Met de tentoonstelling het Magnetisch Noorden in Kunsthal Rotterdam, gaat een in Nederland onbekende wereld open. Tachtig werken van de zogenoemde Group of Seven bieden een venster op de ongerepte natuur van Noord Canada, zoals tijdens de eerste helft van de vorige eeuw gezien door de gekleurde blik van Canadese kunstenaars.
Een handzame begrippenlijst onthult het verhaal dat achter deze mooie landschappen schuil gaat. Aan de hand van begrippen als Whitewashing en Culturele-toe-eigening plaatsen eigentijdse waarnemers kritische kanttekeningen bij deze pittoreske werken, waardoor je wel anders gaat kijken. Het doet niets af aan de pracht van de kleurrijke expressieve boslandschappen en de gestileerde impressies van ijsbergen door Tom Thomson en Lawren S. Harris. En dat geldt ook voor Emily Carr’s schilderijen met totems van de First Nations.
Group of Seven
Als aangetrokken door een magneet trokken de kunstenaars van de Group of Seven tijdens de eerste helft van de twintigste eeuw naar de ongerepte natuur van Noord Canada. Het trotseren van weer of (vaker) geen weer in onherbergzame gebieden paste bij hun zelfverkozen imago van de kunstenaar als ‘ontdekkingsreiziger’. Zij lieten zich inspireren door de ondoordringbare wouden van Noord-Ontario, verstilde landschappen rond de grote meren in het oosten, de Rocky’s in het westen en onmetelijke ijszeeën. Als zodanig doorkruist de meest karakteristieke schilder van het stel, Tom Thomson, tussen 1912-1917 de gebieden rond Ontario. Bij zijn ontijdige verdrinkingsdood telde zijn nalatenschap honderden doeken en kleine olieverfschetsen.
Met Lawren S. Harris, A.Y. Jackson en Emily Carr maakte hij deel uit van de kerngroep. Zij verruilden de beslotenheid van het atelier voor de natuur op zoek naar een nieuwe typisch Canadese beeldtaal. In de tentoonstelling is ook werk te zien van kunstenaars die zich later bij hen aansloten: zoals A.J. Casson, Edwin Holgate en Lionel LeMoine FitzGerald. Enkelen waren autodidact, maar Arthur Lismer, J.E.H. MacDonald en Frederick Varley waren in Europa geschoold.
Ook het werk van Emily Carr, aan wie een hele zaal gewijd is, verraadt Europese invloeden. In de vroege twintigste eeuw hanteert zij een op het post-impressionisme geënt palet. Haar felle kleuren maken gaandeweg plaats voor koelere tinten.
De bezoeker ziet expressionistische boslandschappen in weelderige bruingroen tinten en impressies van de Indian Summer geschilderd in tinten van een ‘Indiaanse’ vedertooi. Sneeuwlandschappen, meren met gestileerde ijsschotsen, maar ook doeken waarin Harris de industriële mijnstreken en uitgestorven stadjes heeft vastgelegd. Dat laatste is een gemene deler. Ook in de andere tentoongestelde schilderijen is geen mens te zien. Op een enkel detail en de door E. Holgate prominent geportretteerde houtvester na. In de aan houtkap gewijde tentoonstellingszaal hangt ook Emily Carr’s Reforestation uit 1936, waarin mensen eveneens ontbreken. Maar ze waren er wél.
Totems van Emily Carr; culturele toe-eigening?
Emily Carr en Yvonne McKague Housser waren de enige vrouwen in dit gezelschap. Carr vond haar inspiratie niet alleen in het ongerepte landschap, maar zij was ook gefascineerd door de artefacten van de inheemse bevolking. Zij bracht de totems en beelden van de First Nations dorpen aan de westkust van Canada prominent in beeld. Gemaakt door leden van stammen met namen als de Kwakwaka’wakw, Haida, Gitkan en Tsimshian. De makers zelf zijn onzichtbaar. Gefilterd door de toenmalige Euro-Canadese blik zijn zij buiten beeld gehouden. Het is de vraag of Carr dat bewust deed. Ze wordt enerzijds geprezen om haar impressies van dit erfgoed, maar critici vallen over de manier waarop zij de cultuur van de First Nations terugbrengt tot een stereotypering. Curator Veerle Driessen licht toe dat Carr’s blik gevormd is door haar Victoriaanse opvoeding. Haar werk weerspiegelt het toenmalige Euro-Canadese geloof dat de inheemse cultuur aan het verdwijnen was. Om die reden zouden geen mensen zijn afgebeeld.
