De wijsgeer Immanuel Kant (1724-1804) was een van de invloedrijkste filosofen sinds Aristoteles. Hij wordt beschouwd als de eerste Duitse idealistische filosoof en maakte vooral indruk met zijn driedelige werk Kritieken. Het meest bekend was zijn Kritik der reinen Vernunft (1781), de Kritiek van de zuivere rede. Collega-filosoof Arthur Schopenhauer (1788-1860) noemde dit boek ‘het belangrijkste boek dat ooit in Europa verschenen is’.
Kant beweerde in de Kritieken dat hij de universele principes van het denken had ontdekt en dat die altijd en overal golden. Vooral geniaal was dat hij erin slaagde om twee tegengestelde wetenschappelijke stromingen, het empirisme en rationalisme, met elkaar te verbinden.
Jeugd en opleiding van Immanuel Kant
Immanuel Kant werd op 22 april 1724 geboren in Köningsberg (het tegenwoordige Kaliningrad in Rusland) en bleef daar zijn hele leven wonen. Kant heeft zijn woonplaats Köningsberg nooit of zelden verlaten. Bekend is dat hij een paar tripjes maakte naar het platteland even buiten Köningsberg. Maar daar bleef het bij. Zijn vader, Johann Georg Kant, was een armlastige zadelmaker (of misschien riemensnijder), die in totaal negen kinderen had. Immanuel was de vierde in deze rij.
Een plaatselijke dominee regelde dat Immanuel, die opviel vanwege zijn intelligentie, op zijn achtste naar een plaatselijke Latijnse school kon, het Friedrichskollegium. Daarna, op zijn zestiende, startte hij aan de Universiteit van Köningsberg, waar hij achtereenvolgens theologie, filosofie en wis- en natuurkunde studeerde. Toen Immanuel Kant 22 jaar was, in 1746, studeerde hij af en verdiende hij zijn brood als huisonderwijzer. Dit bleef hij doen tot zijn promotie in 1755.
Naast huisonderwijzer was Immanuel Kant een geliefd deelnemer aan het openbare leven van Köningsberg. Met name vanaf de jaren 1760 ontwikkelde hij zich tot een getalenteerd schrijver. Hij publiceerde onder meer over kosmologie, vuur, het ontstaan der winden en metafysica. In de jaren 1760 nam Kant steeds nadrukkelijker afstand van de bestaande rationalistische filosofie. Zijn boek Träume der Metaphysik (1766) vormde het definitieve afscheid van de overgeleverde metafysica.
In 1770 trad Kant aan als hoogleraar Logica en metafysica. Zijn eigen metafysische filosofie kwam pas in de late jaren 1770 echt van de grond, toen hij inmiddels de vijftig gepasseerd was.
Kant staat in de historiografie bij velen bekend als een weinig avontuurlijke man, die nogal punctueel was. Zo had hij een strak week- en dagschema, dat hij haast tot op de minuut naleefde. Zijn grootste passies waren wiskunde, logica en wetenschap. Met muziek en kunst had Kant weinig op. Toch klopt dit beeld van een saaie, voorspelbare man niet helemaal. Immanuel Kant was in zijn studententijd een getalenteerd kaartspeler en speelde ook regelmatig biljart, waar hij een centje mee bijverdiende.
Immanuel Kant had een enorme werkdrift en bleef zijn hele leven ongetrouwd.
De filosofie van Immanuel Kant: kernpunten
De kern van Kants filosofie vormt het volledig afscheid nemen van religie in de filosofie en het aanvaarden van een nieuwe metafysica die rationalisme en empirisme combineerde. Zelf formuleerde de Verlichtingsfilosoof het als volgt:
“Verlichting is de bevrijding van de mens uit de onmondigheid die hij aan zichzelf te wijten heeft.”
Als motto gebruikte Kant sapere aude: durf te denken. Tegelijk wees hij in zijn denksysteem op de grenzen van het verstand. In het eerste deel van zijn Kritieken, Kritik der reinen Vernunft, stelde Kant de wetten van het denken op. Volgens hem had de metafysica een slechte naam gekregen door de impasse tussen het rationalisme – zoals gepropageerd door filosofen als René Descartes, Gottfried von Leibniz en Spinoza – en het empirisme van denkers als David Hume, John Locke, Voltaire en Jean-Jacques Rousseau. De rationalisten namen hun vertrekpunt in het intellect, de rede (waarbij wetmatigheden de basis van het kennen vormen), terwijl de empiristen uitgingen van de ervaring als kennisbron. Daarbij beschouwt het empirisme, waarbij de mens gezien wordt als een tabula rasa, een onbeschreven blad dat beschreven wordt door de wereld van ervaring.
