Vooral economische redenen
Tussen 1840 en 1880 kwamen bijna 3 miljoen Duitsers naar Amerika, meer dan een kwart van alle nieuwkomers in die periode. De meeste historici zijn het erover eens dat de Duitsers vooral kwamen om economische redenen. Niet per se armoede, maar vooral de veranderde economie in hun thuislanden. Een minderheid emigreerde om godsdienstige redenen. Anderen hadden politieke redenen, zoals de kleine maar zeer actieve groep die vluchtte na de mislukte revoluties van 1848.
Er vertrokken zoveel Duitsers uit Bremen dat de havenstad de bijnaam ‘Der Vorort New Yorks’ kreeg. Na Berlijn en Wenen was New York de derde Duitstalige stad in de wereld. De Duitsers hadden minder last van etnische stigma’s dan de Ieren. Mede daardoor konden ze gemakkelijker profiteren van de Amerikaanse ontwikkeling. Duitsers waren ervaren, goed opgeleid, overwegend protestant en plattelandsbewoners. Ze konden gemakkelijk aan werk komen.
Zo werkte in 1850 bijna de helft van de Duitse immigranten in Chicago als specialisten (artisans) of vaklieden, vaak hadden ze een eigen bedrijf. Duitse Joden in New York waren actief in de handel en als bankiers. Duitse vrouwen werkten in de dienstensector, van de huishouding en de ziekenverzorging tot de detailhandel. De meeste Duitsers bleven echter niet in de steden hangen maar gingen boeren in het westen. Zo ontstond er een German Belt, die zich uitstrekte over achttien staten van het noordoosten tot het middenwesten.
Het Duitse verenigingsleven was beter ontwikkeld dan dat van andere immigranten. Al sinds de koloniale tijd was er een Duitse pers. Duitse toneelstukken en muziekvoorstellingen waren een vast onderdeel van het programma in noordoostelijke steden. Duitse immigranten zetten fraternal organisations op, mutual aid societies en verenigingen op alle niveaus van de samenleving. Ook op andere manieren veroverden ze snel toegang tot de Amerikaanse samenleving.
Tijdens de burgeroorlog werden alleen al in New York tien regimenten van Duitse immigranten samengesteld. De Duitsers die na de politieke onrust van 1848 kwamen werden wel de Groenen genoemd, hun voorgangers de Grauen, de Grijzen. De Groenen hadden onmiskenbaar de invloed van de revolutiesfeer ondergaan: ze kwamen naar de Verenigde Staten om de wereld te veranderen en wilden daar in Amerika mee beginnen. Deze nieuwkomers hadden weinig geduld met wat de eerdere immigranten bereikt hadden maar begonnen meteen te ageren tegen Amerikaans puriteins denken, tegen de zondagsrust en tegen de ‘methodisten’, wat een soort universeel scheldwoord werd.
Natuurlijk leverde het voornamelijk teleurstelling op. Ze schrokken van de diepgewortelde steun voor de slavernij en van de anti-immigratiestemming. Er waren ook veel te veel kerken, vonden ze, en er heerste een verstikkend puriteins denken. In plaats van in utopia, kwamen ze in de barbarij terecht. Een aantal van hen ging al snel weer terug naar Duitsland, hopend dat de revolutie daar echt zou uitbreken. De meesten bleven en pasten zich aan. Voor zover ze politiek actief waren, was het in de beweging tegen slavernij.
Een leuker Amerika
Onopgemerkt bleven de Duitsers zeker niet. Ze kwamen niet alleen in grote aantallen, ze brachten ook een manier van leven mee die in het puriteinse en bekrompen Amerika niet goed viel. Je zou kunnen zeggen dat ze van Amerika een leuker land maakten, iets wat we meestal niet onmiddellijk met Duitsers associëren. Terwijl de gewone Amerikanen de hele zondag in de kerk zaten, geen boeken lazen en primitieve muziek maakten, namen de Duitsers hun cultuur mee. Ze speelden Beethoven op piano, lazen Goethe en op zondag maakten ze plezier in de Biergarten. Ze weigerden de zondagse antidrankregels te respecteren. Het waren Duitsers die de wals, de polka en de accordeon toevoegden aan de Amerikaans-Mexicaanse muziek. Ook vonden ze het geen probleem met zwarten om te gaan in het racistische Zuiden – Texas was tijdens de burgeroorlog deel van de Confederatie.
Natuurlijk wonden de Amerikaanse nativisten zich behoorlijk op over deze Duitsers, die hun eigen cultuur niet wilden opgeven. Van hun kant maakten ook de Duitsers zich zorgen over integratie, maar dan toch vooral omdat ze het zagen als een verarming, een verslechtering. Om Amerikaan te worden, Duits-Amerikaan, moesten ze in feite afzakken naar een lager cultureel niveau. Zo voelde het.
Omdat ze met zovelen waren, konden de Duitsers hun eigenheid vooralsnog behouden. Zo schreef de Finse feministe Frederika Bremer in 1853 in The Homes of the New World. Impressions of America, waarin ze over haar ervaringen in Cincinnati vertelt, dat de grote Duitse wijk vooral op zondag bruiste van de activiteiten. Niet alleen zat iedereen gemütlich bij elkaar, dronk bier en maakte muziek, men mocht er ook graag ‘de wereldgeschiedenis bediscussiëren’. Een Italiaan die in 1840 in Cincinnati kwam, verbaasde zich erover dat de stad zo overgeplant leek uit Duitsland, met Duitse uithangborden, Duits bier en overal gesproken Duits.
