Het boek Een wolkenkrabber op de savanne voert de lezer mee op een intrigerende reis door een snel veranderend continent. Het is het bloedmooie, maar soms ook bloedstollende verhaal over de postkoloniale zoektocht van Afrikaanse landen naar een eigen plek onder de zon. Het is ook een overzicht van veertig jaar verslaglegging door de Afrika-correspondent van de NRC, Koert Lindijer. Wat bezielt een journalist eigenlijk om ‘op avontuur te gaan in wetteloze streken’, zoals hij zelf schrijft?
Ontwikkeling
Want wat een avontuur is het geworden! Lindijer is vanaf 1983 – lijkt het – bijna overal bij als er trammelant is. Hij trekt van crisis naar crisis, bijvoorbeeld naar Soedan als de Moslimbroeders vanuit het Arabische noorden aan het moorden slaan in het zuiden. Lokale milities – de Janjaweed – richten per kameel en paard slachtingen aan onder de zwarte bevolking. Er komen misschien wel twee miljoen mensen om het leven. Dan is er het front tussen het kleine Eritrea aan de kust en het grote Ethiopië. Lindijer reist erheen en verbaast zich erover dat de partijen maar niet van ophouden weten. De genocide in Rwanda is een absoluut dieptepunt. Lindijer spreekt slachtoffers en daders en concludeert dat niet…
‘…tribale haat maar nepnieuws de massa had aangezet tot moorden’.
En dan is er nog de bloedige oorlog in Kongo om de erfenis van die allergrootste fraudeur op het pluche: Mobutu Sese Soko en diens opvolger Laurens Kabila, in dit hartland van Afrika.
Het zijn verhalen die indruk maken. Want ook al komen er veel ‘goede mensen’ aan het woord in het boek, de leiders zijn dat meestal niet, integendeel. De Tanzaniaanse president Julius Nyerere is de uitzondering en een van de weinige helden in het boek. Nyerere was wars van ijdeltuiterij, liet zich bekritiseren en ontwikkelde eigen ideeën over Afrikaans bestuur en samenleven. Een andere held is natuurlijk de Zuid-Afrikaan Nelson Mandela, al komen apartheid of Zuid-Afrika nauwelijks aan de orde.
Een zeker ontzag heeft Lindijer ook voor de Oegandese leider Yuweri Museveni en de Rwandese president Paul Kagame, die orde en voorspoed hebben gebracht. Wel jammer dat ze ook zo autocratisch zijn geworden. Over andere leiders valt nauwelijks iets positiefs te melden.
Oost-Afrika
De crises in al die landen zijn niet te begrijpen zonder de ontstaansgeschiedenis te kennen. Lindijer leidt zijn reizen en verhalen telkens goed in. Het eerste hoofdstuk opent met een verbeelding van het prekoloniale Kenia. Buitenlandse handelaren gingen duizend jaar terug al op zoek naar de ‘onuitputtelijke schat aan kaneel, wierookhars en mirre’ achter de zandduinen aan de kust. Dieper landinwaarts wemelde het van ‘de gevaarlijke beesten’ en van ‘krijgshaftige volken’, daar kwam men eerst nog niet. Net voor 1900 legden de Britten een (spoor)weg aan, van Mombassa aan de kust naar het enorme Victoriameer in het binnenland. De tocht voert door de woestijn over een ‘naar de hooglanden klimmende savanne en dan verder langs grillige vulkanen naar het sponsachtige land bij het Victoriameer’. De aanleg eist een hoge tol, leeuwen doen zich tegoed aan meer dan honderd spoorwegarbeiders. Ruim halverwege ontstaat op een plek die enkare nyirobi heet, plek van koud water, Nairobi. In 1906 telt de hooggelegen koele stad 10.000 inwoners. Ruim een eeuw later wonen er 4,4 miljoen mensen. In 1899 bereikt de ‘IJzeren Slang’ het enorme meer.
Terwijl Lindijer als journalist voor de ‘idiote taak’ stond heel Afrika te volgen, ligt de nadruk in dit ruim driehonderd pagina’s tellende boek op Oost- en Centraal-Afrika. In dertien hoofdstukken kruipt de lezer van de jaren tachtig en negentig naar onze tijd toe. Veel verhalen lijken qua structuur op elkaar: er is een calamiteit, de journalist reist af naar het getroffen gebied, verdiept zich in de achtergronden, schrijft zijn verhaal en gaat weer naar huis. Lindijer zit de vele oorlogen en conflicten op de huid, hij is erg sterk in spannende sfeerbeelden en impressies aan de frontlinies en in de hoofdsteden.
