun superieuren, die op grotere stoelen zaten en op hun beurt het nieuwe symbool van het Ashanti-rijk vereerden: de Gouden Stoel.

Legende

Okomfo Anokye schiep een legende die tot op de dag van vandaag wordt verteld aan de schoolkinderen en handelt over de Gouden Stoel die uit de hemel neerdaalde op de knieën van Osei Tutu, hetgeen diens absolute autoriteit moest bevestigen. Het visualiseerde de gang van zaken binnen het Ashanti-rijk: gedreven door goud, maar met alle welvaart en macht samengebald in de stoel en niet in het staatshoofd.

Toen Oesi Tutu in 1717 gedood werd, terwijl hij leiding gaf aan een aanval tegen het naburige Akyem-volk, liet hij een koninkrijk achter dat vele malen groter was dan waar de Denkyira over geheerst had. Met het staatsmodel dat hij met zoveel succes tot stand had gebracht, slaagde het Ashanti-rijk erin om gedurende die hele eeuw nog door te blijven groeien, niet alleen in omvang en invloed, maar ook in doelmatigheid.

Afschaffing slavernij

De Gouden Stoel op een troon, 1935
De Gouden Stoel op een troon, 1935
Door de toegenomen efficiëntie ontstond er langzaamaan een overschot aan arbeidskrachten, waardoor ze deze konden gaan verhandelen. En een markt voor dit overschot aan slaven vonden ze aan de kust. Daar ruilden ze goud en slaven tegen geweren en sterke drank. Zo werden in de loop van de achttiende eeuw honderdduizenden mensen naar de kust getransporteerd en in slavernij naar de nieuwe wereld afgevoerd. Daar kwam in 1807 abrupt verandering in toen de Britten de slavenhandel afschaften. Na decennia van profijtelijke mensenhandel bracht dit de economie van het Ashanti-rijk aan het wankelen.

Door de export van zoveel mankracht had de regio een significant deel van haar arbeidspotentieel verloren. Met sterk teruggelopen inkomsten om contractarbeiders of soldaten van te betalen, werden de Ashanti’s steeds kwetsbaarder voor binnenlandse opstanden en invallen van rivaliserende volkeren. In de tijd van Oesi Tutu zou men krijgsgevangenen aan de kust verkocht hebben om de schatkist te vullen, maar die optie was er nu niet meer. Zonder slavernij begon de machine van het Ashanti-rijk vast te lopen.

Osei Tutu Agyeman Prempeh II
Osei Tutu Agyeman Prempeh II, koning van de Ashanti van 1931 tot 1970
Het Ashanti-rijk belandde in een aanhoudende periode van verval, wat de Britten in staat stelde hun positie te consolideren door het uitroepen van een protectoraat. Wat de Ashanti’s nodig hadden was een nieuwe Oesi Tutu, maar wat ze kregen waren koningen die het rijk in toenemende mate in handen van de Britten speelden door hun zwakke leiderschap en pogingen om de slavernij illegaal voort te zetten.

Symbool

Uiteindelijk vielen de Britten in 1874 Kumase aan, waarbij ze het koninklijk paleis plat brandden. Hoewel ze zich daarna weer terugtrokken, verklaarden ze hun protectoraat aan de kust tot kroonkolonie. De decennia die daarop volgden kenmerkten zich door weinig succesvolle pogingen van de Ashanti’s om het koninklijke hof nieuw leven in te blazen, maar de staat bleek voorgoed verzwakt te zijn. Ondanks de uiteindelijke opheffing van het Ashanti-koninkrijk door de Britten in 1896 en de opname ervan in de Goudkust-kolonie is het geloof in de Gouden Stoel nooit verdwenen. Het is blijven voortbestaan zoals Osei Tutu het bedoeld had en tot op de dag van vandaag het symbool van het Ashanti-koninkrijk gebleven.

Video: Lost kingdoms of Africa – Asante Kingdom

Boek: The Fall of the Asante Empire

Marc Busio (1970) is chemisch technoloog en amateurhistoricus, gespecialiseerd in industrieel verleden. Naast Historiek publiceert hij regelmatig artikelen op zijn eigen website www.fabriekofiel.com en in het tijdschrift 'Erfgoed van Industrie en Techniek'.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×