Kindertransporten 1938-1948: duizenden kinderen gered van nazi’s

4 minuten leestijd
Aankomt van Joodse kinderen in Londen, februari 1939 (cc - Bundesarchiv)
Aankomt van Joodse kinderen in Londen, februari 1939 (cc - Bundesarchiv)

Britse religieuze en overheidsinstanties voerden tussen 1938 en 1948 talloze transporten uit met als doel om Joodse kinderen te redden van de nazi’s. Duizenden jonge Joden en Jodinnen werden op die manier gered van de Holocaust. De Canadese historica Vera K. Fast dook in de vele gepubliceerde memoires van deze ‘kinderen’ en ploos voornamelijk Britse archiefstukken na op het fenomeen van de kindertransporten.

Monument in Londen ter nagedachtenis aan de Kindertransporten - cc
Monument in Londen ter nagedachtenis aan de Kindertransporten – cc
Het resultaat is een onthullend boek – verschenen in 2011 als Children’s Exodus en nu in het Nederlands vertaald – over een onderbelicht aspect uit de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog: Kindertransporten 1938-1948. Hoe duizenden kinderen uit de klauwen van de nazi’s gered werden (Uitgeverij BBNC, 2016).

Het boek geeft inzicht in de handelswijze en motieven van de redders, hoe zij werden opgevangen en hoe hun leven verliep na hun redding. Het boek is…

“in de woorden van kinderpsycholoog Sarah Moshkovitz, een poging om ‘iets levensbevestigends en productiefs te wringen uit de enorme hoeveelheid doden en het oneindige kwaad.’ Dit boek geeft een overzicht en is geen diepgaand onderzoek, maar het behandelt de minder bekende aspecten van het leven van kindervluchtelingen. Het is bedoeld als een extra stem die een poging doet om hun verhaal levend te houden.” (13)

Joden in Duitsland

Interessant en nuttig is meteen het openingshoofdstuk, waarin Vera Fast allerlei achtergrondinformatie naar voren haalt over de Joodse gemeenschap in Duitsland, aan de vooravond van de Tweee Wereldoorlog. De Joden – zowel orthodoxe als geassimileerde – maakten met 525.000 mensen in 1933 minder dan één procent van de Duitse bevolking uit. Van deze groep hadden liefst 100.000 mannen gediend in het Duitse leger tijdens de Eerste Wereldoorlog. 35.000 van deze Joodse Duitsers kreeg een oorlogsonderscheiding, 12.000 sneuvelden er.

Aan de vooravond van Hitlers machtsovername was de Joods-Duitse gemeenschap in overwegend in goede doen. Ze werkten met name in de financiële sector (zoals het bankwezen en de goudhandel), de juridische sector (advocaten en rechters) en de culturele en entertainmentindustrie (filmwereld, schrijvers, journalisten, musici en kunsten).

Hitlers Neurenbergse rassenwetten van 1935 leidden tot een grote uittocht van de Joodse gemeenschap uit Duitsland:

“De Rassenwetten van Neurenberg, ‘de meest duivelse wetgeving uit de geschiedenis van Europa’, zetten de meest lankmoedige Joden op scherp. Eind 1937 had 25 procent van de Joodse bevolking van Duitsland het land al verlaten en nog veel meer Joden waren dringend op zoek naar een inreisvisum voor elk land dat zijn deuren maar open wilde zetten.” (22)

De Kristallnacht van 1938 leidde tot een nieuwe golf van smeekbedes vanuit Duitsland richting het buitenland om Joodse kinderen op te nemen, zowel weeskinderen als kinderen van ouders die de bui voelden hangen en hun kroost in veiligheid wilden brengen. Het ging op dat moment om 60.000 à 70.000 kinderen.

