Wie nu in juni naar Spitsbergen reist, kan het zich haast niet voorstellen. Een expeditie met hond en slede, over het zee-ijs, ten noorden van Spitsbergen. Het waren andere tijden, terwijl er nu jaar op jaar een ‘zee-ijs minimum’-record gebroken wordt, was Spitsbergen in de jaren ‘20 nog grote delen van het jaar, per boot onbereikbaar vanwege het vele ijs. Tegen deze achtergrond speelt dit verhaal zich af.
Nadat men tevergeefs geprobeerd had om per schip de Noordpool te bereiken, lukte het de Noor Roald Amundsen het uiteindelijk per luchtschip. Hij vloog in 1926 met de zeppelin Norge, samen met zijn Amerikaanse sponsor Lincoln Ellsworth en de Italiaanse zeppelin bouwer Umberto Nobile, van Kingsbay op Spitsbergen, over de Noordpool naar Teller in Alaska. Op deze vlucht zagen zij op de Noordpool alleen ijs en maakten daarmee een einde aan de mythe dat er, wanneer je door de gordel van ijs brak, je wellicht een warm paradijselijk land zou vinden.
Sjef van Dongen verhuisde in 1923, met zijn moeder, broertjes en zusjes naar Spitsbergen, zijn vader werkte daar al, als magazijnmeester bij de Nederlandsche Spitsbergen Compagnie (Nespico) en had ook een baantje voor zijn 17-jarige zoon geregeld. Dit Rotterdamse bedrijf was in 1921 opgericht om een steenkoolmijn in Green Harbour te exploiteren. De steenkoolprijzen waren na de Eerste Wereloorlog flink gestegen en daarom leek het rendabel om steenkool uit Spitsbergen te halen. Het mijndorp werd 17 maart 1924 Barentsburg gedoopt en was in 1925 volledig operatief.
Al gauw werden alternatieve energiebronnen aangeboord en daalde de steenkoolprijs. Door de investeringen die de Nespico gedaan had, was Barentsburg niet lang rendabel. Na de zomer van 1926 werd besloten om in de winter niet door te delven. De mijnwerkers en kantoorlieden werden naar huis gestuurd. Men dacht toen nog dat de crisis van tijdelijke aard zou zijn. Slechts een handvol mensen bleef achter.
Sjef van Dongen was één van hen. Samen met de Duitser Kief en de Noren Dahl en Johansen had hij de taak om de dieren te verzorgen en de machines te onderhouden. De Deen Ludvig Varming, die eerder voor de Nespico had gewerkt, was in dienst getreden van het Noorse mijnbouwbedrijf Store Norske Kulkompani, dat een paar kilometer verderop ook een mijn had. Ook de vrouwen en kinderen van Kief, Johansen en Varming waren in Barentsburg gebleven.
Aanvankelijk bleven de mannen nog wel aan het werk, maar nog voor de winter viel, ging de grote generator uit en zat het dorp zonder stroom. Vanaf 26 oktober kwam de zon niet meer boven de horizon. De Poolnacht was begonnen. Er was niet veel meer te doen en elke avond werd er iets gevierd. De verkwisting van drank en etenswaren ging de jonge Sjef al gauw tegenstaan. Hij schreef aan zijn moeder:
“Ik ben nu het feesten verschrikkelijk beu. We zien elkaar elken dag en nieuws is er niet. Het is dus niets als skaal (‘proost’ in het Noors red.) en nog eens skaal. Ik hou me in het geheel dr buiten. Je staat verstomd als je ziet wat er op gaat. B.v. Zaterdag avond. 2 1/2 fl. whisky, 3 fl. witte wijn, 1 fl. port, 1 fl. cognac en ongeveer 1/2 fl. likeur. En dat verdeeld over 7 man. (Kief, Johansen, Dahl, ik, fru J, fru K en Stine) Ik moest dit eigenlijk niet schrijven want ik weet zeker dat u nu weer ongerust bent, maar heusch Ma ik beloof u dat ik nooit teveel zal drinken en ik heb het behalve op dat bierfeest ook nog nooit gedaan. Ons versch vlees is bijna op, de melk en boter staan op rantsoen. (melk 10 blik en boter 5 pond) de week. Dat gaat dus goed. Er wordt natuurlijk in het geheel niet op proviand gespaard. B.v. Hier gebruiken ze elken dag 1 kg boter, met de 3 kerstdagen hebben we 5 kg suiker gebruikt enz. Dat zijn zo dingen die niet opvallen, maar u begrijpt wel dat het andere niet minder is.”
