Johan Huizinga (1872-1945) – Nederlandse cultuurhistoricus

‘Aanklager van zijn tijd’
8 minuten leestijd
Johan Huizinga op een Nederlandse postzegel (Geheugen van Nederland)
Johan Huizinga op een Nederlandse postzegel. Het portret van de historicus werd in 1954 postuum geschilderd door Sierk Schrƶder. (Geheugen van Nederland)

De veelgeprezen Nederlandse cultuurhistoricus Johan Huizinga (1872-1945) staat het meest bekend om zijn meesterwerk Herfsttij der Middeleeuwen (1919), zijn streven om tegelijk een geleerde en kunstenaar te zijn en een sterk verlangen naar eenwording met de geschiedenis, een soort escapisme wat Huizinga zelf verwoordde als ‘historische sensatie’. Dit verlangen ging gepaard met een stelselmatig cultuurpessimisme en wantrouwen jegens de moderne beschaving onder invloed van de Eerste Wereldoorlog.

Herfsttij der middeleeuwen
Herfsttij der middeleeuwen
In deze biografie ligt het accent op Johan Huizinga’s persoonlijke leven en ontwikkeling, op zijn evidente cultuurpessimisme en op de kern van zijn belangrijkste publicaties.

Huizinga heeft meerdere prachtige en ook invloedrijke boeken geschreven, waarvan de volgende werken mijns inziens tot zijn beste gerekend moeten worden: Mensch en menigte in Amerika (1918), Herfsttij der Middeleeuwen (1919), Cultuurhistorische verkenningen (1929), In de schaduwen van morgen. Een diagnose van het geestelijk lijden in onze tijd (1935) en Homo Ludens. Proeve eener bepaling van het spel-element der cultuur (1938) tot zijn beste werken behoren. Bekend is verder nog Huizinga’s boekje over de zeventiende eeuw, die in de historiografie veel bediscussieerd is: Nederlands beschaving in de zeventiende eeuw (1941). Zijn laatste geschrift was Geschonden wereld, een beschouwing over de kansen op herstel van onze beschaving uit 1945.

Jeugd, opleiding en privƩ

Johan Huizinga werd op 7 december 1872 geboren in Groningen, in een harmonisch gezin. Zijn vader Dirk kwam uit een familie van doopsgezinde predikanten. Hij was in 1876 hertrouwd met Hermanna Margaretha de Cock, die door Johan als zijn echte moeder werd beschouwd; zijn biologische moeder Jacoba Tonkens (1841-1874) was overleden toen Johan net twee jaar was.

Johan was een dromerig kind en al jong geĆÆnteresseerd in spannende verhalen. Zo las hij nog lang sprookjes, droomde hij weg bij de historische optochten die georganiseerd werden door studenten in zijn geboorteplaats Groningen en genoot hij op de lagere school van het vak geschiedenis.

Na het gymnasium koos Johan Huizinga voor een studie germanistiek aan de Universiteit van Groningen, waaraan hij in 1891 begon en die hij afrondde in 1895. Na zijn terugkeer maakte hij een reis naar Leipzig en ontwikkelde hij vage plannen om te promoveren in de taalkunde. Zijn proefschriftconcept, ‘Inleiding en Opzet voor Studie over Licht en Geluid’ keurde Barend Sijmons, zijn Groningse promotor, af. Daarna begon Huizinga aan een ander proefschrift, De VidĆ»saka in het Indisch tooneel, waarop hij in in 1897 promoveerde.

Huizinga’s interesses op dat moment waren literatuur (de Tachtigers waren eventjes helden voor Huizinga), muziek (passief) en beeldende kunsten (Charley Toorop en Vincent van Gogh). Geschiedenis kreeg meer en meer zijn interesse. Huizinga maakte als student bijvoorbeeld al veel humoristische geschiedenistekeningen. Deze zijn later postuum uitgebracht in het boek Keur van gedenkwaardige tafereelen uit de Vaderlandsche historiĆ«n (1950).

Op 24 maart 1902 trouwde Johan Huizinga met Mary Schorer, die in juli 1914 overleed. Uit dit huwelijk werden drie zonen en twee dochters geboren. Ruim 23 jaar later, op 4 oktober 1937, hertrouwde Johan met Auguste Schƶlvinck. Met haar kreeg hij ƩƩn dochter.

Docent en hoogleraar geschiedenis

De bekende Groninger hoogleraar Vaderlandse geschiedenis Petrus Johannes Blok (1855-1929) bezorgde Johan Huizinga in 1897 een betrekking als leraar in de geschiedenis aan de HBS te Haarlem, waar Huizinga tot 1905 aanbleef. Deze betrekking betekende dat Huizinga zich vanaf nu onafgebroken kon bezighouden met de westerse geschiedenis.

Vanaf 1903 tot 1905 was Johan Huizinga naast geschiedenisleraar in Haarlem ook privaatdocent in de Oudheid- en Letterkunde van Voor-Indiƫ aan de Universiteit van Amsterdam. In deze periode solliciteerde Huizinga bij de Koninklijke Bibliotheek, maar hij werd afgewezen.