Anti-immigratiesfeer
Na de burgeroorlog kwam ook uit Duitsland een nieuwe emigratiegolf op gang, te beginnen in 1877 toen de Amerikaanse economie zich had hersteld. Deze derde en laatste Duitse massa-immigratie zou duren tot het begin van de volgende Amerikaanse economische crisis in 1893. In de tussentijd was de situatie in Duitsland nogal veranderd. Bismarck had een eenheidsstaat tot stand gebracht en het land was snel aan het industrialiseren. De ontwrichting door de trek naar de steden was groot. Emigratie bleef een aantrekkelijke optie – de grote oversteek was niet eens zoveel avontuurlijker dan het gedwongen opgaan in het industriële grotestadsleven. Door de enthousiaste briefwisselingen wisten mensen ook wat ze in Amerika konden verwachten, wat vaak aantrekkelijker klonk dan in Duitsland blijven.
Het piekjaar was 1881, met een kwart miljoen Duitse nieuwkomers. Amerika was veranderd, maar dat waren de net arriverende Duitsers ook. Als ze uit de nieuwe industriegebieden kwamen, hadden ze ervaring met socialistische partijen en vakbewegingen. Voor de mensen op het platteland bleef de motivatie om te vertrekken dezelfde: verminderde kansen op een acceptabel leven als landbouwer.
De Duits-Amerikaanse gemeenschap had twee gezichten. Voor alle Duitse Amerikanen gold dat ze trots waren op hun afkomst, maar terwijl sommigen helemaal geïntegreerd waren, probeerden anderen, vooral op het geïsoleerde platteland, de Duitse taal en cultuur overeind te houden. Dat vereiste Duitstalige scholen of gewone lokale scholen die bereid waren Duits als extra vak te onderwijzen. Maar zoals alle immigranten ervoeren, werd het steeds moeilijker om die tweede taal in stand te houden.
Meer dan tevoren bleven Duitse immigranten in de steden hangen, waar hun cultuur sneller verwaterde dan op het platteland. Zolang er nog aanwas uit Europa kwam en zolang de eerste generatie van de jaren veertig en vijftig nog in leven was, behielden de Duitse organisaties hun eigen cultuur. Maar die eigenheid was een aflopende zaak. Waren er in 1893 nog zo’n achthonderd Duitstalige kranten in de Verenigde Staten, in 1900 was dat aantal gedaald tot 613 en in 1910 waren het er nog 554.
Omdat het sentiment tegen immigratie na 1900 toenam, hingen de Duitse Amerikanen minder dan tevoren aan hun cultuur. Duits spreken werd minder acceptabel. De gymnastiekclubs, Duitse organisaties bij uitstek, begonnen zich af te vragen of de commando’s nog wel in het Duits gegeven moesten worden. Het verzet tegen Duitstalige scholen groeide. Duitse Amerikanen wilden niet op een hoop gegooid worden met de geminachte Italianen en Russische Joden.
De Amerikaanse deelname aan de Eerste Wereldoorlog gaf de doorslag. Opeens was het wel heel onaantrekkelijk om Duits te blijven spreken of je als zodanig te identificeren. Een pro-Duitse auteur als de journalist H.L. Mencken werd zelfs monddood gemaakt. De frankfurter, het worstje in een broodje, werd omgedoopt in hot dog, wat als symbolisch gezien kan worden voor het einde van het op grote schaal Duits spreken in de VS. Ook waren de Duitse Amerikanen enorme tegenstanders van de antidrankbeweging die steeds sterker werd en in 1919 zou leiden tot een algehele drooglegging.
De volkstelling van 1920 toont een daling van 25 procent in het aantal Duitse Amerikanen dat in de VS geboren was. Een dergelijke daling kan nauwelijks worden verklaard uit migratie- en mortaliteitsstatistieken. Het was dan ook vooral het gevolg van het feit dat Duitsers zich niet meer als zodanig kwalificeerden bij de tellingen.
Uiteindelijk was het een groep die gemakkelijk Amerikaans werd. De redenen daarvoor zijn duidelijk. De overgrote meerderheid van de immigranten kwam om te blijven. De sociale samenstelling van de Duitse gemeenschap was ongeveer hetzelfde als die van Amerika, dat maakte het gemakkelijker. Het waren niet alleen boeren of enkel armen. Daardoor waren er arbeidskansen op alle mogelijke niveaus, wat integratie gemakkelijker maakte. Afgezien van de drank en de voorkeur voor feesten, kwamen de waarden van de Duitse families redelijk goed overeen met wat in Amerika gold, en waar die afweken, bleken de Amerikaanse waarden flexibel. Op de lange termijn waren de overeenkomsten belangrijker en sterker dan de conflicten, ook al omdat de Amerikaanse samenleving zelf veranderde. Als de Duitsers één ding bewijzen dan is het dat integratie een tweerichtingsstraat is.
Boek: De man die geen president mocht worden – Frans Verhagen
Ook interessant: De Duitse familiegeschiedenis van Donald Trump
…of: The Dutch, wie zijn dat eigenlijk?