Dark
Light

Het Stedelijk Museum in de Tweede Wereldoorlog

4 minuten leestijd
Oude foto van het Stedelijk Museum - cc
Oude foto van het Stedelijk Museum - cc

Het Stedelijk Museum in Amsterdam bereidt een tentoonstelling voor waarin het stilstaat bij de eigen oorlogsgeschiedenis. Het museum staat onder meer stil bij de bunker waar gedurende de oorlog belangrijke kunstwerken werden verborgen en bij roofkunst in de eigen collectie.

De bunker bij Castricum, met werk van oa. Van Gogh. Foto Joh. de Haas, collectie Stedelijk Museum Amsterdam
De bunker bij Castricum, met werk van oa. Van Gogh. Foto Joh. de Haas, collectie Stedelijk Museum Amsterdam
De tentoonstelling, getiteld Het Stedelijk in de oorlog, is opgebouwd met werk uit de eigen collectie en bevat uniek, niet eerder vertoond beeldmateriaal. Er zijn vijf verhaallijnen.

Kunst op de vlucht

De tentoonstelling begint met joodse kunstenaars, verzamelaars en handelaren die hun land ontvluchtten nadat Hitler in 1933 aan de macht kwam. Hun kunst was door de nazi’s ‘entartet’ verklaard. Volgens het Stedelijk Museum werden deze immigranten gesteund door toenmalig conservator Willem Sandberg en Stedelijk-directeur David Röell. Dit bijvoorbeeld door werk aan te kopen.

Terwijl in 1937 Hitlers tentoonstelling Entartete Kunst door Duitsland reisde zodat het publiek het werk kon beschimpen, gaf het Stedelijk moderne kunst juist positieve aandacht, met tentoonstellingen als Abstracte Kunst (1938) en Parijse Schilders (1939).

Bunker in de duinen

Bunker in de duinen bij Castricum (Stedelijk Museum)
Bunker in de duinen bij Castricum (Stedelijk Museum)
Nadat conservator Sandberg in 1938 in Spanje de verschrikkingen van de Spaanse Burgeroorlog had gezien, nam hij het initiatief voor de aanleg van een bunker in de duinen bij Castricum. Hier zouden, als dat nodig was, belangrijke kunstwerken verborgen kunnen worden.

Het Stedelijk was het eerste museum met een bunker. Niet alleen werken uit de eigen collectie werden er tijdens de Tweede Wereldoorlog verborgen, ook andere musea klopten aan voor hulp. In de bunker, ook wel ‘de kluis’ genoemd, werd bijvoorbeeld enige tijd de opgerolde Nachtwacht uit de collectie van het Rijksmuseum bewaard.

In de tentoonstelling zijn onder meer logboeken te zien die duidelijk maken door wie de bunker wanneer werd bezochten.

Dat waren museummedewerkers en verzamelaars, maar ook verzetsmensen, en kunstenaars die inspiratie kwamen opdoen. Werkman was bijvoorbeeld al een tijd niet meer productief maar nadat hij in 1941 op uitnodiging van Sandberg de verstopte Rembrandts en Vermeers in de duinen kon bekijken nam zijn werklust weer toe.

Museum in oorlogstijd

In de periode 1940-1945 waren de monumentale panden aan het Museumplein in Amsterdam ingenomen door de Nazi’s en bevonden zich Duitse bunkers op het Museumplein. Waar andere musea hun deuren moesten sluiten of ingericht werden als ziekenhuis was het Stedelijk echter ‘gewoon’ open.

De bezetter dwong in 1943 twee propagandistische tentoonstellingen af: Kunstenaars zien den Arbeidsdienst en De Jeugdherberg van morgen.

“Maar het museum pleegde ook klein verzet door vaderlands-lievende onderwerpen te programmeren als ‘Stad en land’ (1942), met op de achtergrond opdrachten aan kunstenaars die zich niet hadden aangesloten bij de Kultuurkamer. Een ander voorbeeld is de tentoonstelling ‘150 jaar mode’ (1942), dat centraal op het affiche het woord ‘moffen’ had, wat al snel na de opening moest worden verwijderd.”

Daarnaast kregen verschillende kunstenaarsverenigingen veel ruimte. Waar het duo Röell – Sandberg voor de oorlog nog graag van hen af wilde (ze stonden hun wens om van het Stedelijk een museum voor moderne en hedendaagse kunst te maken in de weg), werden ze nu omarmd.

Aangezien deze kunstenaars zich hadden aangemeld bij de Kultuurkamer en dus ruimte moesten krijgen om zich te presenteren, vormden ze op dat moment een goed alternatief voor veel ergere Duitse inmenging.

Conservator Willem Sandberg was gedurende de oorlog niet alleen met ‘zijn’ museum bezig. Voor het verzet vervalste hij identiteitsbewijzen en hij was betrokken bij de voorbereidingen van de aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister op 27 maart 1943. Een zeer gevaarlijke onderneming. Alle leden van de verzetsgroep zouden worden gefusilleerd. Sandberg ontsnapte maar moest de resterende oorlogsjaren onderduiken.

Na de oorlog

Een van de eerste tentoonstellingen na de bevrijding wijdde Sandberg, inmiddels directeur van het Stedelijk, aan de clandestiene druksels van zijn omgekomen vriend Werkman.

“Ook de tentoonstelling Piet Mondriaan in 1946 was in alle opzichten een overwinning van de moderne kunst op het naziregime. De tentoonstelling bevatte de ‘Victory Boogie Woogie’, Mondriaans onvoltooide ode aan het einde van de oorlog.

Verder droeg het Stedelijk na de bevrijding bij aan de internationale recuperatie van roofkunst. Hans Jaffé, onderdirecteur onder Sandberg, was bijvoorbeeld twee jaar lang actief als ‘Monuments Man’. Ook was Sandberg betrokken bij opdrachten voor vele oorlogsmonumenten in het land.

Henri Matisse, Odalisque, 1921 (SMA)
Henri Matisse, Odalisque, 1921 (SMA)

Herkomstonderzoek

Na de oorlog kwamen er steeds meer vragen binnen van overlevenden van de Holocaust die onder druk van de nazi’s gedwongen afstand hadden moeten doen van hun kunst. De teruggave van kunst was ook voor het Stedelijk een lastige kwestie.

“Onder meer doordat Sandberg, ter bescherming van joodse verzamelaars, hun namen in de bunker bewust niet noteerde. Velen kwamen niet terug, en in de chaotische tijd na mei 1945 belandden er kunstwerken in de collectie waarvan de herkomst decennia later nog een mysterie zou zijn.”

Net als veel andere musea nam het Stedelijk de afgelopen deel aan een groot project in het kader van het landelijke onderzoek ´Museale Verwervingen sinds 1933´. Het leverde zestien werken op die mogelijk niet in het museum thuishoren omdat ze bijvoorbeeld door verzamelaars verkocht waren onder druk van de omstandigheden of na de oorlog waren achtergebleven in het museum. Daaronder bevinden zich werken van Kandinsky, Matisse en Jan Toorop.

“In de tentoonstelling worden de vaak tragische verhalen die achter deze werken schuilgaan toegelicht door zaalteksten, korte filmpjes en archiefstukken die na jarenlang speurwerk zijn gevonden. Ook wordt een aantal werken getoond waarvan nog steeds niet bekend is hoe ze in de collectie zijn beland. En daarmee eindigt de tentoonstelling met de conclusie dat de Tweede Wereldoorlog voor musea als het Stedelijk Museum nog geen afgesloten hoofdstuk is.”

Boek: Het stedelijk in de oorlog

×