Kant voegde rationalisme en empirisme samen: verstandelijke kennis stemde volgens hem overeen met de werkelijkheid, maar dat kwam omdat het menselijk verstand die werkelijkheid structureerde. Tijd en ruimte vormen geen absoluutheden in de wereld, maar ‘aanschouwingsvormen’ van het menselijke brein. Ditzelfde gold ook voor oorzaak en gevolg.
Een kernbegrip bij Kant vormde de zogenoemde ‘copernicaanse revolutie‘ of ‘copernicaanse wending’. Net zoals de zon niet om de aarde draait, zo weerspiegelt de menselijke geest niet de wereld zoals deze werkelijk is maar alleen zoals de wereld zich aan de mens voordoet.
In het deel Kritiek van de praktische rede wees Kant op het fenomeen ‘vrijheid’ als kernbegrip van zijn filosofie. Vrijheid was in Kants ogen: autonomie, of letterlijk: zelf-wetgeving. De mens handelt in Kants ogen moreel als hij handelt overeenkomstig de morele wet die hij in zichzelf draagt. Deze morele wet noemde hij de ‘categorische imperatief’. De morele autonomie kwam bij Kant vóór alles. Uiteindelijk was ook het kennen ondergeschikt aan die universele morele wet. De praktische rede prevaleerde dus boven de theoretische rede.
Dood en blijvende invloed
Kant overleed op 12 februari 1804 in Köningsberg. Volgens zijn biograaf Karl Vorländer waren zijn laatste woorden:
“Es ist genug…”
Kant werd begraven nabij de Köningberger Dom. De gedenkplaats die daar ligt, staat bekend als de Stoa Kantiana.
Het gedachtegoed van Immanuel Kant is van enorme invloed geweest op de westerse filosofie na hem. Filosoof Arthur Schopenhauer noemde het boek Kritik der reinen Vernunft van Kant niet voor niets ‘het belangrijkste boek dat ooit in Europa verschenen is’. Kants gedachtegoed was van invloed op vele andere denkers. Bijvoorbeeld op de racistische filosoof Houston Stewart Chamberlain – die een boek over Kant schreef – of de geschiedfilosoof Leopold von Ranke.
Over de wijsgerige invloed van Kants gedachtegoed schrijft de Humanistische Canon het volgende:
“Twee belangrijke facetten springen er uit. Allereerst legt Kant de basis voor een denken waarin de wetenschappelijke zoektocht naar het wezen der dingen slechts één van de manieren wordt om de werkelijkheid te benaderen. Zo schept hij ruimte voor al die latere filosofen die een meerlagig wereldbeeld aanhangen en in het bijzonder voor hen die voorrang gaven aan de praktijk en de existentie. Karl Popper is een erfgenaam van Kant, maar ook Karl Marx en Jean-Paul Sartre dronken uit zijn bronnen.”
Immanuel Kant wees daarnaast op het failliet van religie en de godsbewijzen. Daarbij gaf hij in zijn ethiek een ereplaats aan de autonome mens, de mens die zijn morele daden alleen vanuit zichzelf kan verantwoorden. Dit gedachtegoed, de basis van het moderne mensbeeld, was van grote invloed op bijvoorbeeld de Duitse filosoof Friedrich Nietzsche.
Boek: Geschiedenis van de filosofie – Hans Joachim Störig
Het Humanistisch Verbond over Immanuel Kant:
Bronnen ▼
Boeken
-Jan Bor en Errit Petersma, De verbeelding van het denken. Geschiedenis van de westerse & oosterse filosofie (7e herziene druk; Amsterdam/Antwerpen: Atlas Contact, 2014) 471-481.
-Philip Stokes, Filosofie. 100 essentiële denkers (2e druk; Rijswijk: Uitgeverij Elmar, 2003) 96-97.
-Karl Vorländer, Immanuel Kant. Der Mann und das Werk (Hamburg: Felix Meiner, 1992) deel II, p.332.
Internet
-https://de.wikipedia.org/wiki/Immanuel_Kant
-Informatie over Kant op Humanistische Canon.