In de tentoonstelling is ook een hoofdstuk gewijd aan het begrip culturele toe-eigening. Een zaaltekst licht deze eigentijdse notie toe:
“…het nemen van elementen uit een andere cultuur en die gebruiken voor eigen doeleinden.”
…hetgeen als kwetsend kan worden ervaren ingeval er sprake is van ongelijke machtsverhoudingen, zoals tussen de inheemse bevolking en de Europese nieuwkomers.
De manier waarop Carr culturele uitingen, die voor de inheemse bevolking een bepaalde betekenis hebben, ‘eenvoudigweg’ in haar werk opneemt, zou daarvan een voorbeeld zijn. Hoe Carr hier zelf over dacht? Haar ideeën en reisverslagen zijn opgenomen in Lisa Baldissera’s Emily Carr: Life & Work, uit 2015. Carr’s werk weerspiegelt onmiskenbaar waardering voor de inheemse cultuur.
Indian Act 1876
Ook andere leden van de Group of Seven ontkomen niet aan deze kritiek. En hier hebben de critici een punt. In 1876 werd de zogenoemde Indian Act uitgevaardigd om de cultuur van de First Nations te elimineren. Daartoe werd de inheemse bevolking onder dwang in ca. 2000 reservaten ondergebracht. Tot eind twintigste eeuw zijn naar schatting 150.000 vier- en vijfjarige kinderen van hun ouders gescheiden om hen op Residential Schools op te voeden tot aan de Euro-Canadese cultuur aangepaste burgers. Een aantal van hen stierf een vroegtijdige dood, zoals uit de recente vondst van anonieme massagraven is gebleken. Terwijl ik dit schrijf zie ik op Canvas bij toeval de documentaire Killing the Indian, waarin survivors (…) van deze Residential Schools veelal tot tranen bewogen vertellen over het leed dat hen als kind is aangedaan. Op de katholieke missiescholen werden niet alleen hun vlechten afgeknipt; de kinderen werden letterlijk en figuurlijk afgesneden van hun familie. Ze werden met shocktherapie gefolterd en seksueel misbruikt door priesters. Een door deze jeugd en het daaropvolgende leven misvormde man herinnert zich dat een van de priesters zich ‘after having done his business’ voor zelfkastijding terugtrok. Thans onvoorstelbaar dat de laatste kostschool pas in 1994 werd gesloten!
De inmiddels geactualiseerde Indian Act zou de rechten van de inheemse bevolking en de plichten van de Canadese overheid moeten waarborgen, maar de realiteit is anders. Deze bevolkingsgroepen hebben nog steeds te maken met achterstelling, werkloosheid en met alcohol- en drugsverslaving. Ondanks de in 2015 publiekelijk uitgesproken excuses en de beloofde hulp van president Trudeau is aan deze misère nog geen eind gekomen. Het onrecht dat deze mensen is aangedaan, kan nooit meer ongedaan worden gemaakt.
Magnetisch Noorden
De intrigerende titel Magnetisch Noorden roept associaties op aan de begrippen variatie en deviatie. Wanneer ik mijn geheugen opfris lees ik:
“…het magnetische noorden verschuift en niemand weet waarom.”
Bij navigatie op een naar het magnetisch noorden geijkt kompas, heb je te maken met afwijkingen. Door magnetische velden op aarde ontstaat variatie. Met wat fantasie zou je deze woorden symbolisch kunnen toepassen op de eveneens verschuivende waardering van het werk van de Group of Seven. Met dat verschil dat het waarom hier wel bekend is.
Ook al schitteren de inheemse volken in de schilderijen door afwezigheid, in de tentoonstelling wordt hen wel een podium geboden. In diverse oudere antropologische films zoals Robert Gardner’s, Blunden Harbour uit 1951 komen zij in beeld met dagelijkse bezigheden, ceremoniële dansen en in schrijnende interviews. Oude vrouwen halen droevige herinneringen op aan de gedwongen deportatie naar de reservaten. Eigentijdse audiovisuele werken van de Algonquin-Franse kunstenaar Caroline Monnet en Anishinaabe filmmaker Lisa Jackson bieden een kritisch perspectief, waarmee hetgeen in de geschilderde impressies van het land van hun voorouders ontbreekt wordt aangevuld.
Thema’s
Aan de hand van informatieve wandteksten wordt de bezoeker door de ruime zalen van de expositie geloodst. Met Tom Thomsons Open Window wordt de blik op het Canadese landschap geopend.