Binnen een geïsoleerde groep, worden kleine ergernissen groot. Dat was op Spitsbergen niet anders. Sjef schreef alles van zich af, in brieven naar zijn moeder. Maar hij wist dat het gezin Van Dongen afhankelijk was van zijn salaris – 125 gulden per maand. Hij wilde dus ook niet te veel klagen en schreef veelvuldig:
“Zolang jullie het maar goed hebben, dan hou ik het nog wel een poosje uit.”
Overigens konden deze brieven niet verstuurd worden voor het eerste schip de eilandengroep weer kon bereiken. Dat was meestal in mei en daar werd halsreikend naar uitgekeken. Het schip betekende: nieuws, post, vers voedsel en nieuwe gezichten. Helaas, de zomer bracht geen nieuws over het voortbestaan van de Nespico en de volgende winter brak aan. Op de mevrouw Johansen na, waren de vrouwen nu vertrokken, dus ook het huishouden en eten koken kwamen nu voor rekening van de mannen.
Sjef was altijd al een sportieve jongeman geweest. Op Spitsbergen leerde hij al gauw ‘skiloopen’ en hij had plezier in het trainen van de sledehonden. Hij maakte regelmatig tochtjes naar de naburige mijnbouwdorpen in Advent Bay, Coles Bay en de Braganzamijn. Verder hielp hij pelsjagers en geologen met het transport.
De zoektocht naar de mannen van Nobile
In het voorjaar van 1928, was het nieuws dat de Italiaan Umberto Nobile nogmaals in een Zeppelin naar de Noordpool wil vliegen. Dit keer uit naam van de wetenschap. Nobile wilde landen op de Noordpool, om daar metingen te verrichten. Het ging mis, de Zeppelin Italia stortte neer. Gelukkig wist de marconist de locatie van de overlevenden door te seinen. Een grootscheepse internationale zoektocht was het resultaat.
Gerckens Bassøe was sinds 1925 gouverneur van Spitsbergen. Hij kende Sjef van Dongen goed en vroeg hem of hij bereid was om met zijn honden deel te nemen aan de zoektocht naar Nobile en zijn mannen. Toen deze vraag positief beantwoord werd, liet Bassøe hem en de Deen Ludvig Varming samen met honden en slede ophalen en naar Kingsbay brengen.
Zo begon voor Sjef het grote avontuur.
Hij moest, aan boord van het hulpschip Citta di Milano, bij kapitein Romagna komen, om daar verdere instructies te krijgen. Behalve Sjef van Dongen, was ook pelsjager Hilmar Nøis gevraagd om met een hondenslede deel te nemen aan de reddingsactie. Maar omdat het een Italiaanse expeditie betrof, werden er tevens Italiaanse ‘Alpenjagers’ meegestuurd. Alpenjagers, in het Italiaans Alpini, zijn een elite troep van het Italiaanse leger. Zij zijn in de Alpen getraind en zijn daarom gewend aan koude en barre omstandigheden. Zee-ijs is hen echter vreemd.
Hilmar Nøis kreeg de opdracht om de kust af te speuren en depots uit te leggen. Van Dongen en Varming kregen de opdracht om zich naar het eiland Foyn te begeven en daar te gaan zoeken. Dit was de, door de marconist doorgeseinde, locatie van Nobile en zijn mannen. Alpenjager Gennaro Sora zou met hen meegaan.
