Op 1 oktober 1982 werd Helmut Kohl voor het eerst bondskanselier (federaal premier) van Duitsland. Daarbij werd de coalitie van socialisten en liberalen, die dertien jaar standgehouden had, afgelost door een coalitie van confessionelen en liberalen die zestien jaar zou duren: die Wende van 1982.
Die eerste keer werd Kohl niet premier omdat hij verkiezingen had gewonnen, maar vanwege een parlementaire procedure. De Bondsdag, het Duitse federale parlement kan zonder verkiezingen een andere bondskanselier aanwijzen, door middel van een konstruktives Mißtrauensvotum. Een ‘opbouwende motie van wantrouwen’ houdt in dat een parlementaire meerderheid niet enkel de zittende premier wegstemt, maar tegelijk – opbouwend – een nieuwe benoemd. Een mogelijkheid waar tot nu twee keer gebruik van is gemaakt, de eerste keer vergeefs.
Veranderingen in de Duitse politiek
De verkiezing van Kohl kwam niet uit de lucht vallen. De jaren daarvoor was het partijpolitieke landschap al aan het veranderen. De socialistische SPD en de liberale FDP waren in 1969 samen gaan regeren. Na meer dan een decennium kan de rek bij iedere coalitie eruit zijn. In dit geval speelde mee dat de coalitie ontstaan was toen het nog goed ging met de economie, maar dat er meningsverschillen ontstonden toen het in de loop van de jaren zeventig slechter ging. De SPD geloofde, in de geest van de econoom Keynes, in overheidsmaatregelen om de economie te stimuleren. De FDP geloofde in een kleine overheid en marktwerking.
Tien jaar lang was de SPD gematigd geweest, terwijl binnen de FDP de sociaal-liberale vleugel de overhand had. Eind jaren zeventig veranderde dat: de achterban van de SPD wilde naar links, die van de FDP naar rechts. Naast de economie vormde defensie en buitenland een groot twistpunt. De NAVO wilde in West-Europa kruisraketten plaatsen (in reactie op plaatsing van raketten door de Sovjet-Unie in Oost-Europa). Hoewel die plaatsing gepaard ging met gelijktijdige onderhandelingen over wederzijdse wapenvermindering (vandaar de term NAVO-dubbelbesluit) en hoewel SPD-bondskanselier in 1977 het initiatief daartoe genomen had, leidde het tot veel protest in Duitsland (en in Nederland en België). SPD-kiezers waren tegen plaatsing, FDP voor.
De protesten en de vredesbeweging maakten de opkomst van een nieuwe politieke beweging mogelijk, de Groenen. Bij de eerstvolgende verkiezingen, gepland voor 1984, werd verwacht dat zij de Bondsdag zouden betreden.
Duitse documentaire over de ‘wende van 1982’:
Veranderingen binnen de Duitse partijen
Bovenstaande ontwikkelingen beïnvloedden ontwikkelingen binnen de partijen. SPD-leider Schmidt was altijd een pragmaticus geweest. “Wie visioenen ziet, moet naar de dokter gaan.” De hemelbestormende idealen van de protestgeneratie van de jaren zestig en zeventig waren niet aan hem besteed. Het is geopperd dat mede omdat hij voorkwam dat die opvattingen een rol gingen spelen in de SPD, de aanhangers daarvan een nieuwe partij moesten vormen, de Groenen. Rond 1980 kreeg de achterban echter steeds meer sympathie voor die idealen, vooral voor de vredesbeweging.
In de jaren zeventig was de confessionele CDU intern verdeeld geweest. Een belangrijk twistpunt was het buitenlandse beleid geweest. Sommigen steunden de neue Ostpolitik (de facto erkenning van de DDR en diplomatieke betrekkingen met Oostbloklanden, zonder het streven naar uiteindelijke hereniging van Duitsland op te geven), anderen wilden vasthouden aan de lijn van Adenauer, die de DDR weigerde te erkennen. Een andere splijtzwam vormde de vraag of gestreefd moest worden naar het veroveren van de absolute meerderheid (de helft plus 1 van het aantal zetels) of naar een coalitieregering. Conservatieven binnen de CDU zagen niet in waarom de FDP, op dat moment links-liberaal en coalitiepartner van de SPD, een betrouwbare bondgenoot kon worden.
In 1980 was de uiterst conservatieve Franz Joseph Strauß lijsttrekker voor de confessionelen. Hij slaagde niet in zijn opzet om de absolute meerderheid te veroveren. Strauß keerde terug naar Beieren, waarna Kohl definitief de landelijke leider werd. Kohl aanvaardde de nieuwe Oostpolitiek wel. En had, als deelstaatpremier, altijd met liberalen geregeerd.
Maar de grootste verschuiving vond plaats binnen de derde politieke stroming, de liberale FDP. Binnen het liberalisme kunnen de verschillen tussen linkse sociaal-liberalen en rechtse klassiek-liberalen groot zijn. Nederland heeft mede daarom voor en na de oorlog twee verschillende liberale partijen gehad. Voor de oorlog was dit ook in Duitsland het geval, na de oorlog belandden beide stromingen in de FDP.
Tot eind jaren zestig werd de FDP gedomineerd door de rechtervleugel, daarna verschoof de balans in de richting van de linkervleugel. Dat de partij nooit uiteen is gevallen lag aan twee dingen. De FDP schommelde doorgaans tussen de 5 en de 10 procent van het aantal zetels. Met een kiesdrempel van 5 procent was het te riskant om de partij te splitsen. Daarnaast kende de partij ook een ‘midden’, dat fungeerde als buffer en bindmiddel tussen de twee vleugels.