Langs kleurrijke impressies van ondoordringbare wouden, bereikt de bezoeker een exclusief aan Emily Carr gewijde ruimte. Hier worden werken getoond waarvoor ze aan de noord-oostkust van British Columbia inspiratie vond: Big Raven en Blunden Harbour van rond 1930. Op deze locatie nam Robert Gardner in 1951 de hier getoonde gelijknamige film op.
Vervolgens ziet de bezoeker werken die en plein air in de wildernis ontstonden. In de schier ondoordringbare wouden sloegen de leden van de Group of Seven met kleine sheltertjes hun bivak op. A.Y. Jackson en Tom Thomson werden één met de natuur, die zij kleurrijk in vereenvoudigde vormen op expressieve wijze in beeld brachten.
Anders dan zijn enigszins bestudeerde schilderijen geven Tom Thomson’s met speelse hand gepenseelde kleine olieverfschetsen een spontane indruk van de ongerepte natuur. Verderop worden impressies getoond van de mijnbouw en houtkap, die voor de papier- en kartonproductie een belangrijke bron van inkomsten vormden. Inmiddels dringt ook in Canada het besef door dat de exploitatie van de bossen ook een keerzijde heeft.
Eind negentiende eeuw neemt de industrialisatie van Canada toe. Door mijnbouw verandert de van oorsprong agrarische samenleving. Van deze ontwikkelingen is de inheemse bevolking de dupe.
De na uitputting verlaten mijnen vormen een inspiratiebron voor de sombere, desolate industriële landschappen van Yvonne McKague Housser, zoals in haar avondlijke impressie Silver Mine, Evening uit 1932 en De Chirico-achtige impressies van uitgestorven spookstadjes door Lawren Harris. Exploitanten zagen meer in de zilvermijnen, die Franklin Carmichael in A Northern Silver Mine tot onderwerp koos.
Noorderlicht
In de laatste zaal staat de Aurora Borealis centraal. Het mysterieuze, dansende noorderlicht vormde niet alleen een inspiratiebron voor het ontstaan van velerlei legendes, maar ook voor artistieke impressies.
Elke inheemse bevolkingsgroep geeft er een eigen interpretatie aan. De Inuit zien in het schichtige lichtspel hun voorouders die met de schedel van een walrus een balspel beoefenen. In de ogen van anderen zijn demonen met lantarens op zoek naar dolende geesten. Weer anderen bezien het noorderlicht als een brug naar het hiernamaals of een godheid die toeziet op het welzijn van zijn volk. Hoe dit ook zij: het Noorderlicht inspireerde deze kunstenaars tot magische werken.
In de één-na-laatste zaal wordt speciale aandacht besteed aan Lawren Harris, van wie we eerder de Miners’ Houses in Nova Scotia zagen. De karakteristieke werken in deze zaal tonen een nieuwe beeldtaal, waarin Harris de essentie van de door hem waargenomen ijsbergen en –schotsen in een vereenvoudigde, gestileerde vormentaal heeft vastgelegd. Mooi verbeeld in zijn Mt.Lefroy uit 1930. Maar met zijn nationalisme ontkomt Harris evenmin aan hedendaagse kritiek. Met zijn lege landschappen zou hij het koloniale narratief van een terra nullius – een totaal onbewoond gebied – gesuggereerd hebben.
Zijn we weer terug bij af en wordt de in de late negentiende en vroege twintigste eeuw als bevrijdende ervaren l’art pour l’art gedachte hier losgelaten?
In het museumpark zie ik even later het silhouet van een enorme zwartgeverfde metalen vogel. Het doet me denken aan Emily Carr’s Big Raven en het gesprek dat ik kort tevoren had met curator Martina Weinhart van de Schirn Kunsthalle in Frankfurt. Gevraagd naar de betekenis van Carr’s Big Raven antwoordt zij ‘that is a bit tricky’. Betreden we ook hier het glibberige terrein van culturele toe-eigening? Zonder de betekenis prijs te geven beantwoordt zij mijn vraag met de First Nations slogan: Nothing About us, Without us….
De symbolische betekenis van de zwarte Raaf is niet eenduidig, leert Google mij. Afhankelijk van de context is het gebruik van de vogel voor meerdere uitleg vatbaar. De vogel kan staan voor verlies, een slecht voorteken, maar kan ook fungeren als medium tussen de aardse en spirituele wereld. Op een begraafplaats staat ze voor de dood. Maar de Haida zien de raaf als brenger van levenschenkende krachten van de zon, de maan, de sterren en het vuur.
Boek bij de tentoonstelling: Magnetic North. Imagining Canada in Painting 1910-1940