Het huis van mijn ouders staat vol boeken, maar mijn ouders weten dat ze die niet allemaal meer zullen (her)lezen. Daardoor gebeurt het regelmatig dat ik wat boeken meekrijg: ik heb immers de gelegenheid nog wel de boeken te benutten waarvoor ze zijn bedoeld. Dus las ik onlangs de Middelnederlandse versie van het Roelandslied.
De historische achtergrond: in 750 was een einde gekomen aan het kalifaat van Damascus, de daar heersende Umayyadenfamilie was uitgemoord maar er was één overlevende, die in Spanje een Umayyadisch emiraat voor zichzelf begon en lokale potentaten bedreigde, zodat emir Suleyman ibn al-Arabi van Barcelona naar Paderborn trok om zich te plaatsen onder bescherming van Karel de Grote. Die brak zijn campagnes tegen de Saksen af en stak in 778 de Pyreneeën over met – zo vertelt Karels biograaf Einhard – “een zo groot mogelijke troepenmacht”.
Zonder problemen bereikte Karel Girona en Barcelona, de steden waar Suleyman heerste, maar toen ging het mis. De emir van Barcelona had gehoopt om samen met de lokale machthebbers van Zaragoza en Huesca én zijn machtige Frankische bondgenoot de strijd te kunnen aanbinden met het dreigende Umayyadische emiraat in het zuiden. Als beloning zou Karel wat gebieden in het noorden krijgen. De Franken waren echter gekomen met een zó groot leger dat alle Arabieren in Spanje begrepen dat de Franken de complete Ebrovallei wilden annexeren. Noch de wali van Huesca noch zijn collega in Zaragoza betoonde zich erg toeschietelijk, waarop Karel het beleg voor Zaragoza opsloeg. “Uit de gebieden van Bourgondië, Oostenrijk ofwel Beieren komend,” lezen we in de Frankische Rijksannalen, “alsmede uit de Provence en de Languedoc en zelfs uit een deel van Lombardije, bereikten ze de bovengenoemde stad”.
Het was niet het enige leger dat naar Zaragoza kwam, want uit het zuiden kwamen de troepen van de Umayyadische emir, die een buitenkans zag de Ebrovallei in handen te krijgen. Het lijkt erop dat Karel de strijd met het ontzettingsleger aan wilde binden, maar toen kwam het bericht dat de Saksen in opstand waren gekomen. De Franken moesten hun campagne afbreken.
Dat was niet de enige vernedering. Toen Karels leger over de westelijke Pyreneeën wilde terugkeren, vond het de poorten van Pamplona gesloten: de hoofdstad van het christelijke staatje Navarra beschouwde Karel als vijand. Om te verhinderen dat Pamplona door het Umayyadische emiraat zou worden gebruikt als uitvalsbasis voor een campagne ten noorden van de Pyreneeën, liet Karel de stad verwoesten.
Kortom, de Frankische expeditie naar Spanje was totaal mislukt. Karel had Girona en Barcelona bereikt, maar had niet één vijandelijke stad weten te veroveren. De enige stad die hij had weten in te nemen, was die geweest van een bondgenoot. In Pamplona was stevig geplunderd, maar dat was dan ook het enige voordeel dat de Franken hadden bereikt. Nog voor de zomer voorbij was, begon de enorme troepenmacht aan de terugtocht, over de Pyreneeën, over de pas bij Roncevalles.