Het Rijksmuseum in Amsterdam is sinds 2005 eigenaar van een schilderij van Jan Janz Mostaert. De titel: Portret van een Afrikaanse man, ook wel Gekerstende Moor genoemd. Het is geschilderd in olieverf op een eikenhouten paneel en heeft een afmeting van 30,8 bij 21,2 centimeter.
Wie was Mostaert? Hij werd rond 1474 te Haarlem waar hij in 1552/1553 stierf, geboren. Hij is vooral bekend om zijn portretten en altaarstukken. Van 1516 tot 1526 werkte hij te Mechelen aan het hof van Margaretha van Oostenrijk, tante van Karel V en landvoogdes van de Nederlanden.
Wat beeldt het schilderij uit?
De titels spreken voor zich: het gaat om een Afrikaan of Moor. Een zwarte is in drievierde naar links afgebeeld. Hij draagt handschoenen. Zijn rechterhand rust op zijn degen. Op zijn hoofddeksel valt een insigne op. Een zwarte werd op het Iberische schiereiland Moor genoemd, naar de vroegere Romeinse provincie Mauretania. Bij nader toezien is het insigne een herkenningsteken, een soort van bedevaartsinsigne. Dergelijke tekens golden tijdens de Middeleeuwen en Nieuwe Tijden als bewijs van een met succes afgelegde bedevaart. Zij die vandaag op bedevaart gaan naar Santiago de Compostela, anticiperen: ze dragen de typische Sint-Jakobsschelp al vanaf het begin van hun bedevaart.
Het loont de moeite om het insigne in detail te bekijken. Een exemplaar ervan wordt in het Germanisches Nationalmuseum te Nürenberg bewaard. Het wordt “Maria met Kind op troon” genoemd.
Het gaat om een luxe-insigne dat de gewone mens zich niet kon veroorloven. Het is immers van zilver. Het is rond met een diameter van 3,5 centimeter. Er zijn zes beschermingsgaatjes aangebracht: drie links waarvan twee in bovenste helft en drie rechts waarvan eveneens twee in bovenste helft. Het medaillon is in drie vertikale delen opgedeeld. Op de buitenste delen zijn gevleugelde engelen afgebeeld. De linkse engel die frontaal is afgebeeld, draagt een banderol waarop ave staat. De rechtse, die in profiel naar links afgebeeld is, draagt eveneens een tekstrol met daarop het vervolg van het woord op de eerste: maria.
Het centrale deel vraagt het meeste aandacht. Het beeldt eindpunt én doel van de bedevaart uit: Halle, een Vlaams-Brabantse stad die op de taalgrens en zestien kilometer onder Brussel ligt.
Maria, de moeder van Jezus die Christus worden zal, wordt frontaal afgebeeld. Ze zit op een sedes sapientia of troon der wijsheid. Jezus, die ze aankijkt, zit op haar schoot. Ze draagt een kroon en een aureool. De troon bestaat uit twee vertikale stijlen. De rugleuning wordt bekroond met een accoladeboog waarop een Grieks kruis prijkt. Onder de troon én de voeten van Maria staat het opschrift de hal wat het vervolg van het reeds aangehaalde ave maria is. Hal is de Franse naam van Halle.
Het centrale deel van de afbeelding is erg symbolisch én op de Sint-Martinuskerk van Halle, waar een zwarte madonna aanbeden wordt, betrokken. Het beeld waarvan in het hoogkoor van de kerk een kopie te zien is, is van het sedes sapientiae-type. Het origineel wordt in een kluis bewaard. In het timpaan van het zuidoostportaal wordt de kroning van Maria afgebeeld.
Het lichaam van Jezus is in drie vierde naar rechts afgebeeld. Zijn gezicht is frontaal weergegeven. Het hoofd is omringd door 3 x 3 stralen: links, boven en rechts.
Halle is sinds 1267 toen het bij het graafschap Henegouwen waar Frans de belangrijkste en dan ook administratieve taal was, behoorde, uitgegroeid tot een belangrijk bedevaartsoord. In dat jaar immers hebben de graven van Henegouwen die het ook in Holland en Zeeland voor het zeggen hadden, een Romaans of Romaans-Gotisch beeld van een zwarte madonna aan hun meest noordelijk-gelegen stad, gegeven.