Reliƫf in een universiteitsgebouw in Leiden - cc
ReliĆ«f in een universiteitsgebouw in Leiden – cc

Op 1 augustus 1905 werd Johan Huizinga, opnieuw op voorspraak van P.J. Blok, in Groningen aangesteld als hoogleraar Algemene en vaderlandse geschiedenis. Huizinga gaf meteen blijk van zijn geschiedtheoretische interesse met zijn inaugurele rede Het aesthetische bestanddeel van geschiedkundige voorstellingen (1905). Hierin formuleerde hij enkele principes die zijn levenswerk zouden blijven kenmerken.

In 1915 stapte Huizinga over naar de Universiteit Leiden als hoogleraar Algemene geschiedenis. Hij werkte in deze periode in het Middelburgse buitenhuis Toorenvliedt (ook wel Thoornvliet genoemd) aan zijn boek Herfsttij der Middeleeuwen. Voor dit meesterwerk – dat recent nog in een top 10 van beste geschiedenisboeken ooit belandde – ontving Huizinga in 1920 de D.A. Thiemeprijs. Het boek werd in 1924 in het Engels en Duits vertaald.

Van 1916 tot 1933 was Johan Huizinga redacteur van het tijdschrift De Gids

Johann von Leers
Johann von Leers
Op 11 april 1933 stuurde Johan Huizinga, als rector van de Universiteit van Leiden, een Duitse delegatie weg onder leiding van publicist en hoogleraar dr. Johann von Leers (1902-1965) – een eersteklas idioot, die zich later tot de islam bekeerde en zijn naam veranderde in Omar Amin von Leers -, tijdens een studentencongres. Huizinga had vernomen welke antisemitische publicaties deze man had gepubliceerd. EĆ©n van Von Leers’ boekjes had als titel Juden sehen dich an (de ondertitel luidde: ‘nog niet opgehangen’…); een ander pamflet kopte Juden heraus. Dit soort opvattingen past uiteraard niet in een universitair klimaat waar vrije discussie en gelijkheid de norm zijn.

Enkele weken later weigerde het prominente Duitse Historische Zeitschrift een bijdrage van Johan Huizinga vanwege zijn actie richting Von Leers.

Johan Huizinga trad op als promotor bij de ere-promotie van prinses Juliana te Leiden op 31 januari 1930. Van 1929-1942 was hij voorzitter van de afdeling Letterkunde van de Koninklijke Academie van Wetenschappen (KNAW).

Kern van Huizinga’s geschiedopvattingen

Johan Huizinga’s geschiedopvattingen en stijl hebben veel invloed gehad op historici na hem. Kerndoel bij Huizinga was dat de historicus op zoek moet gaan naar ‘de waarheid’, naar de zin voor de geschiedenis. Typerend hierbij is Huizinga’s beeldende manier van schrijven, met gebruik van veel bijvoeglijke naamwoorden en stilistische beschrijvingen. De historicus zet niet alleen maar wat feiten op een rij, maar is ook een echte (woord)kunstenaar die een verhaal creĆ«ert.

De historicus kan hierom in de ogen van Huizinga ook niet objectief zijn. Hij legt immers zijn eigen visie in het verleden en creƫert als het ware een kunstwerk.

Meer nog dan de onderwerpen die Huizinga beschreef – zoals de Middeleeuwen, Nederlandse zeventiende eeuw of de Verenigde Staten – is zijn befaamde definitie van het begrip ‘geschiedenis’ bij historici blijven hangen. Geschiedenis is…

“…den geestelijke vorm, waarin een cultuur zich rekenschap geeft van haar verleden.”

In zijn Verzamelde Werken, deel VII (p.99), schreef Huizinga, voortbordurend op deze definitie:

“De geestelijke occupatie, die aan den vorm Geschiedenis ten grondslag ligt, is die, dat men den zin wil verstaan van wat vroeger gebeurd is. De geest wordt geoccupeerd, bezeten door het verleden. Het gewicht en de beteekenis van dien geestelijken drang en van zijn product de historie ligt in den volmaakten ernst, die hem kenmerkt. Het is een volstrekte behoefte, om tot echte kennis van het waar gebeurde door te dringen, ook al weet men de middelen daartoe nog zoo gebrekkig.”

Uit dit citaat wordt duidelijk dat de historicus in Huizinga’s ogen geĆ«nthousiasmeerd (‘geoccupeerd en bezeten’) moet worden door het verleden om tot de kern door te kunnen dringen. Daarbij lag de klemtoon op de geestelijk-culturele en niet op de materiĆ«le aspecten van geschiedenis. Huizinga was sterk anti-materialistisch: de geest was in zijn ogen dominant over de materie. Wel bepleitte Johan Huizinga een rationele manier van geschiedenis beoefenen, maar hij geloofde niet in het vooruitgangsgeloof van zijn tijd. De moderne tijd werd in Huizinga’s ogen namelijk gedomineerd door machines en materialisme (niet door de geest) en door de waanzin van de massa (en helaas niet door het rationele individu). Hierdoor dreigde de ondergang van het Avondland, de westerse wereld, in een waanzinnige razernij van dolheid.

