De Oostenrijkse taalfilosoof Ludwig Wittgenstein (1889-1951) is een van de bekendste filosofen uit de twintigste eeuw. Wie was deze bijzondere man? En wat was de kern van zijn analytische filosofie? Een korte biografie van de filosoof Ludwig Wittgenstein.
Het belang van Wittgenstein voor de filosofie was tweeërlei. Ten eerste droeg hij sterk bij aan de ontwikkeling van de taalfilosofie (als pleitbezorger van gewoon taalgebruik). Ten tweede was zijn gedachtegoed van belang binnen de analytische filosofie en voor het denken over logica.
Jeugd, opleiding & werk
Ludwig Wittgenstein werd geboren op 26 april 1889 in Wenen, als Ludwig Josef Johann Wittgenstein. Zijn vader was een grootindustrieel in Wenen en behoorde tot de rijkste familie van de Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie. Al in zijn jonge jaren bleek dat Wittgenstein veel technisch inzicht had. Na basisonderwijs gevolgd te hebben ging Wittgenstein naar de Realschule (middelbare school) in Linz, dezelfde school waar toen ook Adolf Hitler op zat (en waar Hitler later diverse bijzondere anekdotes). Hoewel beiden zes dagen na elkaar geboren werden, zat Adolf een klas lager. Waarschijnlijk was Hitler blijven zitten, of Wittgenstein was intelligenter dan Hitler.
Na de middelbare school besloot Ludwig Wittgenstein in Berlijn werktuigbouwkunde te gaan studeren. Na twee jaar stopte Wittgenstein hiermee en was hij aan de Universiteit van Manchester werkzaam binnen een project waarbij vliegtuigontwerp centraal stond. Wiskunde speelde hierbij een belangrijke rol, waardoor Wittgenstein in contact kwam met de mathematisch ingestelde taalfilosoof Gottlob Frege. Frege zou een grote invloed op zijn denken krijgen en hem inspireren om analytisch naar taal te kijken.
In februari 1912 begon Wittgenstein een opleiding aan de Universiteit van Cambridge (Trinity College). Daar doceerde de filosoof-wiskundige Bertrand Russell, die Wittgenstein invoerde in de grondslagen van (de wiskundige) logica. Wittgenstein studeerde hard, las belangrijke filosofische werken en stelde een manuscript op. De collega-docent van Russell, George Edward Moore, wilde dit werk echter niet als scriptie door laten gaan. Hierdoor kwam Wittgenstein met Russell en Moore in conflict. Rond deze tijd begon Wittgenstein last te krijgen van angsten en depressies.
Gedurende de Eerste Wereldoorlog diende Wittgenstein in het Oostenrijkse leger. Hij vocht, in de voorste gelederen, onder meer in de zomer van 1916 tijdens het Broesilov-offensief tegen Rusland en in 1918 aan het Italiaanse front. Aan het front las hij Leo Tolstoj en maakte hij filosofische aantekeningen, die zouden leiden tot zijn beroemdste werk, de Tractatus logico-philosophicus (1921/22). Dit werk werd, hoewel moeilijk te begrijpen en bediscussieerd, behoorlijk bekend. In de laatste maanden van de oorlog werd Wittgenstein gevangengenomen en verbleef hij enkele maanden in een gevangenenkamp.
In de jaren 1920 hield de goed bemiddelde Wittgenstein – hij doneerde rond die tijd 100.000 Oostenrijkse kronen (toen 50.000 gulden, nu ca. 1,2 miljoen euro) aan een groep – zich bezig met diverse zaken. Hij nam afstand van de filosofie (die meende hij met zijn Tractatus overbodig te hebben gemaakt) en was enkele jaren leraar op een lagere school. Ook werkte hij in de groenvoorziening bij een klooster. Even overwoog hij in te treden, maar deed dit uiteindelijk niet. Tussen 1926 tot 1928 was hij bezig met het ontwerpen en bouwen van een huis in Wenen voor zijn zus. Ook schonk hij haar een groot deel van zijn financiële vermogen.
In 1929 ging Wittgenstein weer terug naar Cambridge. Hij haalde zijn doctorstitel, ging doceren aan Trinity College (als fellow) en werd in 1939 aangesteld als gewoon hoogleraar Filosofie. Zijn functie als hoogleraar filosofie vond hij helemaal niks. Zelf noemde hij zijn werk…
“…een vorm van levend begraven zijn.”
Door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog kwam er (behalve in de jaren 1944-1947) weinig van college geven. Want gedurende deze tijd was Wittgenstein werkzaam als ambulancebroeder en tevens als medisch laborant. In 1947 leverde Wittgenstein zijn leerstoel in. Hij stierf na een ziekbed op 29 april 1951 in Cambridge. Postuum, in 1953, kwam nog het werk Philosophische Untersuchungen uit. Omdat dit werk filosofisch gezien een behoorlijk andere focus had dan zijn eerdere Tractatus, noemde men zijn postume boek ook wel Wittgenstein II.
Kern van de filosofie van Wittgenstein & invloeden
Een hele reeks filosofen, sociologen en andere denkers is van invloed geweest op het gedachtegoed dat Ludwig Wittgenstein ontwikkelde. De Griekse filosoof Plato, verder Augustinus van Hippo, maar ook Immanuel Kant, Baruch de Spinoza, Johann Wolfgang von Goethe, Sigmund Freud, Bertrand Russell, Gottlob Frege, Arthur Schopenhauer, Oswald Spengler en John Maynard Keynes waren van invloed op het filosofische denkraam van Wittgenstein.
