Dark
Light

Hoe Nederland een beroepsleger kreeg

Veldheren
8 minuten leestijd
Militairen van 11 Luchtmobiele Brigade stijgen uit een CH-47 Chinook in Mali
Militairen van 11 Luchtmobiele Brigade stijgen uit een CH-47 Chinook in Mali (Ministerie van Defensie)
In het boek Veldheren, naar de gelijknamige podcast van Mart de Kruif en Peter van Uhm, geeft journalist Jos de Groot samen met deze beide heren antwoord op de vraag hoe oorlog werkt. Mart de Kruif en Peter van Uhm putten hiervoor uit hun rijke persoonlijke verhalen, de recente ontwikkelingen en de geschiedenis. Welke voorwaarden zijn noodzakelijk voor het ontstaan van een oorlog en wanneer leiden spanningen niet tot oorlog? Welke vaste patronen zie je in het verloop? En hoe eindigt een oorlog? Op Historiek een fragment uit het boek over het ontstaan van het leger en later het beroepsleger.

Hoe Nederland een beroepsleger kreeg

Ten behoeve van de verdediging en ter bescherming van de belangen van het Koninkrijk, alsmede ten behoeve van de handhaving en de bevordering van de internationale rechtsorde, is er een krijgsmacht. Grondwet, artikel 97, eerste lid

Het is 2011 wanneer bij mij (Jos de Groot, red.) thuis in Den Helder een envelop op de mat valt. Afzender: het ministerie van Defensie. Dit jaar word ik zeventien en dat betekent dat ik word ingeschreven voor de militaire dienstplicht. Die bestaat nog steeds in Nederland, maar sinds 1997 is de opkomstplicht opgeschort. Zo heet dat officieel. Effectief betekent het dat we in Nederland niet meer worden opgeroepen om in militaire dienst te gaan. Sinds 2020 ontvangen ook meisjes die zeventien worden zo’n brief. Als er echt iets serieus aan de hand is, kan de regering ertoe besluiten de opkomstplicht te heractiveren, bijvoorbeeld wanneer er een oorlog dreigt.

Zo is het nu geregeld. Honderden jaren geleden ging dat anders. Mensen vechten met elkaar sinds we bestaan. Filosofen buitelen al eeuwen over elkaar heen met uiteenlopende antwoorden op de vraag of de wil om te vechten van nature in de mens zit, of dat conflict en oorlog vooral voortkomen uit verschillen in bezit, klasse en rijkdom. In het vuistdikke boek War in Human Civilization onderbouwt de Israëlische oorlogsonderzoeker Azar Gat dat mensen als jager-verzamelaars elkaar al de hersens insloegen. Het gevecht tussen mensen zou volgens Gat geen culturele ‘uitvinding’ zijn. Misschien voert het te ver om te zeggen dat de mens van nature wil vechten, maar, beargumenteert Gat, het is in elk geval ‘niet onnatuurlijk’.

Detail van de overwinningsstele van koning Eannatum van Lagash over Umma. Kalksteen, circa 2450 voor Christus.
Detail van de overwinningsstele van koning Eannatum van Lagash over Umma. Kalksteen, circa 2450 voor Christus. (CC BY-SA 3.0 – Sting – wiki)

Wanneer zijn we dan precies oorlog gaan voeren? De eerste oorlog wordt vaak toegeschreven aan Sargon van Akkad, omdat hij de eerste was die een gigantisch rijk stichtte. Omstreeks 2.700 voor Christus veroverde hij met een leger van duizenden soldaten de Sumerische steden in Mesopotamië. Maar uit archeologische vondsten blijkt dat mensen al veel langer geleden de strijd met elkaar aangingen: de eerste tekeningen van legers in oorlog dateren uit ongeveer 3.500 voor Christus. Er is ook bewijs dat een van de oudste steden ter wereld, Jericho (op de huidige Westelijke Jordaanoever), in 7.000 voor Christus al beschikte over verstevigde muren van drie meter breed en vier meter hoog én omgeven was door een gracht. Dat suggereert dat de inwoners zich toen al actief verdedigden tegen mogelijke indringers. En in 10.000 voor Christus maakten de Mesopotamiërs al gebruik van een simpele pijlen-boog. Begraafplaatsen uit die tijd, van Noord-Mesopotamië (het huidige Irak) tot aan Egypte, geven bovendien een indicatie van relatief grootschalige oorlogsvoering.

Portret van Maurits, prins van Oranje (ca.1613/20) door Michiel van Mierevelt, Rijksmuseum
Portret van Maurits, prins van Oranje (ca.1613/20) door Michiel van Mierevelt, Rijksmuseum (Publiek Domein – wiki)
Een oorlog uitvechten is één ding, maar een tegenstander bevechten met een georganiseerd en getraind leger is iets anders. Voor het ontstaan van de Nederlandse krijgsmacht hoeven we niet zo ver terug in de geschiedenis. Die vindt haar oorsprong in de zeventiende eeuw. Het was prins Maurits die destijds hervormingen doorvoerde in de militaire organisatie waarmee hij het fundament legde voor de krijgsmacht van nu. Tot die tijd werd er natuurlijk wel gevochten in Europa, maar dan voornamelijk met huurlingenlegers, ook in Nederland. Het leger waarmee Willem van Oranje het in 1568 opnam tegen Filips II bestond grotendeels uit ingehuurde soldaten. Natuurlijk, het Nederlandse volk kwam in opstand tegen de Spaanse bezetter, maar de strijders op het slagveld vochten vooral voor hun soldij (dat was overigens bij de tegenstander niet anders).

