Tal van Spaanse vorsten kregen bijnamen. In 2009 inventariseerde Heleen Peeters-van der Beek († 2015) deze namen en schreef er een artikel over. Dit wordt nu door Historiek onverkort weergegeven.
Weinig voornamen, veel bijnamen
Vertaling van koninklijke bijnamen
Lange tijd heerste in Nederlandse geschiedenisboeken de gewoonte om buitenlandse eigennamen te vertalen, wat merkwaardige resultaten opleverde, omdat voor sommige voornamen moeilijk een equivalent te vinden was. Zo trof de lezer dan op de lijst van Spaanse koningen tussen alle Alfonsen en Ferdinands ineens een kennelijk onvertaalbaar bevonden Ordoño, Ramiro of Sancho aan. Tegenwoordig wordt ingezien dat het vertalen van voornamen niet zo zinnig is en in dit artikel worden dan ook consequent de Spaanse voornamen gehanteerd. Bijnamen echter hebben een betekenis, die onvertaald aan veel Nederlandse lezers zal ontgaan. De vertalingen van bijnamen blijken sneller te verouderen dan de originelen. Bij vertalingen die weliswaar ingeburgerd zijn, maar nu archaïsch, braafjes of te preuts overkomen, is hier getracht een eigentijds equivalent te vinden.
Deugden en verdiensten
Dikwijls was de bijnaam van een vorst vleiend bedoeld en werd die vooral door de edelen aan hun heer toegekend. Meer dan één koning werd gestreeld met een bijnaam als El Grande, El Conquistador (De Veroveraar) of El Batallador (De Strijdvaardige). Koning Alfonso III van Aragón, wiens regeerperiode slechts van 1285 tot 1291 duurde, werd geëerd met de bijnaam El Franco, De Vrijgevige, om zijn gulle houding tegenover zijn vazallen. Op Majorca en Ibiza, eilanden die hij met aanvallen bestookte en uiteindelijk veroverde, zal men die kwalificatie niet van harte onderschreven hebben.
Fernando III (1217-1252) van Castilië en León werd om zijn vele schenkingen aan de katholieke Kerk en zijn niet-aflatende inspanningen ter verbreiding van de christelijke invloedssfeer eeuwen later heilig verklaard. Dat gebeurde door Paus Clemens X in 1671 en sindsdien werd hij Fernando el Santo of San Fernando genoemd. In 1810 werd hij door Fernando IV van Napels nog extra gelauwerd met het instellen van een ridderorde met hun beider naam.
Martín I van Aragón regeerde van 1356 tot 1410 en werd beschouwd als een uitermate beschaafd en intelligent man, een typische Renaissancekoning, en daarom el Humano genoemd. In het Nederlands werd de bijnaam vertaald als De Menselijke, nu misschien liever te vertalen als De Humanist. Omdat zijn oudste zoon ook Martín heette, kreeg hijzelf later als tweede bijnaam El Viejo, De Oude.
Fernando VI, koning van Spanje van 1746 tot 1759 werd El Prudente en ook El Justo genoemd, respectievelijk vertaald als De Voorzichtige en De Rechtvaardige. Die bijnamen kreeg hij vooral om zijn politiek behoedzame manoeuvreren ten opzichte van Engeland en Frankrijk, welke landen elk apart een alliantie met Spanje nastreefden.
Ondeugden en slechte eigenschappen
Bijnamen met een negatieve connotatie werden evenmin geschuwd. Soms waren die alleen bij de tegenstanders van een vorst in gebruik, bijvoorbeeld de bewoners van een veroverd gebied, soms ook bij de eigen onderdanen, als hun koning niet geliefd was. Ordoño IV, die in 958 de troon van León ontroofde aan Sancho I, maar al twee jaar later op zijn beurt door zijn rivaal werd afgezet, werd zonder omwegen El Malo genoemd, in het Nederlands: De Boze, eigentijdser: De Schurk of De Duivel.
De bijnaam van Carlos IV (1788-1808) van Spanje, el Consentidor, zouden wij nu eerder vertalen als De Slappeling dan als De Toegeeflijke, want velen van zijn onderdanen was het een doorn in het oog dat hij het regeren overliet aan zijn echtgenote, Maria Luisa van Bourbón-van Parma en de vertrouweling Manuel de Godoy.