Helaas zat het niet mee, Varming moest na één dag al sneeuwblind achterblijven. Van Dongen en Sora gingen samen verder, maar het ijs bleek slecht en omdat de reis daardoor veel langer duurde, bleek ook de voedselvoorraad onvoldoende. Aanvankelijk konden zij hun rantsoen nog aanvullen met eieren en vogels, maar later moest Sjef zijn geliefde honden offeren.
Uiteindelijk zijn ze na drie weken aangekomen op het eiland Foyn en hebben ze gezocht op het ijs rondom, maar de groep van Nobile werd niet gevonden. De bemanning van de neergestorte Zeppelin bivakkeerden op het zee-ijs en dat was onderhevig aan stroming weer weggedreven. Wel gaven ze later te kennen, hondengeblaf gehoord te hebben. De Russische ijsbreker Krassin redde de groep van Nobile, en zag ook twee mensen op het eiland Foyn. Van Dongen en Sora werden vervolgens opgehaald door een Zweeds en een Fins vliegtuig. Een dag later waren zij terug in Kingsbay en was het avontuur afgelopen.
In het spoor van Sjef van Dongen, 2016
Het is zomer 2016, zee-ijs in de zomer is een zeldzaamheid geworden. Zelfs in de winter is het niet meer vanzelfsprekend. Wetenschappers hebben hun handen vol aan het berekenen van eventuele gevolgen. Maar het verminderde zee-ijs schept ook mogelijkheden. Je kunt nu per boot op plaatsen komen, die tot voor kort nog onbereikbaar waren.
Afgelopen zomer organiseerde ik, auteur en expeditieleider Michelle van Dijk, een reis in het spoor van Sjef van Dongen. Cineast Frans Mouws, die een documentaire maakte over Sjef van Dongen, was ook mee. Samen met gids en Arctisch Centrum-archeologe Frigga Kruse en 30 passagiers, werd de reis gemaakt aan boord van de driemaster Antigua.
De eerste dag werd een bezoek gebracht aan Kingsbay, wat tegenwoordig Ny Ålesund heet. ‘s Morgens werd het museum bezocht. Oude foto’s uit 1928 gaven een goed beeld van de situatie destijds. ‘s Middags was er een wandeling naar de ankermast waaraan de Zeppelin destijds geankerd was. Van de loods is niets meer te zien, maar er zijn wel twee monumenten opgericht: één voor Amundsen en één voor de expeditie van Nobile. Het monument voor de Italia-expeditie wordt nog altijd bezocht door ‘Alpenjagers’, die er het volkslied zingen en een gedenkteken achterlaten. Na terugkeer in het dorp, werd het oude telegrafiestation bezocht. Dit was in 1928 misschien wel de belangrijkste plek, omdat alle communicatie met de rest van de wereld, via dit station verliep. De avond viel, er stond een flinke bries en er werd koers gezet naar het Noordoosten.
Beverlysund is de plaats waar Van Dongen, Varming en Sora, onder het oog en voor de lens van Paramount filmer John Dored, de honden inspanden. Hier ging de expeditie van start. En hier zijn ook geogliefen te vinden die herinneren aan de reddingsoperatie in 1928. In cyrillisch schrift ligt daar ‘USSR’ en de namen van de Russische ijsbreker Krassin en het Russische vliegtuig Krasny Medved. Daar onder is in witte stenen het jaartal ‘1928’ aangegeven.