Britse initiatieven

In 1938 kwamen vanuit Britse overheidskringen initiatieven tot de oprichting van een British Committee for the Care of Children from Germany. Er werd aan de oprichting van deze organisatie – die ook kinderen uit Oostenrijk en Tsjechoslowakije zou halen – geen publieke ruchtbaarheid gegeven. De Joodse gemeenschap in Groot-Brittannië beloofde alle onkosten te betalen, een belofte die zij ook gestand deed in de jaren 1930. In allerlei Britse steden werden regionale commissies opgericht. In september 1939 waren er twaalf regionale comités en 65 gebiedscomités, een aantal dat tijdens de oorlog steeg naar 175 gebiedscomités.

Fast beschrijft uitgebreid de afscheidsrituelen bij treinstations, waar ouders hun kinderen op de trein zetten en vaak zelfs achterbleven ‘om nog wat zaken te regelen’. Sommige ouders bedachten zich vlak voor het afscheid en trokken hun kinderen alsnog uit de trein:

“De taferelen bij het afscheid waren vaak chaotisch. Eén kind herinnert zich dat ‘we in het station naar een enorme wachtkamer werden gestuurd die vol zat met huilende en schreeuwende kinderen en ouders’. In een paar plaatsen mochten ouders zelfs het station niet in. (…) Joe Schlesinger herinnert zich hoe ‘we op een houten bank in de buurt van een met teer ingesmeerd urinoir [in een toilet] zaten, terwijl mijn jongere broer, Ernie, naast ons lag te slapen. We zaten op een trein te wachten en hadden onze toevlucht gezocht tot het toilet, omdat we, omdat we Joden waren, niet in de wachtkamer mochten.” (43)

Opvangproblemen

De transporten volgden twee hoofdroutes: per trein vanuit steden als Berlijn, Frankfurt en Wenen, of per schip vanuit Bremerhaven (de haven van Hamburg) naar Southampton. Als de kinderen aangekomen waren, kwamen ze vaak in kindertehuizen terecht of bij christelijke pleegouders. Verscheidene Joodse kinderen werden in deze gezinnen door de ouders gedoopt, ondanks toezeggingen aan de Joodse ouders dat dit bij kinderen tot 16 jaar niet zou gebeuren.

Kindertransporten 1938-1948 - Vera K. Fast
Kindertransporten 1938-1948 – Vera K. Fast
De reden van de plaatsing in niet-Joodse gezinnen, was het tekort aan opvangplekken in Joodse families in Engeland. Kwam er achteraf een plek vrij, dan werden kinderen in meerdere gevallen – onder druk van Joods-orthodoxen – uit gezinnen weggehaald, soms zelf na een jarenlang verblijf in een harmonieus gezin.

Problematische hereniging

Na de oorlog konden slechts enkele honderden van de tienduizenden Joodse kinderen met hun ouders herenigd worden, wat uiteraard vooral door de Holocaust kwam. De hereniging van de uit ballingschap teruggekeerde kinderen met hun ouders was om diverse redenen doorgaans zeer problematisch. Fast schrijft hierover:

“David Lewinski en zijn vrouw Nora vlogen in 1953 naar Duitsland voor een hereniging met zijn vader, die inmiddels opnieuw was getrouwd. Hoewel ze contact met elkaar bleven houden, ontstond er geen nauwe band. Andere kinderen die werden herenigd met hun ouders ontdekten dat de taal een enorme barrière vormde. (…) Velen zagen de culturele en maatschappelijke waarden van hun ouders als ‘vreemd en niet ter zake doend’, waar veel kinderen van kampoverlevenden moeilijk mee om konden gaan. Het leek niet mogelijk te zijn om aan te passen aan hun ‘gekwelde, gemartelde en zenuwachtige ouders; het zien van hun ouders riep al onaangename associaties met vijandige en gevaarlijke omstandigheden op.’ Zoals één kind opmerkte: ‘Hoe moet je je verhouden met een moeder die in Auschwitz is geweest? Ik kreeg een andere moeder terug.’ ” (185)

Boek: Kindertransporten 1938-1948

0
Reageren?x
×