Johan Huizinga
Johan Huizinga
Een belangrijk concept dat Huizinga ontwikkelde, was de idee van ‘historische sensatie’ (ook wel historische ervaring, historisch contact of historische perceptie genoemd). Hieronder verstond hij een subjectieve, individualistische beleving die mensen die met geschiedenis bezig waren – zonder dat ze het wilden of zouden kunnen tegenhouden – kon overkomen. De historische sensatie betreft een plotselinge emotie die men kan beleven bij een direct contact met het verleden, waarbij het tijdsverschil lijkt weg te vallen. Ben je bijvoorbeeld in een oud historisch gebouw, dan kun je je gevoelsmatig helemaal terug wanen in de tijd van toen. De tijd lost zich dan op in het moment van die historische sensatie en je bent heel even Ć©Ć©n met het verleden.

Ten slotte moet Huizinga’s cultuurkritiek, zijn denken over massa en individu en zijn sombere toekomstbeeld genoemd worden, die met name gestalte kregen na de industriĆ«le slachting van de Eerste Wereldoorlog. Huizinga was, zoals dr. Wessel Krul het heeft verwoord, een ‘aanklager van zijn tijd’. Met name in de boeken Mensch en menigte in Amerika (1918) en In de schaduwen van morgen (1935) komt Huizinga’s sombere cultuuranalyse naar voren. Overigens zonder dat Huizinga daarbij in een uitzichtloos cultuurpessimisme verviel. Hij bleef een mogelijke uitweg zien uit de malaise, namelijk via een terugkeer naar de normen en waarden van het christendom, de nadruk op individu in plaats van massa en geest in plaats van materie.

Overlijden

Op 1 februari 1945 overleed Johan Huizinga, na een kort ziekbed, op 72-jarige leeftijd in De Steeg, gemeente Rheden. De literaire nalatenschap en het archief van Johan Huizinga zijn ondergebracht op de Universiteit Leiden.

Het in Utrecht gevestigde Huizinga Instituut, de nationale onderzoeksschool voor cultuurgeschiedenis, is vernoemd naar Johan Huizinga. De Universiteit Leiden organiseert jaarlijks een lezing, de ‘Huizinga-lezing’, die ook herinnert aan de beroemde historicus. Verder vernoemde de Universiteit Leiden een gebouw naar hem, het Johan Huizinga-gebouw, waarin de opleidingen geschiedenis, kunstgeschiedenis en klassieke talen ondergebracht zijn.

De klassieker van de historicus: Herfsttij der middeleeuwen
Autobiografisch werk: Mijn weg tot de historie
Ander boek van zijn hand: Nederland’s beschaving in de zeventiende eeuw

Korte video over Johan Huizinga:

Citaten van Johan Huizinga

Onderwijs is onder-wijs.” (In de schaduwen van morgen, p.64)

Geschiedenis is den geestelijken vorm waarin een cultuur zich rekenschap geeft van haar verleden.” (Cultuurhistorische verkenningen, p.156)

Het zou voor niemand onverwacht komen, als de waanzin eensklaps uitbrak in een razernij, waaruit deze arme Europeesche menschheid achterbleef in verstomping en verdwazing, de motoren nog draaiende en de vlaggen nog wapperende, maar de geest geweken.” (In de schaduwen van morgen, p.1)

De moderne middelen van geestelijk verkeer [lees: de moderne media] hebben politieke propaganda tot een van de gevaarlijkste en onnoozelste praktijken voor volksmisleiding en publiek bederf gemaakt, en daarmee tot een der ergste vijanden van cultuur.” (Geschonden wereld, p.126 en 154)

Mechaniseering en organisatie… wezen den mensch van het individualisme naar het collectivisme, en de menschen omhelsden dit. Dit leidde tot negatie van het diepst persoonlijke, de slavernij van den geest.
(In de schaduwen van morgen, p.206,207)

Bronnen ā–¼

Boeken
-Pieter Geyl, ā€˜Huizinga als aanklager van zijn tijdā€™ (1961), in: Mededelingen der Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, afd. Letterkunde (Amsterdam 1961) 135-177.
-LĆ©on Hanssen, Huizinga en de troost van de geschiedenis. Verbeelding en rede (Meppel 1996).
-W.E. Krul, Historicus tegen de tijd. Opstellen over leven en werk van J. Huizinga (Groningen 1990).

Internet
-F.W.N. Hugenholtz, ‘Johan Huizenga (1872-1945)’ in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979). Zie ook online: http://resources.huygens.knaw.nl/bwn/BWN/lemmata/bwn1/huizinga
-‘Prof.dr. J. Huizinga. 25 jaar hoogleeraar te Leiden’, Leidsch Dagblad (16 januari 1940).
-Artikel van prof. F.R. Ankersmit uit 1993 over Huizinga’s historische ervaring (historische sensatie).

Huizinga online lezen
-Integraal: Primaire boeken en teksten van en over Huizinga.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×