Op Kapp Platen bleef Varming achter vanwege zijn sneeuwblindheid. Hij bleef een poosje in een tentje in zijn slaapzak liggen, om zijn ogen tot bedaren te brengen. Sjef schrijft in zijn boek het volgende:
“Toen dit na ruim een halven dag dan ook geschiedde, bleef hij voor de zekerheid nog een paar uur liggende kalm een sigaret rooken. Totdat hij… uit zijn droomerijen op minder prettige manier werd opgeschrikt. De heele tent stortte n.l. plotseling boven zijn hoofd in elkaar, door de kracht van een…. berenpoot! Een beer n.l. had zijn nieuwsgierigheid niet kunnen bedwingen. Hij wilde wel eens weten, wat dat voor een vreemd en wonderbaar ding was, dat daar plotseling in zijn witte rijk uit den hemel scheen te zijn gevallen of uit den grond was opgedoken. Hij aaide er met zijn pootje eens overheen en kwam zoodoende met groote vraagoogen plotseling voor het verschrikte gezicht van onzen vriend Varming te staan. Deze echter, niet gesteld op dit bezoek, greep naar zijn naast hem liggenden revolver en met het tweede schot schoot hij het dier morsdood, aldus op een millimeter na ontsnappende aan eigen dood, en begrafenis in… een berenmaag.”
Nu, 2016, lag een ijsbeer ons op te wachten en daarom konden we niet aan land.
Outger Rep was een Nederlandse commandeur die in 1710 op Spitsbergen voer. Wat op de kaart van Sjef van Dongen het ‘Outger Ripseiland’ wordt genoemd, heet tegenwoordig Søre Repøya. Van Dongen was er op 20 juni 1928, wij waren er 21 augustus 2016. Frigga leidde een groep de 240 meter hoge berg op, en ik maakte met de andere helft een wandeling om de permafrost en het drijf- en wrakhout te bekijken. Het duurde echter niet lang of Frigga en haar groep kwam terug, omdat er een ijsbeer gezien was. En op Spitsbergen is de regel: ijsbeer aan land, wij niet! Dus iedereen werd weer terug aan boord gebracht. Onder zeil zijn we toen door gevaren naar Alpiniøya.
Alpiniøya dankt zijn naam aan Gennaro Sora. Hij merkte op dat het eiland nog niet op de kaart stond. En omdat Nederland op Spitsbergen al vertegenwoordigd is door ‘Amsterdameiland’, vond hij, dat hij dit eiland wel een Italiaanse naam kon toekennen. Hij noemde het ‘Isola degli Alpini’, naar de militaire eenheid waarvan ook hij deel uitmaakte. Na een nacht voor anker gelegen te hebben in de luwte van het eiland, nam de wind af en was het in de zon zelfs aangenaam buiten.
Dit was het perfecte moment om een steentje bij te dragen aan een wetenschappelijk onderzoek van het Duitse Alfred Wegener Institut, geïnitieerd door Poolreizigster Birgit Lutz. In dit onderzoek wordt gekeken naar wat er allemaal aan plastic aanspoelt op het strand. Er werd in twee groepen te werk gegaan. Elke groep kreeg een stuk strand toegewezen en zocht naar afval. Dit afval werd gesorteerd naar grootte, materiaal en herkomst. Terwijl de ene groep aan het verzamelen was, maakte de andere groep een korte wandeling rond het gebied en fungeerde als berenwacht. Na een uur werd er gewisseld. Groep 1 had een oppervlakte van 1.260 m² zandstrand met drijfhout en verzamelde 12,5 kg afval. Groep 2 verzamelde 14,2 kg afval op een oppervlakte van 1.211 m², dit strand bestond uit kiezelstenen en drijfhout. We kunnen er van uit gaan, dat toen Van Dongen en Sora over dit strand liepen, er helemaal nog geen plastic tussen het drijfhout lag.
Net als Sjef zetten wij onze reis voort naar Brocheiland, maar daar lag alweer een ijsbeer te slapen, onder een vogelrots, op de toendra. We voeren door naar Foynøya .
Zoals eerder al vermeld werd, is Foyn het eiland waar Sjef van Dongen door de Sysselmann (gouverneur) naar toe gestuurd werd, om de neergestorte Nobile te zoeken. Marconist Biagi wist op het ijs de radio aan de praat te krijgen en seinde het noodsignaal:
“S.O.S.F.O.Y.N.C.I.R.C.A.”