Ook tijdens de Bourgondische, Bourgondisch-Habsburgse en Habsburgse overheersing lag Halle goed in de markt. De hertogen en aartshertogen en hun familie gebruikten het geregeld als slaapstadje op hun reizen door hun talrijke noordelijke bezittingen. Niet zelden kwamen ze er zelfs op bedevaart.
Wat is de link tussen de Moor en Halle?
Karel, de oudste zoon van Filips de Schone en koning van onder meer koninkrijken op het Iberische schiereiland, is er zeker één keer op bedevaart geweest. In 1520 kwam hij uit Brussel naar Halle om het Mariabeeld eer te bewijzen.
Waarom? Karel die Karel V zou worden, was in Catalunya toen hij de dood van Maximiliaan, zijn grootvader, vernam. Hij vertrok zo snel mogelijk naar de Nederlanden. Hij die heerste over een groot deel van de toen-bekende wereld, wilde de keizerskroon van het Heilig Roomse Rijk van Maximiliaan overnemen.
Gemakkelijk was dat niet: ze was immers niet erfelijk. Om keizer te worden moest men verkozen worden door de keurvorsten van het Heilig Roomse Rijk, vier wereldse en drie religieuze potentaten. Karel was niet de enige kandidaat. Zijn erfvijand Frans I, koning van Frankrijk, had zich ook kandidaat gesteld. Met fortuinen probeerde hij de keurvorsten aan zijn kant te krijgen. Karel speelde het spel anders: cru, zoals men dat van hem toen al en ondanks zijn jeugdige leeftijd gewoon was. Hij liet zijn troepen Frankfurt waar de keurvorsten samengekomen waren om de nieuwe keizer aan te duiden, omsingelen. De uitgeoefende militaire druk lukte. Karel won het pleit: op 8 juni 1519 werd hij tot keizer verkozen.
Een goed jaar later, op 23 oktober 1520, werd hij te Aken als roomskoning geïnstalleerd. Het zou nog duren tot 24 februari 1530, de dag van zijn dertigste verjaardag, vooraleer hij te Bologna door paus Clemens VI tot keizer gekroond werd.
Karel was de laatste keizer die door de keurvorsten verkozen werd. Vanaf dat moment werd het keizerschap van het Heilig Roomse Rijk en later Oostenrijk erfelijk. Karel werd opgevolgd door zijn broer Ferdinand. De titel bleef binnen de familie van de imperialistische Oostenrijkse Habsburgers tot de opdoeking van dat keizerrijk.
Toen Karel zijn verkiezing tot keizer vernam, vertrok hij naar Halle om de maagd te bedanken. Zijn broer Ferdinand was in zijn gezelschap. Het spreekt voor zich dat ze niet alleen waren. Ze waren vergezeld door leden van Karels hof en een uitgebreide lijfwacht. Eén van die lijfwachten was Mostaerts Afrikaan.
Dat Mostaert de Moor geschilderd heeft, is geen toeval. Herinner je dat hij aan het hof van de landvoogdes gewerkt heeft. Het is dan ook niet meer dan logisch dat hij Karel vóór of na zijn bedevaart naar Halle gezien heeft. Het is dan ook niet meer dan logisch dat hij de lijfwacht met insigne op zijn hoofddeksel, die door zijn lichaamskleur meer opviel dan anderen, vóór of na Karels bedevaart naar Halle gezien heeft. Hoewel het schilderij zou geschilderd zijn tussen 1525 en 1530, ga ik ervan uit dat het werk in 1520, het jaar van Karels bedevaart naar Halle, of net erna ontstaan moet zijn.
Vreemd dat het Zuidwestbrabants Museum te Halle, dat spijtig genoeg meer gesloten dan open is en de benaming museum dan ook nauwelijks waard is, er geen exemplaar van tentoon stelt. Bezit het een exemplaar van wat zonder veel moeite hét bedevaartsinsigne van Halle kan genoemd worden?! Bezit het een exemplaar van wat zonder veel moeite één van de hoogtepunten van de geschiedenis van Halle kan genoemd worden?!