Een uitgesproken vertegenwoordiger van dat midden was Hans-Dietrich Genscher. Een principieel pragmaticus, die coalities als tijdelijke gelegenheidsbondgenootschappen zag. Ze duurden zolang beide partijen daar voordeel in zagen. Wat hem betreft moest de FDP al naar gelang de omstandigheden met de SPD of de CDU regeren, hij had geen vaste voorkeur. Gezien de verschuivingen binnen de andere partijen, gecombineerd met de te verwachten zwakkere positie van Schmidt tegenover de versterkte positie van Kohl, leek de tijd gekomen om van bondgenoot te veranderen.
1980-1982: einde coalitie SPD-FDP
Na de verkiezingen van 1980 kwam alles bij elkaar. Strauß was zowel hinderpaal geweest voor confessioneel-liberale samenwerking als gemeenschappelijke tegenstander voor SPD en FDP. Nadat hij van het landelijke toneel verdween, gingen de verschillen tussen de regeringspartners opspelen.
Al in 1980 hadden journalisten gevraagd of de hernieuwde coalitie vier jaar stand zou houden. De FDP-leiding had altijd gezegd van wel. Moreel gezien was het handiger om de rit uit te zitten. Maar was het mogelijk om bij de verkiezingen 1984 openlijk campagne te voeren met het voornemen om met de CDU te regeren? Hoogstwaarschijnlijk zouden linkse kiezers dan geen tweede stem meer uitbrengen op de liberalen, terwijl rechtse kiezers mogelijk nog sceptisch waren na 15 jaar met de socialisten. De FDP had eerder al net boven de kiesdrempel van vijf procent gescheerd. Puur om te overleven leek het raadzamer om tussentijds van coalitiepartner te wisselen, zodat bij de volgende verkiezingen al was bewezen dat het menens was met de koerswissel.
De FDP ging daarom steeds meer nadruk leggen op de noodzaak van bezuinigen (‘het sociale stelsel moet vangnet zijn, geen hangmat’). Economieminister Otto graaf Lambsdorff, het bekendste gezicht van de rechtervleugel, presenteerde 9 september 1982 een notitie met hervormingen van de economie en het sociale stelsel. Deze stonden haaks op de voorkeuren van de SPD. Op 17 september traden hij, buitenlandminister Genscher en de andere twee liberale ministers af – ze zouden anders toch wel door Schmidt uit het kabinet worden gezet. Schmidt had bondskanselier kunnen blijven van een minderheidskabinet tot aan de (vervroegde) verkiezingen. Op 1 oktober stak, formeel uit onvrede over het economische beleid, de motie van wantrouwen daar een stokje voor.
Beroemd werden de journaalbeelden van Schmidt die, nadat de motie was aangenomen, naar Kohl liep, hem de hand schudde, feliciteerde en gelijk verder liep. “Ein Helmut geht, ein Helmut kommt!”, aldus de pers. Om zijn gezag te legitimeren, werden voor maart 1983 verkiezingen uitgeschreven. De confessionelen behaalden 48,8 procent, de FDP zakte van 10,6 naar 7 procent. Voldoende voor een coalitie, die ononderbroken stand zou houden tot 1998, toen beide partijen in de oppositie belandden.
Gevolgen
Veel kiezers bleken het handelen van de FDP als verraad beschouwd te hebben. Sterker: twintig procent van de leden – voornamelijk van de links-liberale vleugel – had het partijlidmaatschap opgezegd. Aangezien geen afzonderlijke progressief-liberale partij is opgericht, wordt vermoed dat die kiezers voortaan SPD of groenen zijn gaan stemmen. Enkele landelijke prominenten stapten over naar de SPD.
Genscher had zijn beoogde coalitie, maar de prijs was hoog. Als tacticus had hij liever beide vleugels voor de partij behouden. Het vertrek van de linkervleugel, gecombineerd met het intreden van de Groenen in de Bondsdag in 1983, betekende dat de FDP voortaan haar sleutelpositie om meerderheden te vormen kwijt was. De FDP werd satelliet van de CDU, zoals de groenen dat van de SPD zouden worden.
De manier waarop Kohl in 1982 premier werd, was geoorloofd volgens de regels. Of het eervol was, daarover zullen de meningen altijd wel verschillen. Eervol of eerloos, beide Helmuts waren machtspolitici. Schmidt was in 1974 bondskanselier geworden, nadat zijn partijgenoot, Willy Brandt, voortijdig was afgetreden. In 1976 (met Kohl als lijsttrekker) en in 1980 (hoe omstreden Strauß ook was) waren de confessionelen ook al de grootste geworden. Toen waren ze in de oppositie beland, omdat de tweede en de derde partij een coalitie vormden. Beide Helmuts benutten de kansen die ze kregen.
De uitslag van maart 1983 sprak in het voordeel van Kohl: de confessionelen kregen meer zetels, de socialisten minder. En hij zou vier keer premier worden als lijsttrekker van de partij die bij verkiezingen de grootste werd, Schmidt niet één keer. Beide partijleiders hadden naast sterke ook zwakke punten – maar wat betreft democratische legitimatie, heeft Kohl mogelijk een streepje voor.