Dark
Light

Een geschiedenis van het KNIL

Een eervol bestaan
4 minuten leestijd
Door Isaac Israëls geportretteerde groep 'kolonialen' bestemd voor Nederlands-Indië
Door Isaac Israëls geportretteerde groep 'kolonialen' bestemd voor Nederlands-Indië

In juni 2020 publiceerde schrijfster en onderzoekster Vilan van de Loo haar biografie van generaal Jo van Heutsz. Twee jaar later publiceert ze een geschiedenis van het leger waaraan Van Heutz zijn leven wijdde: het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). De afgelopen jaren waren niet al te best voor de reputatie van het koloniale leger. In het nieuws werd het KNIL vooral geassocieerd met oorlogsmisdaden en extreem geweld. Vroeger was dat wel anders. Dienstdoen in het KNIL werd aangeprezen als ‘een eervol bestaan’ voor jongemannen. Vele militairen werden voor hun heldhaftige optreden op het slagveld gedecoreerd.

Hoe moet je dan als historicus deze militaire geschiedenis beschrijven? Van de Loo kiest, net als in haar Van Heutsz-biografie, voor een nuchter perspectief. Het boek is géén aanklacht tegen het koloniale leger, zo schrijft ze. Op sommige plaatsen in het boek klinkt haar liefde voor dit bijzondere en veelkleurige instituut door. Tegelijk gaat ze moeilijke onderwerpen niet uit de weg. Het KNIL maakte deel uit van het ‘intrinsiek foute’ koloniale systeem, waarbij geweld tegen burgers en hardhandig optreden niet werden geschuwd.

Van ongeregelde troepen tot opheffing

Wervingsposter van het KNIL
Wervingsposter van het KNIL, 1938
In negen hoofdstukken schetst Van de Loo op prettig leesbare wijze een overzicht van de geschiedenis van het KNIL. Het KNIL werd in 1814 door koning Willem I opgericht om de koloniale bezittingen in de Oost te verdedigen tegen aanvallen van buitenaf én van binnenuit. Aanvankelijk stelden de koloniale troepen niet veel voor. Een militaire infrastructuur ontbrak en de troepengrootte was onder de maat. Er was eigenlijk te weinig budget voor een effectief leger. Dat blijkt een constante factor in geschiedenis van het KNIL. Nederland wilde dan wel een volwaardig leger in Indië hebben, maar was niet altijd bereid om de kosten daarvan te betalen. Tegelijk werden er hoge eisen gesteld. Het KNIL werd veelvuldig ingezet om het Nederlandse koloniale gebied gewapenderhand te vergroten en inlandse tegenstanders uit te schakelen.

Het begin van de twintigste eeuw kende enkele bloedige militaire expedities. Van de Loo beschrijft de gevechten in Atjeh, de expedities door de Gajo-, Alas- en Bataklanden (1904) en op Bali (1906). Tegelijkertijd onderging het KNIL een moderniseringsgolf. Technisch en organisatorisch werd het leger vernieuwd, onder andere door de komst van de militaire luchtvaart. In de jaren na de Eerste Wereldoorlog werd er volop bezuinigd op het koloniale leger. Pas in 1936 kwam de omslag. Door de toenemende internationale spanningen werd er weer volop geïnvesteerd in de koloniale krijgsmacht. Het meeste daarvan zou te laat komen. Bij de inval van de Japanners in 1942 bleek het KNIL geen partij. Het boek sluit af met de beschrijving van de rol van het KNIL in de dekolonisatieoorlog, wat uiteindelijk de opheffing van het KNIL in 1950 tot gevolg had. Toch betekende dat niet dat het KNIL écht verdwenen was. Onder veteranen zou de cultuur van het KNIL nog decennialang levend worden gehouden.