Levenswijze of overlijden
Van Fávila el Oso, die slechts twee jaar koning was van Asturië, van 737 tot 739, is niet veel meer bekend dan dat hij El Oso werd genoemd. De Beer, niet omdat hij zelf zo oersterk was, maar omdat hij volgens de legende tijdens de jacht door een beer gedood werd.
Een merkwaardige bijnaam kreeg Sancho Garcés II, van 970 tot 994 koning van Navarra. Hij werd bekend als Sancho Abarca. Abarca of albarca is de naam van een sandaal die slechts bestaat uit een leren zool, ondergebonden met banden of repen leer kruiselings over wreef en kuit. Vooral herders gebruikten dit schoeisel. Over de bijnaam doen twee legendes de ronde. Volgens de ene werd Sancho opgevoed door een herder en trad hij bij zijn uitroeping tot koning aan op abarcas. In de andere legende wist hij Pamplona tijdens een winter te redden uit handen van de Moren door troepen aan te voeren over de Pyreneeën, waarbij het voetvolk abarcas droeg. De koning herinnerde zich namelijk dat herders op dat schoeisel zelfs in guur weer altijd moeiteloos de bergen overstaken.
Sancho Garcés IV, koning van Pamplona vanaf 1054, werd in 1076 na een samenzwering tijdens een jachtpartij door verwanten vermoord nabij het Navarrese dorp Peñalén. Hij werd eerder El Noble, De Edelmoedige genoemd, maar ging de geschiedenis in als Sancho de Peñalén.
Rond de figuur van Alfonso VI van León werd in eigentijdse balladen en kronieken een heroïsch beeld gevormd. Hij werd als middelste en favoriete zoon van Fernando I in 1065 koning van León en veroverde Galicië en Castilië op zijn beide broers. Vooral om zijn onverschrokken optreden tegen de Moren werd deze koning geëerd als El Bravo, De Dappere.
Alfonso II, van 1164 tot 1196 koning van Aragón, de kleinzoon van Ramiro de Monnik, kreeg de suggestieve bijnaam El Casto, De Kuise. In tegenstelling tot wat zijn bijnaam doet vermoeden, verwekte hij acht kinderen bij Sancha van Castilië, met wie hij in 1174 in Zaragoza in het huwelijk was getreden. Naar verluidt had hij echter geen buitenechtelijke kinderen, wat opmerkelijk was voor die tijd.
Koning Fernando IV van Castilië, op de troon van 1295 tot 1312, kreeg de bijnaam El Emplazado, te vertalen als De Gedagvaarde. Hij was geen gemakkelijk man voor zijn omgeving, maar zijn moeder wist keer op keer zijn edelen te sussen. Het verhaal gaat, dat hij enkele hem zeer onwelgevallige edelen, de broeders Carvajal, van een hoge rots liet storten en dat deze edelen vervolgens voor de troon van God bepleitten dat dertig dagen later ook de koning zou overlijden. Inderdaad kwam Fernando precies een maand later, in zijn 26e levensjaar, onverwachts aan zijn einde, slapend in zijn legertent tijdens een uitval naar de Moren. Gedagvaard voor de ‘hoogste troon’.
Lichamelijke en geestelijke kenmerken
Net als bij eenvoudiger stervelingen gaven ook bij monarchen opvallende lichamelijke kenmerken of gebreken gemakkelijk aanleiding tot bijnamen. Ook toegeschreven psychische eigenschappen leidden tot spottende bijnamen.
Sancho I van León, die met twee jaar onderbreking regeerde van 956 tot 966 over het koninkrijk León, was zo zwaarlijvig dat hij niet zonder hulp een paard kon bestijgen, wat in die tijd van voortdurend strijdgewoel natuurlijk een forse handicap was. Hij werd door zijn rivaal Ordoño IV el Malo van de troon gestoten. Zijn bijnaam luidde nogal voor de hand liggend El Craso, De Zwaarlijvige of liever De Dikzak. Zijn grootmoeder, Tota Aznárez, ontfermde zich over hem en reisde met hem samen om hulp naar de Kalief van Córdoba. Een Joodse geneesheer aan het hof van Córdoba gaf en passant goede raad om zijn lichaamsgewicht te verminderen, maar juist zijn afslankpogingen stortten hem uiteindelijk in het ongeluk. Weliswaar kreeg hij de kroon van León tijdelijk terug, maar bij een feestbanket in de buurstaat Galicië ter viering van een neergeslagen opstand wilde hij als dessert uitsluitend een appel nuttigen. Die bleek helaas vergiftigd te zijn.