De grote lijn in zijn verhaal over Afrika is misschien dat op de ‘vervlogen euforie’ van de jaren tachtig en negentig, een ‘ontluistering van de macht’ rond de millenniumwisseling volgde. Daarna ontstond ‘nieuw elan’. Dat suggereert enige hoop, wat hij in het slothoofdstuk ook een beetje uitwerkt. Deze lezer bekroop eerder een gevoel van radeloosheid: het schiet verdorie niet op.
Journalist in Afrika
Wie is de schrijver? Lindijer werd in de jaren zeventig verliefd op Kenia en viel in 1983 met zijn neus in de boter, toen hij Afrika-correspondent werd voor NRC. Zijn verhalen wil hij schrijven ‘vanuit het perspectief van Afrikanen, hun geschiedenis, cultuur en dynamiek’. Hij trouwt met een Keniaanse, krijgt kinderen en bereist rusteloos het eindeloze continent. Toch weet de domineeszoon uit Nederland ook dat hij nooit helemaal Afrikaan kan worden:
‘Ik was nooit kind in Afrika. Nergens klonk een echo van mijn jeugd. Ik hoefde geen water te halen uit de rivier, ik hoefde geen godvrezend respect te tonen voor ouderen en voorvaderen, en rondwarende geesten joegen me geen angst aan. Ik hoefde nooit te rennen voor een leeuw en ben nooit vernederd vanwege mijn huidskleur’. (13)
Lindijer ziet hoe het continent zich ontwikkelt. Er staat een wolkenkrabber op de savanne. Het Kenia van de jaren zeventig had één tweebaansweg en verder onverharde wegen. Nairobi was toen nog ‘plezierig en groen’, de betere wijken waren ‘Indisch en wit’, kortom een ‘geriefelijke tuinstad’. Hoe anders is dat nu in de miljoenenstad waar hij leerde om te gaan met het chaotische verkeer van chauffeurs zonder rijbewijs of scrupules en met corrupte agenten en politici. Omgaan met bewoners van de sloppenwijken die elk oproer ervaren als uitnodiging om gratis te winkelen; met Maasai-vrienden op het platteland, waar ze… babbelen over ‘koeien, vrouwen, regen en wilde dieren’. Lindijer concludeert:
‘Ik voelde me ver weg en gelukkig. Zo’n bestaan wilde ik altijd leiden’.
Maar hij is ook ongedurig en zo te lezen nooit lang thuis. ‘Journalistiek is een instinct, de uitdrukking van primitieve nieuwsgierigheid en een instinctieve drang om tegendraads te zijn’, schrijft hij. Wat is er mooier dan overal bij te zijn en vragen te stellen? Gevaar lopen vindt hij deel van zijn werk, al moet het niet te dichtbij komen. Erbij zijn als er geschiedenis wordt geschreven, dat geeft voldoening en een geluksgevoel. In de gevechtslinies aankomen geeft zelfs een ‘gevoel van triomf’. Lindijer weet dat gevoel van ‘lugubere extase’ trefzeker op te roepen en over te dragen. Het is die hunkering die de journalist in de gevarenzones brengt, ook als collega’s overlijden, of zijn fouten anderen in gevaar brengen.
Rampencontinent?
Het boek bevat dus vooral oorlogsverslaggeving, met soms een randje valse romantiek. Maar ook andere thema’s komen aan bod. Een ervan is de enorme bevolkingsgroei. Of en zo ja wat Afrikaanse regeringen doen om die demografische bom te demonteren, daarover vertelt Lindijer nauwelijks iets. In relatie tot de klimaatproblematiek – een thema dat evenmin veel aandacht krijgt – is dat een cruciaal vraagstuk. Ander punt: het is niet alleen kommer en kwel in Afrika. Het gaat ‘honderdduizenden mensen beter, er kwamen meer scholen, universiteiten, wegen en innoverende bedrijven’, schrijft hij op pagina 176. Dat staat haaks op het beeld van voortdurende oorlogen, waarover Lindijer vooral schrijft. Zo beklijft weer – wat de schrijver niet wil – het beeld van een rampencontinent.
Mooi is het hoofdstuk over typisch Afrikaanse verschijnselen, de hekserij, voodoo in West-Afrika, traditionele genezers, de opkomst van het blije christendom en de concurrentie met de islam. De nieuwe rol van China blijft onderbelicht.
Niemand kan alles vertellen. We mogen Koert Lindijer dankbaar zijn voor zijn onstuimige betrokkenheid, zijn lef en zijn moed om al die honderden notitieblokjes nog eens door te vlooien. De ‘wolkenkrabber op de savanne’ staat als een huis.
Boek: Wolkenkrabber op de savanne – Koert Lindijer