Aandacht voor de gewone man

De meeste aandacht in dit boek gaat uit naar de ervaringen van de ‘gewone’ soldaten in het KNIL. Van de Loo is erop uit om juist de stemmen vanuit de kazernes en veldtochten te laten horen en niét alleen die van generaals of politici. Zo beschrijft ze uitgebreid de huisvesting van militairen in de tangsi (het kampement) en allerlei activiteiten die in en rond de kazernes werden georganiseerd. Een fascinerend voorbeeld daarvan zijn de paardenraces en hippische feesten in de grote garnizoenssteden. Ook de vrouwen en kinderen die in de kazernes bij hun mannen verbleven, krijgen in dit boek ruime aandacht.

Landschap met KNIL soldaten, ca. 1860
Landschap met KNIL soldaten, ca. 1860

Als het gaat om de militaire acties legt Van de Loo minder de nadruk op strategie en verloop van de strijd, maar meer op de ervaringen van de strijdende soldaten. Embedded journalist J.C.J. Kempees beschreef bijvoorbeeld het bloedbad dat het KNIL bij kampong Koetoh Reh (1904) aanrichtte:

“De uitwerking van dit vuur was ontzettend. Iedere kogel maakte in deze dichte gelederen meerdere treffers, en in korte tijd was het bloedig drama afgespeeld, en lagen de voor de onzen meest gevaarlijk staande drommen neêr.”

Problematisch bronnenmateriaal

Een eervol bestaan zit dicht op de geschiedenis. Aan de hand van een groot aantal bronnen biedt Van de Loo een boeiend portret van het koloniale leger. Kranten, regeringsnota’s, gevechtsverslagen, maar ook liedjes of persoonlijke brieven vormen het bronnenmateriaal van het boek. Dat materiaal geeft op zichzelf een heel goed tijdsbeeld. Maar daar ligt tegelijkertijd ook de grootste zwakte van dit boek. De hoofdstukken bevatten lange citaten, soms pagina’s achtereen. De relevantie is daarbij niet altijd helder. Wanneer Van de Loo bijvoorbeeld schrijft over de geconcentreerde linie op Atjeh, citeert ze een uitgebreid verhaal van een onderluitenant. Het citaat ontspoort in een merkwaardige anekdote over honden die niets met het verhaal te maken hebben. Inmiddels beslaat het verhaal dan al zes-en-halve pagina.

Ook op andere plaatsen had de auteur of redacteur kritischer moeten zijn op de selectie van citaten. Wat heeft de lezer bijvoorbeeld aan zeer technische beschrijvingen van uniformen of uitgebreide instructies voor de wielrijdersbrigade? Daarbij komt ook nog eens dat een groot aantal van deze bronnen vrij gemakkelijk op het internet te vinden zijn, in online krantenbanken of gedigitaliseerde archieven. Het boek krijgt hierdoor een wat anekdotisch karakter. Uiteindelijk blijft de lezer achter met een wat versnipperd beeld van de geschiedenis van het KNIL. Sommige ontwikkelingen krijgen door de (soms toevallige) beschikbaarheid van bronnen heel veel aandacht, terwijl de grote lijn soms wat buiten zicht raakt.

Werkelijkheid en verzinsel

Een Eervol bestaan - Vilan van de Loo
Een eervol bestaan – Vilan van de Loo
Er is nog een ander probleem. Iedere lezer van verslagen van historische veldtochten weet dat deze verhalen onmogelijk de precieze historische werkelijkheid representeren. Vaak zijn verhalen aangedikt om de heldhaftigheid van militairen te benadrukken. Het is de taak van de historicus om kritische duiding te geven van deze bronnen. Van de Loo is zich hiervan bewust, maar laat de vraag of bronnen waarheidsgetrouw zijn te vaak in het midden. Zo erkent ze dat een verslag van een KNIL-sergeant ‘een geromantiseerd beeld’ biedt. Toch wordt dit verslag in twee pagina’s aan de lezer voorgeschoteld, waarbij de lezer zelf mag gissen naar wat er nu waar is en wat niet. Kritische afstand en duiding van het bronnenmateriaal was hier zeer welkom geweest.

Boek: Een eervol bestaan. De geschiedenis van het KNIL 1814-1950

×