Nu stonden wij er, op het eiland Foyn. Het was nog niet zo makkelijk om er op te klimmen. Eerst moest een geschikte landingsplaats in gevonden worden, en toen die gevonden was bleek het eiland lastig te begaan. Grote ronde stenen bij het aanlanden en verder bestond het eiland uit steile rotsen.
Maar natuurlijk wilden wij op deze historische plek allemaal aan land, hét eiland verkennen en kijken of er nog ergens sporen te vinden waren van ónze Sjef. We klommen naar boven, en voordat we verder gingen richting het steenmannetje op de top van het eiland, viel ons oog op een strandje aan de andere kant van het eiland. Besloten werd om dat eerst te onderzoeken. Er lag veel drijfhout en een oude schoen, vlakbij een half verbrande boot. Na deze uitgebreid bestudeerd te hebben, klommen we weer omhoog richting het steenmannetje. Helaas, we waren slechts halverwege toen een ijsbeer ons tegemoet kwam. Zo snel als mogelijk haastten we ons over de steile rotsen en ronde stenen terug naar de boot. De zodiacs lagen al klaar om ons op te pikken, maar ook dat viel niet mee. Plotseling stak een storm op en terwijl wij vanaf de glibberige stenen in de zodiacs stapten, had de kapitein zijn handen vol aan het schip dat hij snel bij het eiland vandaan moest krijgen.
Zo had deze beer ons onbewust, precies op tijd in veiligheid gejaagd.
Maar het eiland heeft haar geheimen nog niet prijsgegeven, of er nog sporen zijn van de expeditie zal voorlopig een raadsel blijven. Dit was niet de eerste expeditie naar het eiland Foyn, maar wel één van de weinige waarbij het gelukt is aan land te komen. Vaak was het eiland onbereikbaar door ijs of wind, of was het bezet door een ijsbeer.
Van Dongen en Sora brachten 9 hongerige dagen door op en rond dit eiland. Van hieruit gingen zij het ijs op om te zoeken naar de overlevenden van de Italia. Hun missie was geslaagd, maar de overlevenden werden niet door hen gevonden. Op 13 juli werden Van Dongen en Sora gezien door de bemanning van de Krassin. Dit werd doorgeseind aan de Zweden die met de boot Quest in de Hinlopenstraat lagen. Terwijl de Krassin doorstoomde naar de overlevenden van de Italia, besloten de Zweden, om drie vliegtuigen te sturen naar het eiland Foyn en de mannen op te halen.
In het boek van Sjef van Dongen staat dat zij hun sleden in brand staken om aandacht te trekken. Nu ik zelf op het eiland Foyn geweest ben, trek ik dat in twijfel. De half verbrande boot zette mij een het denken. Zou deze boot er toen al gelegen hebben? Zo’n boot biedt in elk geval beschutting tegen de wind. Zou Sjef deze boot in brand gestoken hebben om aandacht te trekken? Het lijkt mij in elk geval onwaarschijnlijk dat je je eigen slede in brand steekt, terwijl het strand vol drijfhout ligt. En drijfhout is niets recentelijks, de oude walvisvaarders maakten er al melding en gebruik van. Zo noemde Outger Rep een grote fjord: Hout Bay. Deze is later vertaald naar Woodfjorden. Bovendien is er een verhaal dat de slede ooit is opgehaald en aangeboden.
Het verhaal is nog niet ten einde, in de toekomst zullen steeds meer ontdekkingen gedaan worden en de geschiedenis worden gewijzigd.
Boek: Sjef van Dongen, de Nederlandse Poolheld
Lees ook:
- De Nederlandse poolheld Sjef van Dongen
- Roals Amundsen, de eerste mens op de Zuidpool
- Umberto Nobile en de Norge
- Lincoln Ellsworth, met een luchtschip naar de Noordpool
- Lijst van ontdekkingsreizigers