India en het koloniale verleden
Waar Modi vanaf wil, is volstrekt duidelijk: alle sporen van ‘twee eeuwen Brits kolonialisme’ moeten weg. Ter gelegenheid van India’s vijfenzeventigjarige onafhankelijkheid, op 15 augustus 2022, maakte hij een tussenbalans op van de vorderingen: naamsveranderingen van straten, gebouwen en eilanden, afschaffing van honderden ‘archaïsche’ koloniale wetten, terugdringing van het Engels in het onderwijs en de oprichting van een nieuw, puur Indiaas, oorlogsmonument.

In zijn scherpe afkeuring van de ‘Raj’ (Britse heerschappij red.) staat Modi niet alleen. Er zijn inmiddels tal van studies verschenen over het geweld, het racisme en de uitbuiting waaraan India onder het Britse koloniale bestuur was blootgesteld. Waarin Modi zich wél onderscheidt, is het historische alternatief dat hij aanprijst om die koloniale schandvlek uit te wissen. Als India zich laat inspireren door zijn prekoloniale verleden, houdt hij zijn landgenoten geregeld voor, kan het de hele wereld aan. Ook de moderne hightech wereld, met zijn noodzaak tot steeds nauwere samenwerking.
Immers, ‘het vreedzaam naast elkaar bestaan van ontelbare tradities en geloofsovertuigingen’, het ‘vieren van de verscheidenheid in ons enorme land’, het ‘gevoel van eenheid’, het was er allemaal al, voordat het werd verstoord door ‘de koloniale mentaliteit’. Als India zich her(uit)vindt kan het volgens Modi met recht aanspraak maken op de eretitel ‘Moeder van de Democratie’.
Het zijn gloedvolle woorden, maar wat betekenen ze in de praktijk? Eerst even over het standbeeld van ‘vrijheidssymbool’ Subhas Chandra Bose. Westerse lezers zal zijn naam waarschijnlijk niet veel zeggen, maar in India is hij een grootheid. Een omstreden grootheid, dat wel, want in tegenstelling tot andere nationalistische leiders als Jawaharlal Nehru – in 1947 de eerste premier van het onafhankelijke India – gebruikte hij de Tweede Wereldoorlog om zijn anti-Britse verzet rücksichtslos kracht bij te zetten. Die Duitse term is met opzet gekozen. In april 1941 vervoegde Bose zich in Berlijn. De nazi-ideologie, inclusief moorddadig antisemitisme, was voor hem geen beletsel zich in dienst te stellen van de propagandistische Azad Hind Radio. Hij werd ontvangen door Hitler zelf en kreeg toestemming voor de oprichting van een eigen Legion Freies Indien, onderdeel van de Waffen-SS. De Indiase vrijwilligers die zich daarbij aansloten, legden de eed van trouw dus af aan de Führer. Tot gevechtsacties kwam de eenheid niet. Na het vastlopen van de Duitse opmars in de Sovjet-Unie – en de vandaaruit geplande aanval op Brits-Indië – werd Bose per U-Boot overgebracht naar het Aziatische strijdtoneel.

Ook daar was al een speciale Indiase legereenheid gevormd, als onderdeel van een Japanse invasiemacht. Die zette in 1944 daadwerkelijk voet aan land in Brits-Indië, maar werd teruggeslagen. Na de Japanse capitulatie op 15 augustus 1945 zocht Bose een goed heenkomen in het door de Sovjet-Unie bezette Mantsjoerije. Op weg daarheen kwam hij boven Taiwan om bij een vliegtuigongeluk.
Nu, vijfenzeventig jaar later, staat Bose daar dus meer dan levensgroot in zwart graniet als icoon van het nieuwe India, de oerdemocratie volgens Modi. Nota bene recht tegenover de India Gate, het op de Arc de Triomphe lijkende ‘koloniale’ oorlogsmonument voor de vijfenzeventigduizend Indiase militairen die in Britse dienst zijn gesneuveld tijdens de Eerste Wereldoorlog. Tégen de Duitsers dus, toen ook al. Dat is alles bij elkaar een ingewikkeld samengestelde symbolische boodschap.
Nog lastiger te verenigen met Modi’s prediking van vrede, vrijheid en verdraagzaamheid is zijn religieuze dwingelandij. Op 22 januari 2024 werd in Ayodhya, in de noordoostelijke deelstaat Uttar Pradesh, een nieuwe, prestigieuze hindoetempel ceremonieel in gebruik genomen. Het heiligdom is gewijd aan Ram, een van de belangrijkste hindoeïstische goden, of beter gezegd: een van de verschijningsvormen van het opperwezen Brahman. Modi verrichtte, na de voorafgaande elf dagen te hebben gevast, als hogepriester in vol ornaat zelf alle vereiste rituele handelingen.

