Het tijdperk van het nationalisme: rivaliserende visies
In 1907 eindigde de jaarlijkse bijeenkomst van het Indiase Nationale Congres in Surat in chaos. De handelsstad ten noorden van Bombay met zoān 120.000 inwoners had veel historische dramaās meegemaakt, maar nog nooit zoiets als dit.
Op het moment dat de āextremistā Bal Gangadhar Tilak het podium opliep om de āgematigdeā leiders van het Congres ervan langs te geven, sprongen hun medestanders op en toonden zij met āwilde gebaren, gebalde vuisten en geschreeuw door de zaalā hun steun aan die leiders.
āPlots vloog er iets door de lucht, een schoen! ā een Mahratta-schoen! ā roodachtig leer, spitse neus en beslagen met lood. De schoen raakte de wang van Surendranath Banerjea en schoot toen door naar Sir Pherozeshah Mehta.ā
Beide heren waren vooraanstaande leden van het gematigde kamp en stonden onder hun volgelingen bekend als āSurrender-notā (Geen overgave) en āFerociousā (de Felle).
āZodra de schoen op het podium afvloog en neerkwam, kwamen alle mannen met witte tulbanden als Ć©Ć©n man en […] zwaaiend met lange stokken omhoog.ā
De tienduizend aanwezigen gooiden met stoelen āals projectielenā, terwijl āhun lange stokken trillend tegen elkaar kletstenā. āBloed stroomde uit hoofdwonden.ā Nog geen uur later ālag de grote Pandal [tent] er als een verlaten eetzaal bij, de vloer bezaaid met kapotte stoelen, stokken en flarden van klerenā.
Wie had kunnen geloven dat dit een dag uit het leven van ās werelds machtigste antikoloniale nationalistische beweging was?
Het doel van het nationalisme is eenheid. Maar het zaait even vaak verdeeldheid. Hiermee wil ik niet ontkennen dat er kracht uitging van de verschillende vormen van ingebeelde eenheid in India; ik wil alleen uitleggen waarom het nationalisme daar, ondanks de ontegenzeggelijke kracht, toch steeds weer uit elkaar viel. Waarom had het nationalisme in Zuid-AziĆ« vaker iets van een burgeroorlog dan van een volk dat eensgezind op het doel af marcheerde? Waarom klonk de muziek tijdens de parade op de Dag van de Republiek, waar ik als zesjarige op een mistige januariochtend in New Delhi samen met mijn ouders was, zelfs in mijn kinderoren vals? Natuurlijk, er kwamen een heleboel militairen voorbij, er speelden doedelzakken en er vlogen MiG-gevechtsvliegtuigen over. Om de āeenheid in verscheidenheidā luister bij te zetten, waren er ook praalwagens met dansers in felle kleuren uit vele regioās. Maar waarom moesten we er in 1970, ruim twintig jaar na de onafhankelijkheid, nog steeds van worden overtuigd dat we Ć©Ć©n natie waren? Zoals we in het Hindoestani zouden zeggen: daal mein kuchh kala hai ā er is iets mis hier (letterlijk: er zit iets zwarts in de linzen). De natie protesteerde te vaak.
En waarom brak India in tweeƫn toen de onafhankelijkheid een feit was? Hoe had de verdeeldheid zo groot kunnen worden dat er twee landen ontstonden?
Twee kwesties zorgden steeds weer voor verdeeldheid binnen het Indiase nationalisme. De eerste had met de middelen te maken. Met welke middelen moesten de nationalisten hun doel ā de hervorming en later het einde van de Britse heerschappij ā nastreven? Was geweld geoorloofd, gezien het disproportionele geweld dat de Britten in staat (en bereid) waren tegen ongewapende demonstranten in te zetten? Was het ethisch verantwoord? De bijeenkomst in Surat die uitliep op geweld, was begonnen met een debat waarin de āgematigdenā het āextremistischeā geweld niet hadden willen goedpraten. Dat soort ironie was schering en inslag in de geschiedenis van het nationalisme.
