Dark
Light

Kanttekeningen van Henk Wesseling bij ‘hedendaagse verschijnselen’

Daverende Dingen Dezer Dagen
3 minuten leestijd
Daverende Dingen Dezer Dagen (cc - pixabay - jackmac34)
Daverende Dingen Dezer Dagen (cc - pixabay - jackmac34)

Sinds ze op 21 januari 1793 het hoofd van hun koning hebben afgehakt, hebben de Fransen nooit meer goed geweten wat ze met de staatsinrichting aan moesten. (193)

Henk Wesseling, emeritus-hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit Leiden, geeft zelf toe dat zijn boek Daverende Dingen Dezer Dagen. Kritische kanttekeningen bij hedendaagse verschijnselen (Prometheus, 2018) een verzameling losse bijdragen is. De auteur, jaren columnist bij NRC Handelsblad geweest, meende dat de actualiteit van het afgelopen jaar voldoende aanleidingen bevatte om zijn gedachten weer op papier te zetten. Eén artikel sluit hij zelfs af met de mededeling dat deze 21 maart 2018 afgerond werd.

Daverende dingen dezer dagen
Daverende dingen dezer dagen
Daverende Dingen Dezer Dagen is onderverdeeld in drie secties: ‘Buitenlandse zaken en koloniën’, ‘Onderwijs, cultuur en wetenschappen’ en ‘Van oude en nieuwe Fransen’. Daarmee vat Wesseling indirect zijn carrière samen – als onderzoeker van negentiende- en twintigste-eeuwse geschiedenis specialiseerde hij zich vooral in Frankrijk en in de kolonisatie van Afrika.

In het eerste gedeelte, ‘Buitenlandse zaken en koloniën’, wordt het vaakst naar de actualiteit verwezen. Het afgelopen jaar werd in het nieuws en in opiniekaternen regelmatig over slavernij en kolonisatie gesproken. Wesseling publiceerde eerder Verdeel en heers. De deling van Afrika, 1880-1914 (1991) en Europa’s koloniale eeuw. De koloniale rijken in de negentiende eeuw, 1815-1919 (2003). Net als zijn Leidse collega Piet Emmer pleit hij ervoor dit in de context van de tijd te zien:

Hetzelfde geldt voor discriminatie. Wij zijn er nu allemaal tegen, maar we hebben eeuwenlang en tot vrij recent gediscrimineerd zonder met onze ogen te knipperen, niet alleen in de koloniën en bij de slavenhandel, maar ook in Europa tussen blanke landgenoten onderling. De gelijkberechtiging van man en vrouw is bijvoorbeeld een recente verworvenheid. (82)

Dit gedeelte bevat daarnaast essays over de uniciteit van de Holocaust en over de manier waarop westerlingen in het verleden tegen de islam aankeken. Dat laatste is minder spectaculair dan het hedendaagse publieke debat: een enkele maal was er oorlog met een islamitisch rijk, later werden sommige moslimlanden gekoloniseerd, maar verder verdiepten Europeanen zich niet in die godsdienst. Dat kwam pas met ’11 september’. Alleen de Franse schrijver Ernest Renan (1823-1892) schreef er negatief over – maar die geloofde helemaal niet meer in God.

Hoewel actuele discussies meestal aanleiding waren voor deze stukken, gaat dit gedeelte overwegend over geschiedkundige onderwerpen. Toegankelijk geschreven, maar voor wie geen geschiedenis gestudeerd heeft, zijn deze pagina’s misschien inhoudelijk wat lastiger dan de rest van het boek.

‘Onderwijs, cultuur en wetenschappen’ dekt de lading het minst, in de zin dat de vijf hoofdstukken onderling de minste samenhang hebben. Naast een bespreking van een boek over het existentialisme – eigenlijk geen naoorlogse Franse, maar een vooroorlogse Duitse denkrichting – en beschouwingen over Karel van het Reve bevat het een uiterst lezenwaardige aanklacht tegen de schaalvergroting in het onderwijs. Moeten 27 scholen écht onder één bestuur vallen? Leuk voor (beroeps)schoolbestuurders, maar wat hebben leraren en leerlingen daar aan?

Wesseling, francofiel in hart en nieren, leeft zich uit in ‘Van oude en nieuwe Fransen’. Hij wijst op het belang dat Fransen hechten aan wijn, relativeert het aanzien dat intellectuelen genieten en verwondert zich over de belangstelling voor boeken over ‘déclinisme’, het vermeende verval van Frankrijk. Wie zijn biografie over Charles de Gaulle (die uiteraard ook hier de revue passeert), weet dat zijn liefde voor Frankrijk en Fransen hem niet blind maakt.

Mogelijk is het tweede hoofdstuk, ‘Africa and the Victorians. Van voorbeeld tot zelfportret’, het meest persoonlijk. Het gaat over het gelijknamige boek van de Britse historici Richard Cobb (1920-1999) en John Andrew Gallagher (1919-1980) uit 1961. Alleen bekend bij historici, maar het betekende een paradigmaverschuiving binnen de geschiedschrijving over de koloniën. Bij het schrijven van dit stuk besefte Wesseling, die altijd meer belangstelling had voor het achterhalen van de drijfveren van historische personen dan voor economische en sociale structuren, dat dit boek altijd zijn voorbeeld is gebleven.

Schrijfstijl

In de inleiding vermeldt Wesseling dat ieder essay een op zichzelf staand stuk vormt. Hij verontschuldigt zich voor herhalingen. Dat valt in de praktijk mee, al komt het wel veel voor bij de stukken over Frankrijk.

Wie bekend is met eerder werk van Wesseling, weet dat hij in bijzinnen droog uit de hoek kan komen. Enkele voorbeelden:

De Britse diplomatie werd in het algemeen meer beheerst door geopolitieke argumenten dan door christelijk idealisme. (66)

Wij hebben ook de gelukkigste kinderen, met redelijk goede PISA-toetsen, zij het niet zo goed natuurlijk als de Aziaten met hun geterroriseerde kinderen (105)

De Fransen kunnen veel hebben van hun presidenten, zeker als het om maîtresses gaat, maar ze accepteren niet dat het ambt wordt geridiculiseerd. (199)

Wesseling is het schrijven duidelijk nog niet verleerd. Hopelijk volgt er nog meer.

Boek: Daverende Dingen Dezer Dagen – Henk Wesseling

Bekijk dit boek bij:

Bekijk dit boek bij Historiek Geschiedenisboeken

×