Navrant is het verhaal van Enrique IV, van 1454 tot 1474 koning van Castilië: zijn bijnaam was El Impotente, in preutse tijd in het Nederlands vertaald als De Machteloze. Hij trouwde in 1440 met zijn twaalfjarige nichtje Blanca II van Navarra, als bezegeling van een vier jaar eerder gesloten vredesverdag tussen Navarra en Castilië. Bij pauselijk besluit werd dit huwelijk dertien jaar later ontbonden, nadat officieel de maagdelijkheid van Blanca was aangetoond. Enrique werd officieel impotent verklaard, waarmee zijn tegenstrevers een belangrijk politiek wapen in handen kregen. Twee jaar later hertrouwde Enrique met een ander nichtje, Juana van Portugal en in 1462 werd een dochter, Juana, geboren. Boze tongen beweerden dat de dochter verwekt was door hofvertrouweling Bertrán de la Cueva. Zij werd meesmuilend Juana la Beltraneja genoemd.
Tragisch was het leven van Juana van Castilië, die in naam van 1506 tot 1555 koningin van Castilië en León was, maar door haar omgeving krankzinnig werd genoemd. Ze bracht decennialang in gedwongen eenzame opsluiting door en werd bekend als Juana la Loca, vertaald als Johanna de Waanzinnige. Zowel bij de bijnaam als bij de vertaling is wel een vraagteken te plaatsen: was zij niet eerder een slachtoffer van politieke intriges? En klinkt ‘Gekke Juana’ niet echter?
Ook beklagenswaardig was Koning Carlos II, die in naam over Spanje, de Zuidelijke Nederlanden, Napels en Sicilië regeerde van 1665 tot 1700, maar in feite niet tot regeren in staat was. Hij werd El Hechizado genoemd, wat in het Nederlands vertaald werd als De Behekste. Hij was namelijk zowel geestelijk als lichamelijk ernstig gehandicapt, hoogstwaarschijnlijk ten gevolge van degeneratie door inteelt binnen zijn familie, de Habsburgers, maar volgens het geloof van die tijd door beheksing. Tevergeefs traden vele exorcisten aan. De arme Carlos werd tweemaal uitgehuwelijkt, maar bleef kinderloos en met hem stierf in 1700 de Spaanse tak van het Huis van Habsburg uit.
Vorsten met meer dan één bijnaam
Hiervóór werden al enkele koningen genoemd die twee of meer bijnamen kregen toegemeten. Dikwijls was dat afhankelijk van de positie of het perspectief van de toekenners. Ook werd in de loop der geschiedenis in de annalen soms de ene kant, dan weer de andere kant van een persoon meer benadrukt.
Ook Pedro IV van Aragón (1336-1387) kreeg twee bijnamen: El Ceremonioso en El del Punyalet, vertaald als De Ceremoniële en Van de kleine Dolk. De eerste bijnaam dankte hij aan zijn plechtstatige optreden, de tweede aan de kleine dolk die hij in het openbaar altijd in zijn hand had. Deze benaming zou vanwege de alliteratie én de middeleeuwse sfeer een bevredigender vertaling kunnen krijgen als Pedro met de Ponjaard. Met dit steekwapen verbrak Pedro IV de zegels van het document met de privileges der edelen, waarbij hij per ongeluk in zijn hand sneed. Zijn lakonieke commentaar: in naam van deze privileges is veel bloed vergoten, dus het is goed dat ze worden uitgewist met koninklijk bloed.
De zoon van Carlos IV, Fernando VII van Spanje, zat in 1808 enkele maanden op de troon en vervolgens van 1814 tot 1833. Zijn twee bijnamen luidden El Deseado en El Rey Felón, respectievelijk De Gewenste en De Verrader. Als jong vorst was deze koning zeer geliefd bij het volk. Hij was de eerste koning na het verdrijven van de gehate José Bonaparte. Al snel na zijn kroning ontwikkelde hij zich echter tot een absolutistisch vorst die zelfs de Grondwet van Cádiz afschafte. De Verrader slaat zowel op het hem door zijn tegenstander Manuel de Godoy aangerekende hoogverraad, waarvoor hij in 1807 gearresteerd werd, als op het verraad van zijn medeplichtigen dat hij daarna volgens de kroniek pleegde. Zo kan het bij koningen uit het verleden verkeren.
Het tragische leven van ‘Johanna de Waanzinnige’
De koning die op dieet moest
Boeken over Spanje