Wittgensteins werken zijn ingewikkeld om te lezen en werden/worden door weinig mensen doorgrond. De meest theoretici en filosofen uit zijn tijd (en nog steeds) snappen zijn werk eigenlijk niet. Een van de kerngedachten uit de filosofie van Ludwig Wittgenstein is dat de taal de mens voor de gek kan houden. In de relatie tussen mens (zender of ontvanger) en taal (als verbaal of schriftelijk communicatiemiddel) kan er sprake zijn van misverstanden. Met zijn analytische taalfilosofie gaat Wittgenstein de strijd aan tegen de betovering van de taal. Kort samengevat is de kern van dit idee:
“Filosofie is de strijd tegen de betovering waarmee de taal ons denken (intellect) in haar ban houdt.”
Een basisidee uit de filosofie van Ludwig Wittgenstein is dat de taal de mens voor de gek kan houden. Wittgenstein focust in zijn werken op deze merkwaardige relatie tussen taal en werkelijkheid. Hij acht het als zijn taak om, zoals hij zelf schrijft, filosofen…
“…te genezen van de verleiding om van de gewone taal af te wijken.”
Hiermee presenteert Wittgenstein zich binnen de filosofie als een heraut voor gebruik van gewone taal.
Zijn Tractatus logico philosohicus (Wittgenstein I) behandelde in zeven stellingen de taal in relatie tot het domein van kennis, ethiek, esthetiek en religie. Volgens de filosoof was er alleen sprake van zinvol taalgebruik als deze betrekking had op ‘verifieerbare zaken’, oftewel empirisch waarneembare verschijnselen. Wittgenstein was dan ook een aanhanger van het empirisme, overigens net als zijn grote voorbeeld Augustinus van Hippo (op wie hij later felle kritiek uitoefende).
Volgens Wittgenstein zijn er zaken en verschijnselen die niet in zinvolle taal te vangen zijn. Dit betreft onder meer aspecten die te maken hebben met religie, esthetiek, ethiek en mystiek. Hierover stelde Wittgenstein:
“Waarover men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen.”
Een belangrijke aantekening hierbij is dat ‘moet men zwijgen’ geen dwingend bevel of een gebod is, maar een logische constatering waar niet aan te ontkomen valt.
In zijn postuum verschenen werk Philosophische Untersuchungen (Wittgenstein) uit 1953 slaat Wittgenstein andere wegen in. Volgens de meeste onderzoekers althans, want niet iedereen is overtuigd van een grote zwenking. Wat in elk geval anders is, is Wittgensteins visie op taal. Hij is nog minder optimistisch over taal dan in zijn eerste werk. Taal is, aldus Wittgenstein, eigenlijk te complex om de wereld in een één-op-één-verhouding goed te beschrijven. Taal is dus niet een analytisch middel dat de werkelijkheid één-op-één kan weergeven. Daarom schrijft Wittgenstein over ’taalspelen’.
Lees ook andere biografieën van filosofen
Ook boeiend: Jacques Derrida: filosoof van het deconstructivisme
…of: Michel Foucault: de Franse geschiedfilsoof die ‘anders keek’
Boek: Ludwig Wittgenstein, de biografie
Overzicht van publicaties van Wittgenstein
Citaten & quotes van Ludwig Wittgenstein
“De grenzen van mijn taal betekenen de grenzen van mijn wereld.”
“Filosofie is een soort van verregaande grammaticale verwarring.”
“Waarover je niet kan spreken, daarover moet je zwijgen.”
“Alle filosofie is taalkritiek.”
“Eerzucht is de dood van het denken.”
“De filosofie is een kruistocht tegen de betovering waarmee de taal ons denken in haar ban houdt.”
“Orgel en piano spelen zijn de dans van de menselijke vingers.”
“Als een leeuw kon spreken, zouden wij hem niet kunnen verstaan.”
“De idee van Freud: in de waanzin is het slot niet verwoest, alleen veranderd; de oude sleutel kan het niet openmaken, maar een sleutel van een andere vorm zou het wel kunnen.”
“Het gezicht is de ziel van het lichaam.”
“De dood is niet een gebeurtenis van het leven. De dood beleeft men niet.”
“Indien de zelfmoord toegestaan is, is alles toegestaan.”
“Ook woorden zijn daden.”
“Vreemd toeval, dat alle mensen van wie men de schedels opende, een brein hadden.”
Bronnen ▼
Boeken & artikelen
-Jan Bor en Errit Petersma, De verbeelding van het denken. Geschiedenis van de westerse & oosterse filosofie (7e druk; Amsterdam: Atlas Contact, 2014 [1995]) 601-608.
Internet
-https://www.britannica.com/biography/Ludwig-Wittgenstein
-http://blog.despinoza.nl/log/ludwig-wittgenstein-1889-1951-de-wereld-is-al-wat-het-geval-is-een-werkelijkheid-een-onzegbaarheidstheorie-en-spinoza.html
-https://plato.stanford.edu/entries/wittgenstein/#BiogSket
-https://www.filosofie.nl/filosoof/ludwig-wittgenstein/
-https://citaten.net/zoeken/citaten_van-ludwig_wittgenstein.html
-https://www.volzin.nu/nu_in_volzin/denkers-van-nu-ludwig-wittgenstein/