Opstand en Hervorming blijven kernthema’s van de Nederlandse geschiedenis. Liefst tien vensters van de Canon zijn gewijd aan de zestiende en zeventiende eeuw. Geloofskwesties waren in die periode hyperbelangrijk. Zonder religieuze opwinding, strijd en scheuring geen Opstand en Republiek. Het verhaal over de Opstand concentreert zich vaak op de Hollandse steden. Maar hoe verliep die geschiedenis elders? Bijvoorbeeld in Gelderland?
Gelre was tot 1543 een soevereine staat onder hertog Karel van Gelre en zijn opvolger. De Veluwe was één van vier kwartieren, Arnhem en Harderwijk waren de belangrijkste centra. Gelet op het taaie ‘zwarte kousen’ imago van de Veluwe is het een goed idee van de jonge historicus Jos de Weerd om de gang van zaken daar in zijn boek De Veluwe gereformeerd – machtswisseling en religieuze verandering in de zestiende eeuw onder de loep te nemen.
Het is een pittig boek geworden, ruim vijfhonderd pagina’s dik, inclusief een dertig pagina’s tellend katern met illustraties, een honderd pagina’s lange bijlage over de Veluwse schoutambten en parochies, een literatuurlijst en register. Je moet er dus wel even tijd voor nemen.
Brutaalste
In de inleiding citeert de in Elspeet geboren auteur de katholieke historicus Lodewijk Rogier die in 1947 schreef:
‘Het Gelderse proces is de schandelijkste episode van de Noord-Nederlandse protestantisering, een van de brutaalste vormen van minderheidsterreur en gewetensknechting’.
Jan van Nassau, broer van Willem van Oranje, werd in 1578 stadhouder van Gelre en was verantwoordelijk voor ‘plundering en annexatie’ van de moederkerk, aldus Rogier. Andere historici legden de nadruk op processen van onderaf of hervormingsgezinde middengroepen die niet wilden breken met de katholieke kerk. Deze middengroep zou later door de politieke ontwikkelingen (beeldenstorm, burgeroorlog en hard optreden door het Spaanse gezag) in het protestantse vaarwater raken. Uiteindelijk werd dat midden, als ik het boek een beetje grof samenvat, vermalen door de radicalen aan beide zijden.
In zeven hoofdstukken werkt de Weerd deze geschiedenis uit. In het eerste hoofdstuk komt de ‘ruimtelijke organisatie van de religieuze ervaring’ aan bod. Naast de kerkelijke infrastructuur van bisdommen en parochies zouden juist op de Veluwe ook de ‘spirituele, sociale en culturele betekenissen’ in de ‘natuurlijke omgeving’ belangrijk zijn. De Weerd verwijst naar de overname door vroegmiddeleeuwse missionarissen van voorchristelijke cultusplaatsen en rituelen. Oude voorchristelijke heiligdommen hadden een lik katholieke verf gekregen die in de zestiende eeuw wel afbladderde. De protestantisering kreeg, zegt hij, wel vat op de kern van kerk, liturgie en leer maar niet op dit ‘paraliturgische buitengebied’. Dominees monkelden wat af dat het clandestiene katholicisme deze ‘katholieke hotspots’ na 1578 bleef gebruiken. Het is jammer dat deze interessante waarneming verderop in het boek geen rol meer speelt.
In de hoofdstukken daarna gaat het om katholieke en gereformeerde hervormers, liturgische kwesties, de nieuwe gewelfschilderingen in de Harderwijkse Onze Lieve Vrouwekerk als symbool voor theologische vernieuwing, de professionalisering van de geestelijke stand, die na 1578 grotendeels overging op het protestantisme en tenslotte, de rol van de – opportunistische – Veluwse adel.
Onbevangen
De Weerd doet een poging de geschiedschrijving van deze periode onbevangen te schetsen. Hij haalt historicus Juliaan Woltjer aan die in een ‘baanbrekend’ werk de ’teleologische geschiedschrijving’ over dit onderwerp radicaal had afgewezen. In gewoon Nederlands: niemand wist toen waar de Hervorming op zou uitlopen, niemand ‘wilde een scheuring van de Nederlanden, dwars door Brabant heen, en niemand wilde een scheuring van de kerk’. Verplaats je dus in de mensen van toen, die de afloop niet kenden; denk niet vanuit de ons nu bekende uitkomsten.
Het is een stellingname die vragen oproept. Dat onvoorziene uitkomsten de toon zetten… dat is toch niet ‘baanbrekend’, dat is wat het vakgebied van de historicus juist kenmerkt! Verder: het klopt dat Erasmus noch zijn vele navolgers zo’n kerkscheuring niet wensten, maar radicale wederdopers en recalcitrante Calvinisten wilden dat wel. Eenheid op eigen voorwaarden was ok, maar van ‘paapse superstitiën’ wilden zij niets weten. En hoezo, ‘geen scheuring van de Nederlanden’? Dat hele concept ‘Nederlanden’ was voor de Veluwenaar nog zo nieuw, het lidmaatschap ervan zo vers, dat de meeste mensen regionaal bleven denken. Dat gemeenschapsgevoel moest nog groeien. Geldersen oriënteerden zich eerder op het Hanzeatische Oosten dan op Holland of Brabant.