Maurits, de zoon van Willem van Oranje, verenigde de Nederlandse opstandelingen tot een goed getraind en gedisciplineerd leger. Dat deed hij onder meer door de rol van de onderofficier uit te breiden. Die kreeg meer verantwoordelijkheid en moest leiding en instructies kunnen geven. Officieren namen de belangrijke besluiten, maar tussen veldslagen door kreeg de onderofficier de taak de discipline te bewaken. Zo ontstond er een samenhang tussen de troepen die voor veel meer wendbaarheid in het gevecht zorgde, waardoor tegenstanders vaak het nakijken hadden. Daarnaast bouwde Maurits meer aandacht in voor de verzorging van gewonden: hij zag erop toe dat gewonde en zieke militairen zo snel mogelijk in stadsziekenhuizen konden worden opgenomen en er kwamen meer dokters en chirurgijns in het leger. Gewonde huurlingen stonden er alleen voor, maar wie vocht onder prins Maurits kon rekenen op verzorging. Dat was niet alleen prettig voor de soldaten, maar het resulteerde ook in successen op het slagveld.

Slag bij Turnhout, 1597 (Jan Luyken)
Slag bij Turnhout, 1597 – Jan Luyken

Wie weleens naar de Veldheren-podcast luistert (of naar de afgeleide variant Veldheren Historisch), weet dat Mart zich graag verliest in historische veldslagen, generaals en tactische manoeuvres. Vol enthousiasme vertelt hij over de Slag bij Turnhout in 1597, onderdeel van de Tachtigjarige Oorlog. Prins Maurits nam het met zijn Staatse leger, in coalitie met de Engelsen, op tegen de Spanjaarden. Daar toonde zich het resultaat van de inspanningen van prins Maurits: hij beschikte over een veel kleinere troepensterkte, maar toch bracht hij de Spanjaarden een bloedige nederlaag toe.

Mart: Prins Maurits bedacht het systeem van ‘klop op de schouder, schop onder de kont’. Strikt zijn in wat je van je mensen eist, maar ook voor hen zorgen. En daarmee boekte hij resultaten. De Nederlandse infanterie en cavalerie werden overal gevreesd. Die waren gemotiveerd, goed getraind en goed opgeleid. Maurits ramde de ‘skills en drills’ erin, zouden we nu zeggen. En daardoor konden de Nederlanders hun musketten sneller laden dan de tegenstander en beter manoeuvreren in het terrein. Bij Turnhout wist hij zijn tegenstander ook nog eens te verrassen, kortom: daar kwam alles samen.

De dienstplicht van Napoleon

Alle inspanningen van prins Maurits ten spijt: bijna twee eeuwen na zijn dood wordt Nederland onder het bewind van Napoleon Bonaparte ingelijfd bij het Franse keizerrijk. Niet alleen hebben we de meter, de kilo en onze achternamen aan Napoleon te danken, ook de dienstplicht is een Franse uitvinding. Filosoof Jean-Jacques Rousseau legde daarvoor de basis. Hij zag ‘de soldaat’ niet langer als een beroep – nee, om je land te verdedigen, moest iedere burger soldaat zijn.

Napoleons terugtrekking uit Moskou. Schilderij van Adolphe Northen (1812).
Napoleons terugtrekking uit Moskou. Schilderij van Adolphe Northen (1812).

Het leidde ertoe dat alle gezonde, ongetrouwde mannen van achttien tot vijfentwintig jaar ten tijde van de Franse Revolutie werden verplicht tot militaire dienst. Veel mannen ontdoken de dienstplicht, maar de eerste levée en masse (‘massale lichting’) vergrootte het Franse leger aanzienlijk en luidde het einde van het tijdperk van beroeps- en huurlingenlegers in. Nationalisme, trots op volk en vaderland en de vlag vormden vanaf nu de motivatie van het Franse en later van vrijwel alle Europese legers. Het was Napoleon die de dienstplicht in 1810 ook in Nederland institutionaliseerde. Met dat systeem heeft de Nederlandse krijgsmacht tot aan de jaren negentig gewerkt. Peter en Mart zagen honderden dienstplichtigen komen en weer gaan.

Peter: We waren één grote opleidingsfabriek. Aan het begin van het jaar kreeg je honderdvijftig dienstplichtige soldaten. Die leidde je op. Na een jaar zwaaiden ze af en de volgende dag stond er een nieuwe lichting voor je neus. De kunst bij dienstplichtigen was om ze te enthousiasmeren en motiveren, omdat ze vaak geen inherente motivatie voor het werk hadden. Soms vonden ze het wel leuk en lachen allemaal, maar uiteindelijk moet je ze ook zover krijgen dat ze bij weer en wind drie dagen in een schuttersput kunnen blijven zitten. En dan maar hopen dat ze de vijand op tijd zien. Dus het ging om het motiveren van die gasten.