Het tweede twistpunt ging over identiteit. Veel nationalisten betoogden dat āIndisch-zijnā de identiteit was die uitsteeg boven alle andere collectieve hoedanigheden, zoals geloof, sekte, kaste, afkomst, taal en regio. Feit was echter dat dezelfde modernisering onder het kolonialisme ā de verspreiding van technologie, spoorwegen, drukwerk en denkbeelden ā die het vraagstuk van de Indiase nationale identiteit had doen ontstaan, ook tot de opkomst leidde van religieuze, regionale, taalkundige, sektarische en op kaste gebaseerde identiteiten.
Een aantal daarvan (zoals die van de Marathi, de Bengaalse hindoes, de hoogste hindoe-kaste of āde Tamil-brahmanenā) nestelde zich gemakkelijk, als Russische poppetjes, in de moederpop van het āIndischzijnā. Maar dat gold niet voor allemaal. Zo zorgde de frictie tussen de āDravidischeā en āIndiaseā identiteit tot vijandige sentimenten aan weerszijden van de scheidslijn. Andere bevolkingsgroepen ā met name de āIndiase moslimsā, ook een identiteit die in deze periode enigszins moeizaam tot stand kwam ā stelden dat hun āgemeenschapā veel te groot en belangrijk was om als de zoveelste ākleine identiteitā te worden ondergebracht onder de paraplu van āde Indiase natieā. De moslims waren een natie op zich, zo stelden sommige islamitische leiders.
Het is ook een vergissing om te denken dat de identiteitspolitiek na de onafhankelijkheid verdween. Integendeel, die politiek gedijde, ja floreerde zelfs tot het eind van de twintigste eeuw.
Hoe de Indiase nationalisten die verdeeldheid bestreden, is een fascinerend verhaal. Welke strategie voor eenheidsvorming op de voorgrond stond verschilde per periode, en het is even belangrijk om daarnaar te kijken als naar de momenten van geweld, massaal protest en drama. Een van de manieren om de IndiĆ«rs als eenheid te presenteren, was te wijzen op hun economische positie (hoe vergezocht ons dat vandaag de dag ook voorkomt). Alle IndiĆ«rs werden als producenten en belastingbetalers uitgebuit door het koloniale bewind. Een andere manier om het idee van eenheid te geven, was India te presenteren als een āsamengestelde natieā, een gelukkige bundeling van kleinere ānatiesā en āvolkerenā. Een derde manier ten slotte was om door middel van onderhandelingen en compromissen tot een eenheid te komen. Geen van deze strategieĆ«n slaagde volledig. Allemaal leidden zij tot te hoge verwachtingen van de natiestaten die na de Britse Raj kwamen.
TweeĆ«ntwintig jaar na de oprichting in Bombay in 1885 kwam het tot een breuk in het Congres. Het was de eerste van de vele openbare en pijnlijke breuken in zijn bewogen geschiedenis. Later, in de twintigste eeuw, zouden er nog meer geschillen opduiken en momentum krijgen. Toen de Union Jack in augustus 1947 eindelijk werd gestreken, waren die geschillen zo hoog opgelopen dat er niet Ć©Ć©n, maar twee landen ontstonden. Met de radicale deling op grond van het geloof ontstond er echter in geen van beide landen eensgezindheid over wat de prille ānatieā inhield, waar ze voor stond of waar ze naartoe moest. Pakistan, dat door zijn stichter āmottigā en ābeknotā werd genoemd, maakte nĆ³g een deling door toen in 1971 het oostelijke deel zich afscheidde als Bangladesh. Het is daarom geen wonder dat op het subcontinent het verhaal over nationale eenheid op een gegeven moment werd vervangen door het streven naar ānatievormingā. Maar ook dat grote project om de diverse volkeren van bovenaf tot homogene staatsburgers om te smeden, verliep met horten en stoten.