Antichrist
Interessanter zijn de vele kleinere verhalen. Bijvoorbeeld hoe Karel van Gelre religie gebruikte om de eenheid in zijn hertogdom te vergroten. Dat vroeg om een straffe aanpak van Luther. In 1524 liet hij een geschrift uitgeven, dat de Wittenbergse professor neerzette als antichrist. Onderdeel van de katholieke hervorming was dat, ik citeer: ‘leken verantwoordelijkheid (gingen) dragen voor de kwaliteit van het religieuze leven’ – een vreselijk eenentwintigste-eeuwse zin overigens. Die ijver kreeg vorm in een bouwhausse en de stichting van vicarieën, bedoeld voor het eindeloos lezen van dodenmissen, voor wie betaalde. Die hervorming bestond verder uit strenger toezicht op de ‘erroren’ van priesters en parochianen, maar ook uit nieuwe religieuze accenten. Het ene kwam van bovenaf, het andere van onderop, bijvoorbeeld vanuit het Erasmiaanse onderwijs in de steden. Heel mooi illustreert De Weerd de theologische vernieuwing aan de totstandkoming van nieuwe gewelfschilderingen in de Onze Lieve Vrouwekerk in Harderwijk. Ook het verhaal van de eigen Veluwse hervormer Jan Gerritsz Verstege (‘Veluanus’) is bijzonder: Verstege schreef onder invloed van het Lutheranisme een catechismus die grote indruk maakte op de Veluwe.
Het beeld is dus dat een middengroep uit de katholieke hoofdstroom voorzichtig aan het hervormen sloeg, maar werd ingehaald door de beeldenstorm van 1566 en de geuzeninvallen van 1572. Deze gebeurtenissen joegen de middengroepen uiteindelijk het calvinistische kamp in. Onder leiding van calvinist Jan van Nassau zette de nieuwe gereformeerde orde vanaf 1578 de protestantisering van de instellingen in. De meeste mensen pasten zich aan, maar niet overal. De lokale adel protegeerde hier en daar de katholieke volhouders, zoals in het Oost-Veluwse Vaassen waar priester Peregrinus van Heerde het dwarsliggen tot kunst verhief en steun kreeg van kasteel de Cannenburch. In het dorp wist iedereen tot diep in de twintigste eeuw wie er katholiek of protestant was.
Oorlog
In het boek blijven de oorlogshandelingen van de jaren ‘70/’80 vrijwel buiten beschouwing. De moordpartijen in Zutphen in 1572, eerst door geuzen, daarna door de Spanjaarden, blijven ongenoemd. Wel vertelt de auteur dat in 1584 een derde (!) van de Veluwenaren was overleden aan honger of oorlogshandelingen en het platteland ontvolkt. Hoe die ellende de bevolking beroerde en beïnvloedde blijft onderbelicht.
Jammer genoeg overtuigt de grote lijn in dit boek niet. De hoofdvraag, in hoeverre het religieuze leven van de Veluwse bevolking in 1600 anders was dan in 1500, krijgt geen expliciet antwoord. De conclusie dat de politieke verwikkelingen beslissend waren, is vast juist, maar waarom worden die dan zo spaarzaam toegelicht? Een ander bezwaar is de stroeve en soms gedragen stijl waarvan ik hierboven al wat voorbeelden gaf. Eén voorbeeld op pag. 341 : ‘de inwendige, katholieke hervorming sloeg door de evenementen van 1566 en 1572 om in protestantisering’. Dat ‘inwendig’ zal gaan over het ‘corpus christianum’, ofwel ‘lichaam van de kerk’, maar is toch wat kunstmatig. De formulering ‘evenementen van 1566 en 1572’ moet slaan op de beeldenstorm en geuzenacties: maar zijn dat … ‘evenementen’? De toon in het hele boek is er verder een van onderdanige gelovigheid, ‘de Heer’ wordt consequent met hoofdletter gespeld. Van lezers wordt tenslotte ook nogal wat theologische kennis gevraagd.
Religieuze variatie ging over in contrasten en die ontwikkelden zich tot breuklijnen en tenslotte breuken. Dat, zoals uit dit boek blijkt, een te bedeesd Erasmiaans/humanistisch midden het verloor van radicale en gewelddadige scherpslijpers is niet alleen nog altijd spijtig én een les met grote actualiteitswaarde. Dat de Veluwe na 1578 langzaam ‘zwart kleurde’ was echter geen onvermijdelijke uitkomst.
Boek: De Veluwe gereformeerd – Jos de Weerd