Ik was tweede luitenant, kwam net van de KMA, toen ik de opdracht kreeg om met mijn peloton het tentenkamp voor de Nijmeegse Vierdaagse op te bouwen. Het was een week voor de vakantie. Ik zei: ‘Jongens, dit is hartstikke simpel. Als we alle tenten hebben staan, kunnen jullie op vakantie.’ Nou, ik kan je vertellen, er werd keihard gewerkt – zonder pauzes – en we hadden in no time dat tentenkamp staan.

Veldheren -  Jos De Groot
Veldheren – Jos De Groot
Wanneer in 1989 de Berlijnse muur valt, ontstaat er een nieuwe realiteit in Europa. Het einde van de Koude Oorlog is in zicht en daarmee is de reële dreiging van een nieuw gewapend conflict in Europa significant afgenomen. Twee jaar later valt de Sovjet-Unie definitief uit elkaar, waardoor in Nederland een discussie losbarst over het inkrimpen van de krijgsmacht. In een veiliger Europa is de belangrijkste taak van de krijgsmacht – het bewaken van de eigen en bondgenootschappelijke grenzen – immers minder relevant. Daarnaast wordt de Nederlandse krijgsmacht op dat moment steeds vaker ingezet bij vredesoperaties in het buitenland, zoals Libanon en voormalig Joegoslavië. Dat zijn complexe en gevaarlijke missies die bovendien niet direct dienen ter verdediging van het eigen grondgebied. Steeds meer mensen vragen zich af of je daar een dienstplicht voor nodig hebt. En dan is er nog een emancipatoir punt: is het nog wel van deze tijd om een dienstplicht te hebben voor alleen mannen?

In 1993 gaat de Tweede Kamer akkoord met de hervorming tot een beroepsleger. Een ingrijpend besluit waarvoor ook de grondwet moet worden aangepast, omdat daarin stond dat de Nederlandse krijgsmacht moest bestaan uit vrijwilligers én dienstplichtigen.

Mart: PvdA-politicus Wim Meijer leidde het landelijke onderzoek naar de dienstplicht. Als jonge officier moest ik een verhaal houden voor zijn commissie. Ik was groot voorstander van de dienstplicht, omdat ik dacht dat de krijgsmacht daarmee goed verankerd was in de maatschappij. En ik vond dat het verschil tussen een beroeps- en een dienstplichtigenleger niet zo groot was. Achteraf bleek dat ik het hartstikke fout had.

Eind 1989 was ik met het Britse leger in Canada. Ze werkten een bataljon op, zoals dat heet. Vijf weken oefening, waarbij iedereen met scherp moest schieten. Met luchtsteun, vuursteun, alles erbij. Dan merk je wel dat er een groot kwaliteitsverschil zit tussen een beroepsleger en een dienstplichtleger, dus ik was langzaam aan het leren.

Dat kun je bijvoorbeeld goed zien aan de kwaliteit van de verpleger. Als ik op oefening was, moest ik aan een geneeskundig soldaat uitleggen waar hij de gewonden moest verzamelen. Maar bij een beroepseenheid heb je gewoon een combat lifesaver in je team, dat is een erkende traumatoloog. Die hoef ik natuurlijk niet te vertellen hoe hij zijn werk moet doen.

Peter: Ik zag voor het eerst de waarde van een beroepsleger in op oefening in Amerika, toen we in Nederland nog met dienstplichtigen werkten. We waren een dikke week in Fort Hood, Texas, voor een grote tabletop-oefening. Dan liggen er kaarten op tafel waar je de oorlog op speelt. Noem het Risk, maar dan met heel grote eenheden.

Ik loop over dat terrein en ik wist niet wat ik meemaakte. Daar staat op één kazerne ongeveer net zoveel militair materieel als de hele Nederlandse krijgsmacht bij elkaar heeft. En ik zie een gigantische rij Amerikaanse Abramtanks achter elkaar opgesteld staan. Maar dan gebeurt er iets opmerkelijks, want een van de tanks rijdt uit die rij weg. Ik dacht bij mezelf: wat gaat die doen? De commandant van die tank vertelde mij dat hij een nieuwe schutter had. Die moest zo snel mogelijk worden geïnstrueerd, zodat iedereen weer op hetzelfde niveau zou zitten. Dit is onze toekomst, dacht ik. Gewoon een klein momentje, maar daar kwam voor mij het besef dat een beroepskrijgsmacht echt anders is. En zo werkt het in onze beroepskrijgsmacht nu ook. Je filtert er voortdurend nieuwe soldaten in, en oude verdwijnen. Die stromen door naar andere functies of gaan uit dienst. Zo is de organisatie continu in beweging en in ontwikkeling, met als doel dat iedereen er beter van wordt.

Boek: Veldheren – Jos De Groot

×