Welk exceptioneel belang hij aan de plechtigheid hechtte, bleek uit zijn emotionele toespraak. ‘Ram Lalla’, hield hij de duizenden aanwezige gelovige hindoes én heel televisiekijkend India met trillende stem voor, was niet alleen ‘het geloof, de wet, het geweten, het prestige en de macht van Bharat (India)’, maar ook ‘de allesomvattende ziel van het universum […] voor jaren, eeuwen, ja voor millennia’. Hij eindigde met excuses aan de godheid, omdat de bouw van het heiligdom zo lang op zich had laten wachten.

Volgens de overlevering is het de geboorteplaats van Ram. Van oudsher zou er een aan hem gewijde tempel hebben gestaan. Totdat er in het begin van de zestiende eeuw een moskee bovenop werd gebouwd, de Babri Masjid. In 1992 werd dit islamitische heiligdom op zijn beurt gesloopt, nu door radicale hindoes, met als gevolg een explosie van geweld in heel India en Pakistan.
Er ontbrandde meteen een juridische strijd, die uiteindelijk in 2019 door het Indiase Hooggerechtshof werd beslecht. Bij archeologisch onderzoek zouden onder de ruïne van de Babri Masjid overblijfselen van een hindoeïstische tempel zijn aangetroffen. Oftewel: de hindoes hadden de oudste claim en daarmee recht op een bouwvergunning. Voor het optrekken van een nieuwe moskee wezen de rechters een locatie twintig kilometer verderop aan.
Sindsdien is het hard gegaan in Ayodhya. Niet alleen werd, onder meer met massale inzamelingsacties, financiering gevonden voor een imposant tempelcomplex, de hele stad onderging een totale metamorfose: een gemoderniseerd treinstation, een heel nieuw vliegveld, uitgebreide horecavoorzieningen en overal grootscheepse renovatieprojecten.
Allemaal omdat de Ram Mandir naar verwachting een magnetische uitwerking zal hebben op hindoeïstische pelgrims. Er wordt zelfs gesproken van vijftig miljoen bezoekers per jaar. Dat zouden er vijf respectievelijk tien keer zoveel zijn als in Mekka en het Vaticaan. Zes maanden na de openstelling van de tempel lijkt het niet te hoog gegrepen. De bezoekersaantallen van die twee andere pelgrimsoorden zijn inmiddels al ruim gepasseerd.
Een andere verwachting was dat premier Modi bij de algemene verkiezingen eind mei 2024 zou worden beloond voor de verwezenlijking van deze ultieme hindoeïstische droom. Hijzelf was daar in ieder geval heilig van overtuigd. Zowel in 2014 als in 2019 behaalde zijn Bharatiya Janata Party (BJP) een krappe meerderheid in de Lok Sabha, het Indiase parlement. Dit keer mikte hij veel hoger. Met vierhonderd van de vijfhonderddrieënveertig zetels zou hij een ruimer mandaat hebben, verkondigde hij ambitieus, om nog meer hindoe-nationalistische verlangens te kunnen realiseren.
Dat zou slecht nieuws zijn geweest voor de religieuze minderheden in India – naast tweehonderd miljoen islamieten ook nog miljoenen christenen, sikhs en boeddhisten – die de afgelopen jaren door Modi steeds openlijker zijn gemarginaliseerd.

Daarmee hopen zij voldoende tegenwicht te kunnen bieden aan Modi’s theocratische en autocratische neigingen. Zijn radicale afwijzing van India’s koloniale onderworpenheid valt volkomen te begrijpen. Maar zijn alternatief van religieuze tirannie is voor democratisch gezinde geesten geen aanlokkelijk perspectief.